Forum godinnen en beeldvorming
 weblog | godinnen | forum home ||

De duivel

Algemene onderwerpen over godsdienst en mythologie.
Vergelijking verschillende godsdiensten, mythen, rituelen enz.

De duivel

Berichtdoor willy » vr 29 dec , 2006 16:57

Els, Misschien moeten we eens een topic openen over de 'oorsprong van de duivel'.

Een korte geschiedenis van de duivel, (Wolf)

"De Satan", zegt het Vaticaan, " is nog altijd verantwoordelijk voor veel kwaad in de wereld. "
Veel kwaad. Is de duivel minder kwaad geworden of zijn er nieuwe bronnen van Kwaad opgestaan? Vroeger, in de goede oude tijden, was hij goed voor alle kwaad. Misschien mogen wij de dag nog beleven waarop het Vaticaan toegeeft dat het christendom in alle verschijningsvormen al 2000 jaar verantwoordelijk is voor héél véél kwaad.

Maar nog is Rome niet verloren. Het Vaticaan vaardigt in het laatste jaar van de eeuw - en naar het hoopt, het laatste jaar van de wereld als zodanig - nieuwe regels uit voor exorcisme en waarschuwt dat psychiatrische ziektebeelden niet verward moeten worden met duivelse bezetenheid. Er wordt daarbij niets gezegd over een grondig onderricht in het handboek voor diagnostiek van psychiatrische stoornissen, de “Diagnostic and Statistical Manual” (DSM). Ik hoop toch niet dat het onderkennen van dit soort stoornissen afhankelijk is van de openbaringen van de Baas zelf, want we weten maar al te goed dat communiceren niet Zijn sterkste kant is. Maar dit terzijde. Ik ga ook niet in op uitspraken van de paus over de duivel als “kosmische leugenaar en moordenaar”; iedereen met een beetje verstand weet dat zelfs “Pot. Ketel. Zwart.” een nog te vriendelijke respons is op deze aantijgingen. Dit is geen korte geschiedenis van het christendom, dus ik laat het rusten.

Op zoek nu naar de geboorte van de bron van het kwaad. Ik ben geneigd dit moment in de historie vlak na het jammerlijk overlijden van de uitvinder van het masochisme te plaatsen - zo rond het ontstaan van de eerste christengemeente. Maar is dat ook zo?

Van de prehistorie weten we feitelijk niet veel af. Onze voorouder de Cro-Magnon-Mens leek al een zeker religieus besef te hebben, getuige de begrafenis-riten van dit volk. De grafische symbolen uit die tijd lijken te duiden op een verering van de levenskrachten in voorstellingen van de zon, de geslachtsorganen, de godin van de vruchtbaarheid. Maar het is vrije speculatie om uit deze symbolen of de voorstellingen van dieren een specifiek “kwaad” symbool te kiezen; het ontbreekt ons aan geschreven bronnen die dergelijke speculaties bevestigen.

In het Neolithicum, tussen 60.000 en 8000 voor christus, richt het religieuze gevoel zich volledig op de verering van het leven en vooral op de zon. In Midden-, Oost-, en Noord-Europa wordt geen bewijs gevonden van een tegenhangende kracht die de plaats van de duivel inneemt. Elders op de wereld vinden we vruchtbaarheidsbeeldjes, een moedergodin, die velen nu zouden bestempelen als afstotend en angstaanjagend - een uiterst subjectief oordeel dat niet hoeft op te gaan voor de tijd waaruit de beeldjes stammen. Zelfs in onze tijd verschillen de opvattingen over wat goed en mooi is en wat afstotelijk en “duivels”, wereldwijd hemelsbreed.

In tal van oude, “primitieve” culturen - op de eilanden in het Pacifisch gebied, in Afrika, Australië, Azië - treffen we een drukbevolkt pantheon met goden, godinnen, demonen, hogere en lagere geesten. Door onderhandelingen, rituelen, offers en tussenpersonen, kon het kwaad, dat toesloeg in de vorm van ziekte en rampspoed, worden afgewend of vermeden.Veel hogere machten waren van dualistische aard, niet altijd helemaal goed, niet altijd helemaal slecht. En bovenal, elkaar aanvullend en in evenwicht brengend. Goden en tegen-goden. Krachten en tegenkrachten. Uiteindelijk allen manifestaties in aspecten van één alomvattende Bron.

In Azië is deze gedachte verwoord in de Veda’s. Het vedisme is de bron van alle grote, in India geboren religies, zoals het hindoeïsme, het boeddhisme, het jaïnisme, het taoïsme en het shintoïsme, en werd omstreeks 1500 voor christus door de Perzen op het Indiase subcontinent ingevoerd. Het vedisme maakte een lange ontwikkeling door die tot uitdrukking komt in de laatste geschriften, de Upanisjaden, waarin tenslotte het dualisme verdwijnt : de essentie van het bestaan, het Brahma, is Atman, een onveranderlijke en eeuwige entiteit. Het Brahma is de opperste gelukzaligheid en als dat de essentie van het universum is, is daarin geen plaats voor het kwaad, dat daarmee tot een illusie van de menselijke geest wordt.

Rond 2000 voor christus kwam er beweging op het Europese land. Vanuit het huidige Zuid-Rusland zwermden horden ruiters naar de kuststreken van de Kaspische Zee en de Perzische Golf, naar Griekenland en Anatolië, Zuid-Scandinavië, Finland en zelfs de Britse eilanden. Deze Indo-Europese kolonisatie vormde de grondslag van onze hedendaagse westerse cultuur, inclusief onze talen en een religie waarin één enkele God tegenover één enkele duivel stond. Perzië is de geboorteplaats van de meeste monotheïstische theologiën; van de joodse, christelijke en islamitische engelen en aartsengelen, en van de Duivel. Want het thema waar de hele Perzische godsdienst om draaide, was de zaligheid (impliciet het bestaan van zonde, een oordeel van de ziel na de dood, bestraffing in een stinkende en brandende onderwereld die uiteindelijk bij het laatste oordeel ophoudt te bestaan); en wie “zaligheid” zegt, zegt ook “verdoemenis” en wie “verdoemenis” zegt, zegt “Duivel”.

Het is treffend dat hij ter wereld kwam in het gebied op aarde dat waarschijnlijk de langste en oudste onafgebroken aanwezigheid van mensen heeft gekend. De Perzen hadden de mythe van Mitra, de beloofde Heiland wier komst was voorspeld; hij werd als baby geboren in een grot. Mitra was de hemelse bemiddelaar tussen de antagonistische goden Ahoeramazda (de Goede) en Ahriman (de Slechte); deze beide goden waren weer voortgebracht door een onverschillige wereldschepper. Tussen goed en kwaad bestond een wankel evenwicht maar uiteindelijk zouden beide verdwijnen als het goede zou hebben overwonnen.

Omstreeks 600 v.c. verscheen de priester en magiër Zoroaster (Zarathoestra) ten tonele, die voor grote religieuze hervormingen zou zorgen. Sowieso verbood Zoroaster het offeren van dieren, een religieuze uiting die in zijn tijd orgiastisch werd volbracht. Zoroaster zelf was een welhaast mythische figuur, de onmiskenbare voorloper van Jezus Christus. Zo zou hij, tien eeuwen voor Jezus’ verzoeking in de woestijn te boek werd gesteld, door Satan zijn aangezet tot verloochening van zijn geloof; de strijd zijn aangegaan met de demonen, die hij verslagen zou hebben.

Zoroaster hervormt het vedisme en maakt van de oude drie-eenheid een monotheïstische godsdienst; alleen Ahoeramazda blijft over om te aanbidden als schepper van hemel en aarde, van de geestelijke en materiële wereld, de soevereine wetgever, opperrechter, meester over dag en nacht, centrum van de natuur en de uitvinder van de morele wetten. Ahoeramazda wordt mannelijk en heeft geen levensgezellin. De andere godheden dalen af in rangorde en zijn nu demonen. Van dubbelzinnigheid in de aard van de goden is na Zoroaster geen sprake meer.

Ahriman wordt de vertegenwoordiger van het kwaad. Zijn discipelen zijn nu “volgelingen van de leugen” en Ahriman krijgt een heel leger oude goden toegewezen die in verband worden gebracht met de dood, ziekten, geweld, woede, misdaad, zinnelijke begeerte, leugen, hoererij en onmatigheid. Hij zou in voortdurende strijd zijn verwikkeld met zijn tweelingbroer, de god van het goede; deze strijd zal uiteindelijk op een grote oorlog uitlopen en aan het eind daarvan stuurt de hemel een grote koning, Mitra, de Heiland die de machten van het kwaad zal overwinnen. In het leger van Ahriman treffen we heel wat bekende namen van duivels en demonen die tot op de dag van vandaag dezelfde zijn gebleven ondanks hun lange reis van Perzië door jodendom, christendom en islam.

Goed en kwaad, de eeuwige strijd, apocalyptische profetieën, de komst van een geïncarneerde Heiland, de opstanding van de doden, eeuwige verdoemenis of het eeuwige paradijs : niets nieuws onder de zon zou Prediker terecht opmerken. De priesterstand - magiërs! - schaarde zich tenslotte achter Zoroasters leer en gingen op hun beurt het dualisme goed-kwaad dicteren. Hun kaste was gaandeweg zijn invloed aan het verliezen ten gunste van de krijgers, en dankzij de hervormingen werd hun positie in de samenleving weer flink versterkt. Feitelijk waren ze uit op méér dan religieuze macht; wettelijke macht was waar ze aanspraak op maakten en het liefst hadden ze een magiër op de troon gezien zodat de seculiere en religieuze leiding in dezelfde handen was. Politieke motieven stonden dus aan de wieg van de geboorte van de Duivel, die geboren werd omstreeks de zesde eeuw v.c. in Perzië; priester-magiërs waren de eersten die hem welkom heetten.

In Mesopotamië (Babylonië, Assyrië, Soemerië), tussen de Tigris en de Eufraat ongeveer in het huidige Irak gelegen, waar omstreeks 6300 v.c. het weven werd uitgevonden, rond 6000 v.c. de eerste wilde runderen getemd werden, rond 3700 de eerste stadstaten ontstonden, in 3400 het wiel werd uitgevonden en omstreeks 3100 het schrift - waardoor wij vierduizend jaar na dato nog het Babylonische Gilgamesj-epos kunnen lezen en een beschrijving van de zondvloed die de goden over Mesopotamië lieten komen - waren de goden jaloers en wraakzuchtig van aard, verdeeld over verschillende “lagen”, een hemels pantheon en een aards pantheon. Zo waren zeven archetypen van hoofdgoden te onderscheiden - van streek tot streek weer onder andere namen en eigenschappen bekend - : Anoe, meester van de hemel en vader van de andere goden; Nintoed, moedergodin van de goden (niet verbonden met Anoe); de hemelse maagd Inanna; Enlil, god van de aarde (de wereld van het aardoppervlak tot aan de onderwereld), en zijn vrouw Ninlil; Enki, de god van het water en zijn vrouw Damkina. Het totaal van goden was gigantisch : meer dan vierduizend. Onder hen echter geen enkele duivel.

Er was wel zonde, de opvatting dat het kwaad inherent is aan het bestaan en bemiddeling voor de mensen bij de goden. Voor de Mesopotamiër is de wereld van de levenden nauw verbonden met die van de doden, waarbij de macht van de onderwereld groter is dan die van de hemel. De dood en het kwaad worden vertegenwoordigd door de vrouwelijkheid van de heerseres van de onderwereld, de zus van Inanna, Eresjkigal, de vrouw van Nergal de hemelgod. Hier reeds lag de “kiem van de oerzonde” in vrouwelijke seksualiteit! Eresjkigal is de voorloopster van Eva en van Lilith, Adams eerste vrouw.

De Mesopotamiër had angst voor zijn goden en die angst sijpelt door in de mesopotaanse geschriften. Die heilige vrees werd weer overgenomen door de joden, die hun tien geboden aan het Babylonische wetboek Hammoerabi ontleenden en van hen tevens het scheppingsverhaal Genesis overnamen. De Mesopotaanse scheppingsmythe is zonder meer “interessant” te noemen. De mens zou geboren zijn uit het bloed van Kingoe, de (slechte) zoon van de draak-godin Tiamat, die hem tot heer van de goden wilde verheffen. Hij werd echter gedood door de oordeelsgod Mardoek omdat hij wanorde in de kosmos teweegbracht. Begint hier een belletje te rinkelen? “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster!”

Hoe dan ook, het kwaad zit de mens dus letterlijk in het bloed! Dan werd de mens nog voortdurend belaagd door demonen die hem tot zonde wilde aanzetten; hij kreeg vanaf zijn geboorte een goddelijke beschermer toegewezen die hem op het rechte pad moest houden. Ziehier de mens, gevangen in het door goden geweven web van goed en kwaad, en wie is de dupe? Hijzelf, want iedere misstap kan eeuwige verdoemenis betekenen! Ook hier een gedegen machtspositie voor de religieuze leiders die het volk stevig onder de duim hielden. Geen duivel, wel de zonde.

De Duivel en de Erfzonde. De erfenis van Meden en Perzen die de geopenbaarde monotheïstische godsdiensten meenamen, in het jodendom, het christendom en de islam. Perfecte werktuigen om de mens eronder en de priesters erboven te houden. Vierduizend jaar later is het einde nog niet in zicht. Maar wat zijn mythen meer dan de verklaringen van mensen voor wat ze niet weten en niet kunnen begrijpen; wat zeggen de goden anders dan wat in de geest van de mens leeft? Goden, demonen en duivels zijn allen afkomstig uit dezelfde universele vraagstukken waarop wij nooit een antwoord zullen krijgen: waar komen we vandaan, hoe is het leven ontstaan, hoe kwam de wereld tot stand, wat gebeurt er met ons als we sterven, na al die jaren van inspanning, leren, groeien en geloven? De nieuwe goden zijn buitenaardse wezens of onbereikbare televisie persoonlijkheden, naast de oude goden nemen ze hun plaats in om onze onwetendheid te sussen.

Voor de Satanist bestaan "waarheden" alleen wanneer hij deze heeft onderzocht en getoetst. Er is voor hem dus geen God en er is geen Duivel. Hij is zijn eigen god, zijn eigen redder, zijn eigen ergste nachtmerrie. Zijn zonden zijn hem niet opgelegd, zijn te vermijden, leiden niet tot eeuwige verdoemenis; en meer nog, de zonden van de wereld vormen zijn bronnen van vreugde en genot.

Wat wij "Satan" noemen, is de Kracht die de aarde heeft bezield vanaf het eerste moment; de Kracht die het Leven in beweging zette, die verandering teweegbrengt, die tegenover inertie staat, want stilstand is dood. De mens heeft, zoals we ook hierboven zagen, in zijn lange geschiedenis vele goden geschapen en weer afgedankt. Juist de afgedankte goden stonden vaak voor die aspecten uit de menselijke natuur die de Satanist in ere houdt, en zo kon het gebeuren dat de verguisde goden werden opgenomen in het symbolische Satanische pantheon.

We hoeven ons dus niet bedreigd te voelen door wat een oude man in Rome in zijn oneindige dwaasheid nieuw leven inblaast. Spelletjes voor de ziel. Uit puur magisch oogpunt schuilt echter een addertje onder het gras. Wat is magie? Door uiterste concentratie van de wil bewerkstelligen dat gebeurt wat jij wilt dat gebeuren moet. Het reorganiseren van de aardse krachten, als het ware, en deze een andere kant op sturen. Hierin, in de kracht van de menselijke geest en wil, schuilt tegelijk het gevaar van het exorcisme, een uiterst krachtig, duister, eeuwenoud ritueel waarin de beoefenaars ervan voor 1000% geloven. De exorcist roept zijn eigen duivels en demonen op. Hij creëert wat hij uitdrijft! De gevolgen hiervan voor hun slachtoffer kunnen desastreus zijn - denk aan psychische stoornissen. En vraag je ook eens af wat precies de exorcist mogelijk in werking stelt.
Zal de mens tenslotte eeuwig branden in het vuur dat hij zelf heeft aangestoken?

Dit artikel is grotendeels een samenvatting van het boek “De Geschiedenis van het Kwaad; historie, legenden en beeldvorming van de Duivel” door Gerald Messadié, Tirion, 1993. ISBN 90-5121-449-9. (545 p.)

Laatst bijgewerkt door willy op vr 29 dec , 2006 18:58, in totaal 1 keer bewerkt.
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Licht op Lucifer

Berichtdoor willy » vr 29 dec , 2006 18:54

Licht op Lucifer (Ina Belderis)

Is er een verschil tussen Lucifer en Satan? In het westen zal men doorgaans zeggen dat ze dezelfde zijn. Vooral zij die in fundamentalistische kringen verkeren, zullen Lucifer beschouwen als een aartsengel die uit de gratie is gevallen en op grond van “zondige trots” uit de hemel werd geworpen. Zijn “zonde” was dat hij dacht gelijk aan God te zijn en tegen Hem rebelleerde. Deze opstandige engel staat bekend als Satan, Lucifer of de duivel, die ons verleidt om kwaad te doen. Een van de slechtste dingen waartoe Lucifer ons probeert aan te zetten, zo wordt gezegd, is ons te laten denken dat wij God zijn. Dat betekent dat zij die geloven dat al wat leeft in diepste wezen goddelijk is, er vaak van worden beschuldigd de zonde van Satan te begaan, of onder invloed van Lucifer te staan. Waar komen deze ideeën over Satan en Lucifer vandaan? Zijn ze op bijbelteksten gebaseerd?

Lucifer betekent lichtbrenger, van het Latijnse lux “licht” en ferre “dragen” of “brengen”. Het woord Lucifer vindt men in de bijbel maar op één plaats – Jesaja 14:12 – maar alleen in de Engelse King James’ vertaling en in de vertalingen die zich daarop baseren : “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, O Lucifer, zoon van de dageraad!...

” In de New Revised Standard Version wordt dezelfde passage als volgt vertaald “Hoe bent u uit de hemel gevallen, O dagster, zoon van de dageraad!”

In andere vertalingen vinden we : “O schitterende ster van de dageraad!” (Moffatt) of “O morgenster, zoon van de dageraad!” (Hebreeuwse bijbel).

De King James vertaling is gebaseerd op de Vulgata, de Latijnse vertaling van Hieronymus. Hieronymus vertaalde het Hebreeuwse helel (heldere of schitterende) met “lucifer”, wat een redelijk Latijns equivalent was. En toch werd deze lucifer, de heldere of de lichtbrenger, door velen gezien als de naam voor Satan, de Heer van de Duisternis.

In Jesaja 14 beschimpt de profeet de koning van Babylon : “In de symbolische taal van de Hebreeën, . . . betekent een ster een beroemde koning of vorst... De monarch waar hier naar wordt verwezen, en die alle andere koningen in koninklijke pracht overtreft, is als de voorbode van de dag, die met zijn schittering de glans van de omringende sterren overtreft.” Er zijn mensen die beweren dat de werkelijke entiteit die in deze passage wordt toegesproken Satan is, maar daar is geen bewijs voor.

Integendeel, in Jesaja (14:16) lezen we : “Is dit de man die de aarde deed sidderen,...?”, en in (14:18) “De koningen van de volkeren liggen allen met ere, elk in zijn eigen graf; maar u bent verbannen ... “(1) Dit lijken duidelijke verwijzingen naar een mens, de koning van een volk, en niet naar een aartsengel.

Er is nog een andere reden waarom het geen zin heeft om Jesaja 14 te lezen als een verwijzing naar de duivel : de traditionele rol van Satan in het Oude Testament. Satan komt van het Hebreeuwse satan dat “tegenstander” betekent. Volgens Strong’s Concordance komt dit woord voor in 1 Kronieken, Job, Psalmen en Zacharia. In Psalmen wordt “satan” gebruikt in het meervoud (aanklagers) en in onbepaalde zin (een aanklager). In Kronieken en Zacharia is het gebruik ervan dubbelzinnig, terwijl in Job “satan” als De Aanklager alleen in de eerste twee van de 42 hoofdstukken verschijnt. Het is echter belangrijk te bedenken dat de teksten van het Oude Testament pas hun “uiteindelijke” versie bereikten na de Babylonische ballingschap. Vóór deze ballingschap is er geen aanwijzing in de Hebreeuwse geschriften van een Aanklager als een kracht die God tegenwerkt, en zelfs na de ballingschap blijft het twijfelachtig. Hoewel het verhaal van Job heel oud is, wordt de uiteindelijke versie na de ballingschap gedateerd, nadat de Hebreeën in contact waren gekomen met de dualistische religie van Zarathustra met zijn goede en kwade god.

Er bestaat zelfs verdeeldheid onder deskundigen van het Oude Testament over de vraag of het kwade en Satan überhaupt wel met elkaar in verband moet worden gebracht. Sommigen zeggen dat Satan oorspronkelijk niet werd beschouwd als slecht, maar men hem geleidelijk met zijn onaangename functies is gaan vereenzelvigen. Volgens deze benadering is Satan nog steeds Gods dienaar. Er is veel in het Boek Job dat deze opvatting lijkt te steunen. Satan verschijnt alleen in de eerste twee hoofdstukken en verdwijnt dan. Sommigen geloven dat de eerste twee hoofdstukken veel later werden toegevoegd, want in het laatste hoofdstuk lezen we : “... ze betoonden hem sympathie en troostten hem voor al het kwaad dat de Heer over hem had gebracht” (42:11).

Het schijnt dat de Hebreeën geen duivelachtige macht als tegenstander van God kenden. Satan, of de Satan zoals hij vaak wordt genoemd, is een engel aan het hof van God met als functie een aanklager (zie Job 1:6). Er zijn ook aanwijzingen dat alles wat “slecht” is samen met alles wat “goed” is van God komt, en niet van Satan. In Jesaja 45:7 zegt God : “Ik vorm licht en schep duisternis, ik bewerk het heil en schep onheil; ik de Here doe dit alles.” Valentine’s Jewish Encyclopedia bevestigt het idee dat er een radicaal verschil is tussen de opvatting ten aanzien van Satan in het Oude Testament en hoe hij wordt gezien in het Nieuwe Testament, en dat zijn nieuwe rol zich niet heeft ontwikkeld uit zijn oorspronkelijke rol : er zijn geen verwijzingen “naar opstandige engelen in enig voorchristelijk boek... De figuur Satan in respectievelijk de Hebreeuwse bijbel en het Nieuwe Testament benadrukt het verschil in opvatting. Er is geen sprake van een ontwikkeling maar van een fundamenteel verschil... Het Perzische denkbeeld van twee tegengestelde rijken heeft alleen in de christelijke literatuur, met Satan als de tegenstander van God, standgehouden.”(2)

Er is feitelijk zeer weinig in het Oude Testament om het idee van Satan als rebellerende engel en de macht die God tegenwerkt te steunen. Hij wordt in het algemeen gezien als een hemelse officier van justitie of aanklager die onder God ressorteert, en dit versterkt het argument om in de passage in Jesaja 14:12 niet de figuur Satan te lezen. Jesaja is een van de oudere boeken in de bijbel en beslist van vóór de ballingschap.

Als er geen stevige bijbelse basis is om Lucifer in verband te brengen met Satan, waar komt het verhaal dan vandaan dat hij een opstandige engel is en als gevolg van zijn trots ten val kwam? De christelijke Kerk legde een verband tussen Jesaja 14:12 en Lucas 10:18 (“Hij zei tot hen : ik zag Satan als een bliksem uit de hemel vallen.”). Dit ongegronde, nietbijbelse verband tussen Lucifer en Satan heeft geleid tot het veel voorkomende misverstand dat Lucifer een andere naam is voor de duivel.(3)

Als men bedenkt dat Lucifer de morgenster of Venus is, ziet men aan de hand van een drietal passages uit het Nieuwe Testament waar de morgenster wordt genoemd, hoe absurd het is om hem in verband te brengen met de duivel :

En we achten het profetische woord daarom des te vaster, en u doet er goed aan erop te letten als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. – 2 Petrus 1:19

... van mijn Vader. En aan wie overwint zal ik de morgenster geven. – Openbaring 2:28

Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden om u dit mede te delen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en de afstammeling van David, en de blinkende morgenster. – Openbaring 22:16


Alle drie verwijzingen naar de morgenster slaan op Jezus of op dingen die Jezus zegt of geeft. In de Vulgata wordt het woord “morgenster” in 2 Petrus zelfs vertaald met lucifer. Op de twee andere plaatsen staat stella matutina.

Het is een raadsel waarom men “bliksem” in verband zou moeten brengen met Satan in Lucas 10:18, vooral als men er twee andere verwijzingen in Het Nieuwe Testament, Matthëus 24:27 en Lucas 17:24, bij betrekt. Deze twee verwijzingen brengen bliksem in verband met de mensenzoon of Jezus en met zijn tweede komst, wat begrijpelijk is wanneer men de religieuze symboliek van de oudheid bestudeert : “In het joodschristelijke denken is bliksem een symbool van de directe aanwezigheid van God ... of van het laatste oordeel.”(4)

Zelfs als we aan de vraag hoe we de “tegenstander” van God zouden moeten noemen voorbijgaan, blijft het een feit dat het verhaal van een opstandige engel die ten val kwam als gevolg van zijn trots helemaal niet in de bijbel voorkomt. Sommigen beweren dat de gevallen Satan vanaf het begin aanwezig is, al komt zijn naam niet voor in Genesis. Paulus opperde dat de slang Satan was, en impliceerde dat Satan Adam verleidde. Maar de meeste vroege kerkvaders geloofden dat Satan pas na Adam ten val kwam. Het kostte de Kerk meer dan 200 jaar om vast te stellen dat de zonde van Satan trots was, dat hij ten val kwam vóór de schepping van de mens, en dat hij de slang was die Adam en Eva verleidde.

Om het verhaal te vinden van de val van Satan moeten we andere bronnen dan de bijbel raadplegen. Tussen ruwweg 200 v.Chr. en 150 n.Chr. werd veel geschreven, waaronder de Apocriefen en de Pseudepigrafen. Sommige van deze geschriften zijn apocalyptisch – ze doen voorspellingen van rampen en van het einde van de wereld. In deze literatuur kan men de ontwikkeling zien van het idee van een boze geest, maar zelfs in de apocalyptische literatuur wordt de duivel niet volkomen slecht in zijn oorsprong en essentie. Veel van de boeken uit deze periode weerspiegelen de ellende van het joodse volk door de onderdrukking van Syrië en Rome. Hun geschriften gaan over visioenen van het einde van de wereld, waarbij de wereld in de macht is van de duivel, en de Messias de duivel overwint en een nieuw tijdperk van rechtvaardigheid vestigt.

Het Boek Henoch wordt door velen gezien als een van de vroegste en belangrijkste verslagen van de gebeurtenissen aan het hemelse hof (van engelen). Het beschrijft ook de opstand van de engel Satanaïl, en dat hij uit de hemel wordt gestoten (2 Henoch, hfst. 29, alleen in het lange manuscript). Sommige onderzoekers denken dat dit betekent dat het samensmelten van Satan en Lucifer teruggaat tot de eerste eeuw. Een nieuwe datering van 2 Henoch geeft echter een datum na de derde eeuw, misschien zelfs de zevende. Daarom wordt door anderen naar voren gebracht dat Origenes (Exhort. 18) waarschijnlijk de uitvinder was van het vereenzelvigen van Lucifer met Satan.(5) Het leven van Adam en Eva (Vita), een joods geschrift dat door geleerden tussen 200 v.Chr. en 200 n.Chr. wordt gedateerd, verhaalt dat Satan aan Adam en Eva vertelt dat zijn val uit de hemel het gevolg is van zijn weigering om Adam, het beeld van God, te vereren. Een soortgelijk verslag wordt ook aangetroffen in de Koran (S 2:34). Deze legenden weerspiegelen een thema dat nauw samenhangt met de oorspronkelijke “trots” die leidde tot de zogenaamde val van Satan.
Omdat het Oude Testament trots of de zondeval niet in verband brengt met Satan, de duivel of de tegenstander, bestaat de enige “ondersteuning” voor deze gedachte uit een verkeerde interpretatie van de val van Lucifer (de koning van Babylon), en uit bepaalde passages in het Nieuwe Testament. Maar het Nieuwe Testament geeft over de val van Satan als gevolg van trots evenmin duidelijke informatie. Er is één plaats waar Lucifer in verband wordt gebracht met trots en dat is in Miltons Paradise Lost. Hij “gaf die naam aan de demon van zondige trots”.(6)

Het schijnt dat het hele verhaal van Lucifer als Satan, de gevallen opstandige engel, is gebaseerd op nietcanonieke bronnen : de zogenoemde Apocriefen en Pseudepigrafen. Er zijn ook veel voorchristelijke mythen en allegorieën die verhalen bevatten over Lucifer, wat de Latijnse naam is voor het Griekse Eosphoros. In zijn Theogonie spreekt Hesiodus over twee goddelijke wezens, de broers Eosphoros (de morgenster) en Hesperos (de avondster). Ze zijn de kinderen van Astraios (de sterrenhemel) en Eos (de dageraad). De ochtendster, evenals de Maagd van de Zee, is een van de titels die wordt gegeven aan de Goddelijke Moedergodinnen zoals de Romeinse Venus, de Foenicische Astarte, de joodse Ashtöreth, en de latere christelijke Heilige Maagd. In de oudste Zoroastrische allegorieën wordt verondersteld dat Mithra de planeet Venus heeft overwonnen. In de christelijke traditie verslaat Michael Lucifer.
De planeet Venus die voor de zon opkomt als morgenster is de lichtbrenger, de eerste lichtstraal.

Verwijzingen :
A Cyclopedia of Biblical Literature, John Kitto ed., 3rd. ed., J.B. Lippincott and Co, Philadelphia, 1866, 2: 857-8.
Valentine’s Jewish Encyclopedia, A.M. Hyamson & A.M. Silberman eds., Shapiro, Valentine & Co, Londen, 1938, blz. 36.
“Lucifer”, Harper’s Bible Dictionary, Paul Achtemeier, gen. ed., Harper & Row, San Francisco, 1985.
“Lightning”, Dictionary of Symbolism, Hans Biedermann, A Meridian Book, Penguin Books, New York, 1992.
Satan : The Early Christian Tradition, Jeffrey Burton Russell, Cornell University Press, Ithaca, 1991, blz. 130 & vn.
“Lucifer”, A Dictionary of Angels, Gustav Davidson, The Free Press, New York, 1967.

Uit het tijdschrift Sunrise mrt/april 1997
© 1997 Theosophical University Press Agency

willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor els » za 30 dec , 2006 12:34

Goed idee, Willy, ik heb nog steeds geen tijd, maar in het nieuwe jaar lijkt het mij heel leuk om eens te zien hoeveel we over de oorsprong van de duivel weten te achterhalen.

Bedankt alvast voor deze stukken.

Gelukkig nieuwjaar! :duivel2:
els
Beheerder
 
Berichten: 3134
Geregistreerd: zo 14 jul , 2002 22:08
Woonplaats: Amsterdam

Berichtdoor willy » di 02 jan , 2007 14:14

Satan

The Hebrew meaning of the word is “adversary.” In Numbers 22:22 the angel of the Lord stands against Balaam “for an adversary” (satan). In other Old Testament books (Job, 1 Chronicles, Psalms, Zechariah) the term likewise designates an office; and the angel investing that office is not apostate or fallen. He becomes such starting in early New Testament times and writings, when he emerges as Satan (capital S), the prince of evil and enemy of God, and is characterized by such titles as “prince of this world” (John 16:11) and “prince of the power of the air” (Ephesians 2:2).

When Peter was rebuked by Jesus, he was called Satan (Luke 4:8). Reading back into Genesis, medieval writers like Peter Lombard (c.1100-1160) saw Satan in the guise of the serpent tempting Eve, although other writers, like the 9th-century Bishop Agobard, held that Satan tempted Eve through the serpent. As Langton says in Satan, A Portrait: “In the later Jewish literature, Satan and the serpent are either identified, or one is made the vehicle of the other.”

Originally, Satan (as ha-satan) was a great angel, chief of the seraphim, head of the order of virtues. While seraphim were usually pictured as 6-winged, Satan was shown as 12-winged. Gregory the Great in his Moralia, after listing the 9 hierarchic orders, pays this tribute to Satan: “he wore all of them [all the angels] as a garment, transcending all in glory and knowledge.”

Talmud claims that Satan was created on the 6th day of Creation (Bereshith Rabba, 17). Through a misreading of Isaiah 14:12, he has been identified with Lucifer. To Aquinas, Satan, as “the first angel who sinned” is not a seraph but a cherub, the argument being that “cherubim is [sic] derived from knowledge, which is compatible with mortal sin; but seraphim is [sic] derived from the heat of charity, which is incompatible with mortal sin” (Summa 1, 7th art., reply obj. 1).

In time, according to Jerome, Gregory of Nyssa, Origen, Ambrosiaster, and others, Satan will be reinstated in his “pristine splendor and original rank.” This is also cabalistic doctrine. In secular lore, Satan figures in many works, notably in Milton’s Paradise Lost, where he is chief of rebels and the “Arch Angel ruin’d” (1, 593) and in Paradise Regained, where he is the “Thief of Paradise” (IV, 604). Also in Vondel’s Lucifer; in Dryden’s The State of Innocence; and in Goethe’s Faust (where he is represented by Mephistopheles). Other names for Satan include Mastema, Beliar or Beliel, Duma, Gadreel, Azazel, Sammael, angel of Edom. In rabbinic lore he has a nickname “the ugly one” (Ginzberg, The Legends of the Jews V, 123). In Midrash Tehillim Satan appears to David (when the latter was out hunting) in the form of a gazelle. Compare with figure of Mutabilitie (as conceived by Spenser in “Two Cantos of Mutabilitie” in The Fairie Queene), the Greek Titaness who challenges Jove’s sovereignty and who, like Satan, aspired to and attempted “the empire of the Heavens hight.”

Satanail

”his name [Satan’s] was formerly Satanail.” [Rf. Enoch II (the Slavonic Enoch), chap. 31, Morfill edition.]

Gustav Davidson: A Dictionary of Angels, blz.261-262.
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » di 02 jan , 2007 17:41

Afbeelding

Satan - Gustave Doré: Paradise Lost
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » do 04 jan , 2007 13:25

De oorsprong van de mythe van satan

Laten wij deze schepping van de fantasie van de kerkvaders wat dieper doorgronden en het prototype ervan bij de heidenen zoeken. De oorsprong van de nieuwe mythe van satan is gemakkelijk op te sporen. De overlevering van de draak en de zon wordt overal in de wereld aangetroffen, zowel in beschaafde als in half wilde gebieden. Deze ontstond in wat de niet-ingewijden fluisterden over geheime inwijdingen, en werd door de eens universele zonnereligie overal aangenomen. Er was een tijd toen de vier delen van de wereld waren bedekt met tempels die aan de zon en de draak waren gewijd; maar de eredienst is nu voornamelijk in China en in de boeddhistische landen bewaard gebleven; ‘Bel en de draak worden overal met elkaar verbonden en de priester van de ofitische religie neemt ook steeds de naam van zijn god aan’ (‘Archaeology’, Deel xxv, blz. 220, Londen).

Onder de religies van het verleden moeten we in Egypte naar de westerse oorsprong van deze eredienst zoeken. De ofieten namen hun riten over van Hermes Trismegistos, en de zonnedienst stak met zijn zonnegoden over van India naar het land van de farao’s. In de goden van Stonehenge herkennen we de godheden van Delphi en Babylon, en in die van de laatstgenoemde de deva’s van de vedische naties. Bel en de draak, Apollo en Python, Krishna en Kaliya, Osiris en Typhon zijn allen één onder veel namen – waarvan Michaël en de rode draak, en Joris en zijn draak de laatsten zijn. Omdat Michaël ‘één als god’ is, of zijn ‘dubbelganger’ voor aardse doeleinden, en een van de Elohim is, de strijdende engel, is hij eenvoudig een omzetting van Jehova. Welke kosmische of sterrenkundige gebeurtenis ook het eerst aanleiding gaf tot de allegorie van de ‘oorlog in de hemel’, de aardse oorsprong ervan moet men zoeken in de tempels van inwijding en in de archaïsche crypten. Hieronder volgen de bewijzen.

Wij zien (a) dat de priesters de namen aannamen van de goden die zij dienden; (b) dat de ‘draken’ tijdens de hele oudheid als symbolen van onsterfelijkheid en wijsheid, van geheime kennis en van de eeuwigheid werden opgevat; en (c) dat de hiërofanten van Egypte, van Babylon en India zich in het algemeen de ‘zonen van de draak’ en ‘slangen’ noemden; daarmee worden de leringen van de Geheime Leer bevestigd.

Er waren in Egypte en Chaldea talloze catacomben; sommige heel uitgestrekt. De beroemdste ervan waren de onderaardse crypten van Thebe en Memphis. De eerstgenoemde begonnen aan de westelijke oever van de Nijl, strekten zich uit naar de Lybische woestijn en stonden bekend als de catacomben of gangen van de slang. Daar werden de heilige mysteriën van de kuklos anagkes, de ‘onvermijdelijke cyclus’, uitgevoerd, meer algemeen bekend als ‘de kringloop van de noodzakelijkheid’; het onverbiddelijke lot dat elke ziel na de dood van het lichaam wordt opgelegd, wanneer over haar in het gebied van amenti is geoordeeld.

In het boek van De Bourbourg beschrijft Votan, de Mexicaanse halfgod, als hij over zijn tocht vertelt, een onderaardse gang die bij de wortel van de hemelen eindigde, en hij voegt eraan toe dat deze gang een slangenhol was, ‘un agujero de culebra’; en dat hij daarin werd toegelaten omdat hijzelf ‘een zoon van de slangen’ of een slang was. (‘Die Phönizier’, 70.)

Dit geeft inderdaad te denken, want zijn beschrijving van het slangenhol is die van de bovengenoemde oude Egyptische crypt. Bovendien noemden de hiërofanten van Egypte en Babylon zich tijdens de mysteriën gewoonlijk de ‘zonen van de slangengod’ of ‘de zonen van de draak’.

‘De Assyrische priester droeg altijd de naam van zijn god’, zegt Movers. De druïden van de Keltisch-Britse gebieden noemden zich ook slangen. ‘Ik ben een slang, ik ben een druïde’, riepen zij uit. Het Egyptische Karnak is de tweelingbroer van het Carnac van Bretagne; dit laatste betekent de slangenberg. De dracontia bedekten eens het oppervlak van de aarde, en deze tempels waren gewijd aan de draak, alleen omdat deze het symbool van de zon was, die op zijn beurt het symbool was van de hoogste god – de Fenicische Elon of Elion, die door Abraham werd erkend als El Elion (1. Behalve dat zij de bijnaam van slangen hadden, werden zij ook de ‘bouwers’, de ‘architecten’ genoemd; want de geweldige grootsheid van hun tempels en monumenten was zodanig, dat de in puin gevallen overblijfselen ervan zelfs nu nog ‘een uitdaging vormen voor de wiskundige berekeningen van onze hedendaagse ingenieurs’, zegt Taliesin (2.

De Bourbourg merkt op dat de opperhoofden met de naam Votan, de Quetzalcoatl of slangengod van de Mexicanen, de afstammelingen zijn van Cham en Kanaän. ‘Ik ben Hivim’, zeggen zij. ‘Omdat ik een hivim ben, behoor ik tot het grote ras van de draak (slang). Ik ben zelf een slang, want ik ben een hivim.’ (‘Cartas’, 51; ‘Isis Ontsluierd’, Deel I, 553 e.v., Eng. uitgave.)

Verder blijkt dat de ‘oorlog in de hemel’ in een van zijn betekenissen betrekking heeft op die verschrikkelijke worstelingen die de kandidaat voor adeptschap te wachten staan, tussen hemzelf en zijn (door magie) verpersoonlijkte menselijke hartstochten, waarbij de innerlijk verlichte mens ze moest doden of moest falen. In het eerste geval werd hij de ‘drakendoder’, omdat hij alle verleidingen op gelukkige manier had weerstaan; en een ‘zoon van de slang’ en zelf een slang, omdat hij zijn oude huid had afgeworpen en in een nieuw lichaam was geboren, waarbij hij een zoon van wijsheid en onsterfelijkheid in eeuwigheid werd (zie Afd. II over de mythe van satan).

Seth, de veronderstelde voorvader van Israël, is slechts een joodse versie van Hermes, de god van de wijsheid, ook Thoth, Tat, Seth, Set en Satan genoemd. Hij is ook Typhon – dezelfde als Apophis, de draak die door Horus werd gedood; want Typhon werd ook Set genoemd. Hij is eenvoudig de duistere kant van Osiris, zijn broer, zoals Angra Mainyu de zwarte schaduw van Ahura Mazda is. Vanuit aards standpunt stonden al deze allegorieën in verband met de beproevingen van het adeptschap en de inwijding. Sterrenkundig gezien hadden zij betrekking op de zons- en maansverduisteringen, waarvan we de mythische verklaringen nog steeds in India en Ceylon kunnen vinden, waar iedereen de allegorische verhalen en overleveringen kan bestuderen die duizenden jaren onveranderd zijn gebleven.

Rahu is mythologisch een daitya – een reus, een halfgod, van wie het onderlichaam eindigde in een draken- of slangenstaart. Tijdens het karnen van de oceaan, toen de goden amrita – het water van onsterfelijkheid – voortbrachten, stal hij er wat van, dronk het en werd onsterfelijk. De zon en de maan, die hem bij zijn diefstal betrapten, klaagden hem aan bij Vishnu, die hem in de sferen van de sterren plaatste, waar zijn bovenlichaam de drakenkop en het ondergedeelte (ketu) de drakenstaart voorstelde; deze twee zijn de rijzende en de dalende knoop. Sindsdien wreekt Rahu zich op de zon en de maan door ze af en toe te verslinden. Maar deze fabel had nog een andere mystieke betekenis, want Rahu, de drakenkop, speelde een belangrijke rol in de mysteriën van de inwijding van de zon (Vikarttana), wanneer de kandidaat en de draak een beslissende strijd voerden.

De grotten van de rishi’s, de verblijfplaatsen van Teiresias en de Griekse zieners, waren gemaakt naar het voorbeeld van die van de naga’s de koningslangen van de hindoes, die in holen in de rotsen onder de grond woonden. Van Sesha, de duizendkoppige slang waarop Vishnu rust, tot Python, het draken-slangenorakel toe, wijzen ze alle op de geheime betekenis van de mythe. In India vinden we dit feit in de oudste Purana’s genoemd. De kinderen van Surasa zijn de ‘machtige draken’. Het Vayu Purana vervangt ‘Surasa’ (uit het Vishnu Purana) door danaya’s of danava’s – de afstammelingen van Danu en de wijze Kasyapa – en die danava’s zijn de reuzen (of titanen) die oorlog voerden tegen de goden, zodat ze identiek blijken te zijn met de ‘draken’ en ‘slangen’ van wijsheid.

Door de zonnegoden van alle landen te vergelijken kan men op eenvoudige manier zien dat hun allegorieën volmaakt met elkaar overeenstemmen; en hoe occulter het allegorische symbool is, des te meer stemt het overeenkomstige symbool in de andere stelsels ermee overeen. Als we dus uit drie schijnbaar sterk verschillende stelsels – het oude Arische, het oude Griekse en het hedendaagse christelijke stelsel – willekeurig een aantal zonnegoden en draken kiezen, zullen we zien dat deze kopieën van elkaar zijn.

Laten we van de hindoes Agni, de vuurgod, Indra, het uitspansel, en Karttikeya nemen, verder de Griekse Apollo, en tenslotte Michaël, de ‘engel van de zon’, de eerste van de aeonen, door de gnostici ‘de verlosser’ genoemd, en die achtereenvolgens beschouwen.

(1) Agni – de vuurgod – wordt in de Rig Veda Vaisvanara genoemd. Nu is Vaisvanara een danava – een reuzen-demon (3, van wie de dochters Puloma en Kalaka de moeders zijn van talloze danava’s (30 miljoen), door Kasyapa (4, en wonen in Hiranyapura, ‘de gouden stad’, die in de lucht zweeft. Indra is dus in zekere zin als zoon van Kasyapa de stiefzoon van deze twee; en Kasyapa komt in deze betekenis overeen met Agni, de vuurgod of zon (Kasyapa-Aditya). Tot deze zelfde groep behoort Skanda of Karttikeya (de god van de oorlog, sterrenkundig gezien de planeet Mars met de zes gezichten), een kumara of maagdelijke jongeling, geboren uit Agni (5 om Taraka, de danava demon, de kleinzoon van Kasyapa bij Hiranyaksha, zijn zoon (6, te vernietigen. De yogapraktijken van Taraka waren zo buitengewoon streng, dat zij de goden, die zo’n rivaal in macht vreesden, schrik aanjoegen (7. Terwijl Indra, de stralende god van het uitspansel, Vritra (of Ahi), de slangendemon doodt, voor welke daad hij Vritra-han, ‘de vernietiger van Vritra’ wordt genoemd, voert hij ook de menigten van de deva’s (engelen of goden) aan tegen andere goden die in opstand komen tegen Brahma, waarvoor hij Jishnu wordt genoemd, ‘leider van de hemelse menigte’. Karttikeya blijkt dezelfde titels te dragen. Voor het doden van Taraka, de danava, wordt hij Taraka-jit genoemd, ‘de overwinnaar van Taraka’ (8, ‘kumara guha’, ‘de geheimzinnige maagdelijke jongeling’, ‘siddha-sena’, ‘de leider van de siddha’s’; en saktidhara, de ‘speerdrager’.

(2) Neem nu Apollo, de Griekse zonnegod en zie, door de mythische verhalen over hem te vergelijken, of hij niet overeenkomt met zowel Indra, Karttikeya, als zelfs met Kasyapa-Aditya, en tegelijkertijd met Michaël (als de engelvorm van Jehova), de ‘engel van de zon’, die ‘gelijk aan’ en ‘één met God’ is. Latere spitsvondige interpretaties ten behoeve van monotheïstische doeleinden, al zijn ze ook verheven tot onfeilbare kerkelijke dogma’s, bewijzen niets, behalve misschien het misbruik dat is gemaakt van menselijk gezag en menselijke macht.

Apollo is Helios (de zon), Phoibos-Apollo (‘het licht van het leven en van de wereld’ (9), die oprijst uit de beker met de gouden vleugels (de zon); daarom is hij de zonnegod par excellence. Op het moment van zijn geboorte vraagt hij naar zijn boog om Python, de demondraak te doden, die zijn moeder vóór zijn geboorte aanviel (10 en die hij op last van de goden moet vernietigen – evenals Karttikeya, die wordt geboren om Taraka, de te heilige en wijze demon, te doden. Apollo wordt geboren op een siderisch eiland dat Asteria – ‘het gouden ster-eiland’ heet, de ‘aarde die in de lucht zweeft’, wat het gouden Hiranyapura van de hindoes is; ‘hij wordt de zuivere, ἁγνόϛ, Agnus Dei’ genoemd (de Indiase Agni, zoals dr. Kenealy denkt) en in de oorspronkelijke mythe is hij vrij ‘van alle zinnelijke liefde’ (‘Book of God’, blz. 88). Hij is dus een kumara, evenals Karttikeya, en zoals ook Indra in zijn vroegere leven en volgens zijn biografieën was. Bovendien verbindt Python, de ‘rode draak’, Apollo met Michaël, die de apocalyptische draak bestrijdt die de barende vrouw wil aanvallen (zie Openbaring, xii), zoals Python de moeder van Apollo aanvalt. Is het mogelijk dat iemand de overeenkomst niet ziet? Als de Right Honourable W.E. Gladstone, die zich laat voorstaan op zijn kennis van het Grieks en zijn inzicht in de geest van de allegorieën van Homerus, ooit een echt vermoeden had gehad van de esoterische betekenis van de Ilias en de Odyssee, dan zou hij de ‘Openbaring’ van Johannes en zelfs de Pentateuch beter hebben begrepen dan in feite het geval is. Want de weg naar de bijbel loopt via Hermes, Bel en Homerus, terwijl de weg naar deze gaat via de Hindoe- en Chaldeeuwse religieuze symbolen.

Deze archaïsche overlevering wordt herhaald in hfst. xii van de Openbaringen van Johannes en komt zonder enige twijfel uit de Babylonische legenden, hoewel het Babylonische verhaal zijn oorsprong had in de allegorieën van de Ariërs. Het door wijlen George Smith gelezen fragment (zie ‘The Chaldean Account of Genesis’, blz. 304) is voldoende om de bron van hoofdstuk xii van de Apocalyps te onthullen. De beroemde assyrioloog zegt het als volgt:

‘Ons . . . fragment heeft betrekking op de schepping van de mensheid, die Adam wordt genoemd; als (de mens) in de bijbel wordt hij volmaakt geschapen . . . maar later verenigt hij zich met de draak van de afgrond, het beest van Tiamat, de geest van de Chaos, en zondigt tegen zijn god, die hem vervloekt en al het kwaad en de moeilijkheden van de mensheid op zijn hoofd laat neerdalen (11.’

‘Hierop volgt een oorlog tussen de draak en de machten van het kwaad, of de chaos aan de ene kant en de goden aan de andere.’

‘De goden laten wapens voor zich smeden (12 en Merodach (de aartsengel Michaël in de Openbaring) neemt op zich de hemelse menigte aan te voeren tegen de draken. De oorlog, die met vuur wordt beschreven, eindigt natuurlijk met de overwinning van de beginselen van het goede . . .(13.’

Deze oorlog van goden met de machten van de afgrond heeft in de laatste en aardse toepassing ervan ook betrekking op de strijd tussen de Arische adepten van het komende vijfde Ras en de tovenaars van Atlantis, de demonen van de afgrond, de door water omringde eilandbewoners die in de zondvloed verdwenen. (Zie de laatste bladzijden van Deel I van ‘Isis Ontsluierd’, Atlantis.)

De symbolen van de draken en de ‘oorlog in de hemel’ hebben, zoals gezegd, meer dan één betekenis; religieuze, sterrenkundige en geologische gebeurtenissen zijn in één gemeenschappelijke allegorie opgenomen. Maar deze had ook een kosmologische betekenis. In India wordt het verhaal van de draak in een van zijn vormen herhaald in de strijd tussen Indra en Vritra. In de Veda’s wordt deze Ahi-Vritra aangeduid als *de demon van de droogte, de verschrikkelijke hete wind. Indra is voortdurend met hem in oorlog; en met behulp van zijn donder en bliksem dwingt hij Ahi-Vritra als regen op de aarde neer te stromen, en daarna doodt hij hem. Daarom wordt Indra de Vritra-Han of ‘de doder van Vritra’ genoemd, zoals Michaël de overwinnaar en ‘doder van de draak’ is. Deze beide ‘vijanden’ zijn dus de ‘oude draak’, die in deze ene betekenis in de diepten van de aarde wordt geworpen.

De Amshaspends uit de Zend-Avesta zijn een menigte met een aanvoerder zoals Michaël aan het hoofd, en ze schijnen overeen te komen met de legioenen van de hemel, in het verhaal van de Vendidad. Zo draagt in Fargard XIX, ii, 13 (42) Ahura Mazda aan Zarathoestra op, ‘de amesha spenta op te roepen, die over de zeven karshvares (14 van de aarde regeren’. Deze karshvares hebben in hun zeven toepassingen evengoed betrekking op de zeven sferen van onze planeetketen, als op de zeven planeten, de zeven hemelen, enz., al naar gelang de betekenis wordt toegepast op een stoffelijke, bovenwereldse of eenvoudig op een siderische wereld. In dezelfde Fargard (ii en iii) doet Zarathoestra in zijn bezwering tegen Angra Mainyu en zijn menigte, een beroep op hen met deze woorden: ‘Ik roep de zeven stralende sravah met hun zonen en hun kudden aan’ (42 Vendid. Sadah). De ‘sravah’ – een woord waarvan de betekenis voor de oriëntalisten ‘onbekend’ is – slaat op dezelfde Amshaspends, maar in hun hoogste occulte betekenis. De ‘sravah’ zijn de noumenoi van de waarneembare Amshaspends, de zielen of geesten van die gemanifesteerde machten; en ‘hun zonen en hun kudden’ heeft betrekking op de planetaire engelen en hun siderische kudden van sterren en sterrenbeelden. ‘Amshaspend’ is de exoterische term die alleen in aardse combinaties en voor aardse zaken wordt gebruikt. Zarathoestra spreekt Ahura Mazda voortdurend aan als ‘u, de maker van de stoffelijke wereld’. Ormazd is de vader van onze aarde (Spenta Armaiti) en als zij wordt verpersoonlijkt, duidt men haar aan als ‘de schone dochter van Ahura Mazda’ (Fargard, XIX, ii), die ook de schepper is van de Boom (van occulte en geestelijke kennis en wijsheid) waarvan de mystieke en geheimzinnige Baresma wordt verkregen. Maar de occulte naam van de stralende god werd nooit buiten de tempel uitgesproken.

Samaël of satan, de verleidende slang van Genesis en een van de oorspronkelijke engelen die in opstand kwamen, is de naam van de ‘rode draak’. Hij is de engel van de dood, want de talmoed zegt dat ‘de engel van de dood en satan dezelfde zijn’, en nadat hij door Michaël is gedood, wordt hij nog eens gedood door Joris, die ook een drakendoder is; maar let op de transformaties hiervan.

** Samaël komt overeen met de samoem, de hete woestijnwind of ook met de vedische demon van de droogte, Vritra; ‘Samoem wordt Atabutos’ of diabolos, de duivel, genoemd.

Typhon, of de draak Apophis – de aanklager in het ‘Dodenboek’ – wordt verslagen door Horus, die het hoofd van zijn tegenstander met een speer doorboort; en *** Typhon is de allesvernietigende woestijnwind, het opstandige element dat alles in verwarring brengt. Als Set is hij de duisternis van de nacht, de moordenaar van Osiris, die het licht van de dag en de zon is. De archeologie toont aan dat Horus identiek is met Anubis (15, van wie op een Egyptisch monument een afbeelding was ontdekt met een kuras en een speer, zoals ook Michaël en Joris werden afgebeeld. Anubis wordt ook voorgesteld terwijl hij een draak doodt, die de kop en de staart van een slang heeft. (Zie Lenoir, ‘Du Dragon de Metz’.)

*/**/***/ zie volgende bijdrage over Pazuzu

Kosmologisch gezien zijn dus alle draken en slangen die door hun ‘doders’ zijn overwonnen, in hun oorsprong de onstuimige verwarde beginselen in de Chaos, waarin orde is gebracht door de zonnegoden of scheppende machten. In het ‘Dodenboek’ worden die beginselen ‘de zonen van de opstand’ genoemd. (Zie ook ‘Egyptian Pantheon’, blz. 20, 23.) ‘In die nacht roept de onderdrukker, de moordenaar van Osiris, ook genoemd de misleidende slang (vers 54) . . . de zonen van de opstand in de lucht, en wanneer zij in het oosten van de hemel aankomen, is er oorlog in de hemel en in de hele wereld’ (v. 49, ‘Dodenboek’, xvii).

In de Scandinavische Edda’s is de ‘oorlog’ van de Asen met de Hrimthursen (ijs-reuzen) en van Asathor met de Jotuns, de slangen en draken en de ‘wolf’ die uit de ‘duisternis’ komt – een herhaling van dezelfde mythe. De ‘boze geesten’ (16, die in het begin eenvoudig de symbolen van de Chaos waren, werden door het bijgeloof van de massa vergoddelijkt, tot zij tenslotte burgerrecht verkregen bij de beschaafdste en geleerdste rassen van deze bol –sinds zijn schepping, zoals men beweert – en bij de christenen een dogma werden. Zoals George Smith zegt: ‘De boze beginselen (geesten), symbolen van de Chaos’ (zowel in Chaldea en Assyrië als in Egypte, zoals we zien) . . . ‘bieden weerstand aan deze verandering en voeren oorlog tegen de maan, de oudste zoon van Bel, terwijl zij de zon, Venus en de atmosferische god Vul overhalen hun kant te kiezen.’ (‘Assyrian Discoveries’, blz. 403.) Dit is slechts een andere versie van de ‘oorlog in de hemel’ van de hindoes, tussen Soma, de maan en de goden – waarbij Indra de atmosferische god Vul is; hieruit blijkt duidelijk dat het zowel een kosmogonische als een sterrenkundige allegorie is, verweven met en ontleend aan de oudste theogonie, zoals die werd onderwezen in de mysteriën.

Men kan de werkelijke betekenis van de draak, de slang, de geit en al die symbolen van zogenaamde boze machten, het beste zien in de religieuze leringen van de gnostici, want zij onthulden in hun leringen de esoterische aard van het joodse substituut voor AIN-SOPH. Over de werkelijke betekenis daarvan wisten de christenen, een paar uitgezonderd, niets, en de rabbi’s hielden deze verborgen. Jezus van Nazareth zou zijn apostelen beslist niet de raad hebben gegeven zich zo wijs als de slang te tonen, als de laatstgenoemde een symbool van de duivel was geweest; en evenmin zouden de ofieten, de geleerde Egyptische gnostici van de ‘broederschap van de slang’, bij hun ceremoniën een levende slang hebben vereerd als het symbool van de WIJSHEID, de goddelijke Sophia (en een type van het volkomen goede, niet het volstrekt slechte), als dat reptiel zo nauw was verbonden met satan. Zelfs als een gewone slang is zij altijd een tweevoudig symbool geweest; en als draak was zij nooit iets anders dan een symbool van de gemanifesteerde godheid in haar grote wijsheid. De draco volans, de vliegende draak van de oude schilders, is misschien een overdreven afbeelding van het werkelijke uitgestorven voordiluviaanse dier; maar zij die vertrouwen hebben in de occulte leringen, geloven dat er in oude tijden zulke schepselen als vliegende draken, of een soort pterodactyli, waren en dat die reusachtige gevleugelde hagedissen dienden als prototypen voor de seraf van Mozes en zijn grote koperen slang (17. De joden hadden de laatstgenoemde afgod zelf vereerd, maar na de door Hizkia ingevoerde religieuze hervormingen veranderden ze van mening en noemden dat symbool van de grote of hogere god van elk ander volk een duivel, en hun eigen overweldiger de ‘ene God’ (18.

De benaming sa’tan, in het Hebreeuws satan, ‘een tegenstander’ (van het werkwoord shatana, ‘vijandig zijn’, vervolgen), behoort rechtmatig aan de eerste en wreedste ‘tegenstander van alle andere goden’, Jehova, en niet aan de slang, die slechts woorden van sympathie en wijsheid sprak en in het ergste geval zelfs volgens het dogma ‘de tegenstander van de mensen’ is. Dit dogma, dat is gebaseerd op hoofdstuk iii van Genesis, is even onlogisch en onrechtvaardig als paradoxaal. Want wie heeft het eerst die oorspronkelijke en voortaan universele verleidster van de man – de vrouw – geschapen? Beslist niet de slang, maar de ‘Heer God’ zelf die, terwijl hij zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is’, de vrouw maakte ‘en haar bij de man bracht’ (18-22). Als het onaangename kleine voorval dat volgde moest en nog steeds moet worden opgevat als de ‘erfzonde’, dan stelt dit de goddelijke vooruitziende blik van de schepper wel in een heel slecht licht. Het zou voor de eerste Adam (van hfst.1) veel beter zijn geweest als hij òf ‘mannelijk en vrouwelijk’ òf ‘alleen’ was gelaten. Blijkbaar was de Heer God de werkelijke oorzaak van al het onheil, de ‘agent provocateur’, terwijl de slang – slechts een prototype was van Azazel, ‘de zondebok voor de zonde van (de god van) Israël’, de arme Tragos, die de straf moest ondergaan voor de blunder van zijn meester en schepper. Dit is natuurlijk alleen aan het adres van diegenen die de eerste gebeurtenissen van het drama van de mensheid in Genesis in hun dode-letter betekenis aanvaarden. Zij die deze gebeurtenissen esoterisch lezen, beperken zich niet tot fantastische speculaties en hypothesen; zij weten hoe zij de erin vervatte symboliek moeten lezen, en zij kunnen zich niet vergissen.

Het is hier niet nodig de mystieke en vele betekenissen van de naam Jehova in zijn abstracte zin te behandelen, onafhankelijk van de godheid die ten onrechte met die naam wordt aangeduid. Het was een sluier die door toedoen van de rabbi’s was ontstaan, een geheim dat door hen met tienvoudige zorg werd bewaard, nadat de christenen hen hadden beroofd van deze godnaam, die hun eigendom was (19. Maar wij beweren het volgende. De persoon die in de eerste vier hoofdstukken van Genesis afwisselend ‘God’, de ‘Heer God’ en eenvoudig ‘Heer’ wordt genoemd, is niet een en dezelfde, en beslist niet Jehova. Er zijn drie verschillende klassen of groepen van Elohim, die in de Kabbala sephiroth worden genoemd. Jehova verschijnt pas in hoofdstuk iv, in het eerste vers, waarin hij de naam Kaïn heeft, en in het laatste vers, waarin hij wordt veranderd in de mensheid – mannelijk en vrouwelijk, Jah-veh (20. De ‘slang’ is bovendien niet satan, maar de stralende engel, een van de Elohim, gehuld in glans en heerlijkheid, die de vrouw beloofde dat als zij van de verboden vrucht aten, ‘u beslist niet zult sterven’, en zijn belofte hield en de mens onsterfelijk maakte in zijn onvergankelijke natuur. Hij is de Iao van de mysteriën, het hoofd van de androgyne scheppers van de mensen. Hoofdstuk iii bevat (esoterisch) het wegtrekken van de sluier van onwetendheid, die de waarnemingen van de engel-mens, gemaakt naar het beeld van de ‘beenderloze’ goden, buitensloot, en het openstellen van zijn bewustzijn voor zijn werkelijke natuur; hierdoor werd de stralende engel (Lucifer) getoond in het licht van een schenker van onsterfelijkheid, en als de ‘lichtbrenger’; terwijl de werkelijke val in de voortplanting en de stof moet worden gezocht in hoofdstuk iv. Daar schept Jehova-Kaïn, het mannelijke deel van Adam, de tweevoudige mens, nadat hij zich van Eva had gescheiden, in haar ‘Abel’, de eerste natuurlijke vrouw (21, en vergiet het maagdelijke bloed. Op gezag van de juiste lezing van vers 1, hoofdstuk iv, Genesis in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst is Kaïn identiek met Jehova; en omdat de rabbi’s onderwijzen dat ‘Kin (Kaïn), de boze, de zoon was van Eva en Samaël, de duivel die de plaats van Adam innam’; en omdat de talmoed eraan toevoegt dat ‘de boze geest, satan en Samaël, de engel van de dood, dezelfden zijn’ – (Babba Battra, 16a) – is het gemakkelijk in te zien dat Jehova (de mensheid, of ‘Jah-hovah’) en satan (dus de verleidende slang) in elk opzicht een en dezelfde zijn. Er is geen duivel, geen kwaad, buiten de mensheid die een duivel voortbrengt. Kwaad is een noodzaak in, en een van de dragers van het gemanifesteerde heelal. Het is nodig voor vooruitgang en evolutie, zoals de nacht nodig is om de dag voort te brengen, en de dood om leven voort te brengen – opdat de mens eeuwig mag leven.

Satan vertegenwoordigt metafysisch eenvoudig het omgekeerde of de tegengestelde pool van alles in de natuur (22. Hij is allegorisch de ‘tegenstander’, de ‘moordenaar’ en de grote vijand van alles, omdat er in het gehele heelal niets is dat niet twee kanten heeft – de keerzijden van dezelfde medaille. Maar in dat geval kunnen licht, goedheid, schoonheid, enz. met evenveel recht satan worden genoemd als de duivel, omdat zij de tegenstanders zijn van duisternis, slechtheid en lelijkheid. En nu zullen de filosofie en de logische grondslag van bepaalde vroege christelijke sekten – die ketters werden genoemd en werden beschouwd als de gruwel van hun tijd – begrijpelijker worden. Wij gaan misschien begrijpen hoe het kwam dat de sekte van de SATANISTEN werd verguisd en zonder enige hoop op rehabilitatie in de toekomst in de ban werd gedaan; zij hielden namelijk hun leringen geheim. Hoe de KAÏNIETEN op grond van hetzelfde beginsel werden verguisd, en zelfs de (Judas) ISCARIOTTEN; want de ware aard van deze apostel en verrader is voor de rechtbank van de mensheid nooit op de juiste manier weergegeven.

Als direct gevolg hiervan worden ook de leringen van de gnostische sekten duidelijk. Elk van deze sekten was gesticht door een ingewijde, terwijl hun leringen waren gebaseerd op de juiste kennis van de symboliek van elk volk. Zo wordt het begrijpelijk waarom Ilda-Baoth door de meesten van hen werd beschouwd als de god van Mozes, en voor een trotse, eerzuchtige en onzuivere geest werd aangezien, die zijn macht had misbruikt door zich op de plaats van de hoogste god te stellen, hoewel hij niet beter en in sommige opzichten veel slechter was dan zijn broeders-Elohim. Deze laatsten vertegenwoordigden de alomvattende, gemanifesteerde godheid slechts collectief, omdat zij de vormgevers waren van de eerste differentiaties van de oorspronkelijke kosmische substantie voor de schepping van het Heelal van de verschijnselen. Daarom noemden de gnostici Jehova de schepper van en één met Ophiomorphos, de slang, satan of het KWAAD. (Zie ‘Isis Ontsluierd’, II, blz. 184, Eng. uitgave.) Zij verkondigden dat Iurbo en Adonai ‘namen waren van Jao-Jehovah, die een emanatie is van Ilda Baoth’ (Codex Nazaraeus). (Zie Afd. II, ‘De gevallen engelen’.) Dit kwam in hun taal neer op wat de rabbi’s meer versluierd uitdrukten door te zeggen dat Kaïn was voortgebracht door Samaël of satan.

De gevallen engelen worden in alle oude stelsels allegorisch tot prototypen van gevallen mensen gemaakt – en esoterisch tot die mensen zelf. Zo werden in de Semitische overleveringen de Elohim van het uur van schepping de ‘Beni-Elohim’, de zonen van God, onder wie zich satan bevindt. De oorlog in de hemel tussen Thraetaona en Azhi-dahaka, de vernietigende slang, eindigt volgens Burnouf op aarde in de strijd van de vrome mensen tegen de macht van het kwade, ‘van de Iraniërs met de Arische brahmanen van India’. En het conflict van de goden met de Asura’s wordt herhaald in de grote oorlog – het Mahabharata. In de meest recente religie, het christendom, worden alle strijdenden, goden en demonen, tegenstanders in beide kampen, nu veranderd in draken en satans, eenvoudig om het verpersoonlijkte kwaad te verbinden met de slang van Genesis, en zo het nieuwe dogma te bewijzen (23.

Noten:

1. Zie Sanchoniathon in ‘Eusebius’, Pr. Ev. 36, Genesis xiv.
2. ‘Society of Antiquaries of London’, deel xxv, blz. 220.
3. Hij wordt zo genoemd en opgenomen in de lijst van de danava’s in het Vayu Purana; de commentator van het Bhagavata Purana noemt hem een zoon van Danu, maar de naam betekent ook ‘geest van de mensheid’.
4. Kasyapa wordt de zoon van Brahma genoemd en is de ‘zelfgeborene’, aan wie een groot deel van het scheppingswerk wordt toegeschreven. Hij is een van de zeven rishi’s; exoterisch de zoon van Marichi, de zoon van Brahma; terwijl de Atharva-veda zegt: ‘De zelfgeboren Kasyapa kwam voort uit de tijd’; en esoterisch zijn Tijd en Ruimte vormen van de ene onkenbare godheid. Als een aditya is Indra een zoon van Kasyapa, zoals ook Vaivasvata Manu, onze voorvader. In het in de tekst genoemde geval is hij Kasyapa-Aditya, de zon en de zonnegod, uit wie alle ‘kosmische’ demonen, draken (naga’s), slangengoden en danava’s, de reuzen, worden geboren. De betekenis van de hierboven gegeven allegorieën is zuiver sterrenkundig en kosmisch, maar zal dienen om de identiteit van alle te bewijzen.
5. De exoterische teksten van al dergelijke verhalen vertonen verschillen. In het Mahabharata is Karttikeya, ‘Mars met de zes gezichten’, de zoon van Rudra of Siva, zelfgeboren zonder moeder uit het zaad van Siva, dat in het vuur werd geworpen. Maar Karttikeya wordt in het algemeen Agnibhu, ‘vuurgeborene’, genoemd.
6. Hiranyaksha is de heerser of koning van het vijfde gebied van Patala, een slangengod.
7. De Elohim vreesden ook de kennis bij Adam van goed en kwaad en daarom zegt men dat zij hem uit Eden hebben verdreven of geestelijk hebben gedood.
8. Volgens het verhaal had Taraka (ook Kalabhana genoemd) tengevolge van zijn buitengewone yoga-vermogens alle goddelijke kennis van yoga-vidya en occulte krachten van de goden verkregen, die tegen hem samenspanden. Hier zien we de ‘gehoorzame’ menigte Aartsengelen of lagere goden samenspannen tegen de (toekomstige) gevallen engelen, die door Henoch worden beschuldigd van de grote misdaad alle ‘geheime dingen die in de hemel worden gedaan’ aan de wereld te openbaren. Michaël, Gabriël, Rafaël, Suryal en Uriël klaagden bij de Heer God diegenen van hun broeders aan die, zoals ze zeiden, nieuwsgierig hadden rondgesnuffeld in de goddelijke mysteriën en deze aan de mensen hadden onderwezen; hierdoor ontkwamen zij zelf aan een dergelijke straf. Aan Michaël werd opgedragen de draak te bestrijden, evenals aan Karttikeya, en onder dezelfde omstandigheden. Beiden zijn ‘leiders van de hemelse menigte’, beiden ‘maagden’, beiden ‘leiders van heiligen’, ‘speerdragers’ (saktidhara), enz. Karttikeya is met evenveel zekerheid het origineel van Michaël en Joris, als Indra het prototype is van Karttikeya.
9. Het ‘leven en het licht’ van de stoffelijke wereld, de vreugde van de zintuigen – niet van de ziel. Apollo is bij uitstek de menselijke god, de god van het emotionele, pronkzuchtige en theatrale kerkritueel, met lichten en muziek.
10. Zie hfst. xii in de Openbaring, waar de moeder van Apollo wordt vervolgd door die Python, de rode draak, die ook Porphyrion is, de scharlaken of rode titan.
11. Een ‘god’ die zijn (veronderstelde) eigen werk vervloekt, omdat hij het onvolmaakt heeft geschapen, kan nooit de ene oneindige absolute wijsheid zijn, of hij nu Bel of Jehova wordt genoemd.
12. Volgens de Indiase allegorie van Tarakamaya, de oorlog tussen de goden en de Asura’s, aangevoerd door Soma (de maan, de koning van de planten), smeedt Visva-Karma, de handwerksman van de goden, evenals Vulcanus (Tubal-Kaïn), hun wapens voor hen.
13. Wij hebben op een andere plaats al gezegd dat de ‘zwangere vrouw’ uit de Openbaring (xii), Aime, de grote moeder was, of binah, de derde sephiroth, ‘die de naam Jehova heeft’; en de ‘draak’ die tracht haar toekomstige kind (het Heelal) te verslinden, is de draak van de absolute wijsheid – die wijsheid die, omdat zij erkent dat het Heelal en alles erin niet is afgescheiden van het absolute AL, in dat Heelal niets meer ziet dan de grote illusie, mahamaya, en dus de oorzaak van ellende en lijden.
14. De ‘zeven karshvares van de aarde’ – de zeven sferen van onze planeetketen, de zeven werelden – die ook in de Rig Veda worden genoemd, worden elders uitvoerig besproken. Er zijn zes rajamsi (werelden) boven prithivi – de aarde of ‘deze’ (idam), in tegenstelling tot wat ginds is (de zes bollen op de drie andere gebieden). (Zie Rig Veda, I, 34; III, 56; VII, 104, 11 en V, 60, 6. Zie de paragraaf over chronologie.)
15. Vers 62, hfst. xvii, ‘Dodenboek’; Anubis is Horus die samensmelt met hem die zonder ogen is.
16. Deze ‘boze geesten’ kan men in geen geval gelijkstellen met satan of de grote draak. Het zijn de elementalen die door onwetendheid – kosmische en menselijke hartstochten – of Chaos worden voortgebracht of verwekt.
17. Zie Numeri xxi, 8-9. God beveelt Mozes een koperen slang ‘saraph’ te vervaardigen, bij de aanblik waarvan degenen die door de vurige slangen zijn gebeten, genezen. De laatstgenoemde waren de seraphim, waarvan elke ‘zes vleugels had’, zoals Jesaja zegt (vi, 2); het zijn de symbolen van Jehova en van alle andere Demiurgen die uit zichzelf zes zonen of gelijkenissen voortbrengen – zeven samen met hun schepper. Zo is de koperen slang inderdaad Jehova, het hoofd van de ‘vurige slangen’. En toch wordt in 2 Koningen xviii gezegd dat koning Hizkia, die evenals David, zijn vader, ‘deed wat goed was in de ogen van de Heer’, ‘de koperen slang die Mozes had gemaakt, in stukken brak . . . en deze nehushtan’, of een stuk koper, noemde.
18. En satan stond op tegen Israël en bracht David ertoe Israël te tellen (1 Kronieken xxi, l). ‘De toorn van de Heer Jehova ontstak tegen Israël’ en hij bracht David ertoe te zeggen: ‘Ga, tel Israël’ (2 Samuel xxiv, l). De twee teksten zijn dus identiek.
19. Tientallen zeer geleerde schrijvers hebben de verschillende betekenissen van de naam J’hovah (met en zonder masoretische punten) met hun uiteenlopende strekking zorgvuldig doorgenomen en verduidelijkt. Het beste boek op dat gebied is de ‘Source of Measures, the Hebrew Egyptian Mystery’.
20. In het bovengenoemde boek (blz. 233, App.) wordt vers 26 van het 4de hoofdstuk van Genesis juist vertaald, ‘toen begonnen de mensen zich Jehova te noemen’, maar misschien minder goed uitgelegd, omdat het laatste woord behoort te worden geschreven als Jah (mannelijk) Hovah (vrouwelijk), om te laten zien dat in die tijd het ras van duidelijk gescheiden mannen en vrouwen begon.
21. Voor een verklaring zie de voortreffelijke bladzijden van aanhangsel vii van hetzelfde boek.
22. In de demonologie is satan de leider van de oppositie in de hel, waarvan Beëlzebub de vorst was. Hij behoort tot de vijfde soort of klasse van demonen (waarvan er volgens de middeleeuwse demonologie negen zijn) en hij staat aan het hoofd van heksen en tovenaars. Maar zie in de tekst de ware betekenis van Baphomet, de satan met de geitenkop, die één is met Azazel, de zondebok van Israël. De Natuur is de god PAN.
23. Zie voor verdere details over de satan-mythe Afdeling II (in dit deel) over de symboliek.

willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » vr 05 jan , 2007 13:18

*/**/***/ Volgens mij is er heel veel gelijkenis tussen al deze tegenstellingen van het goede. Ik denk dan ook dat de Satan van de bijbel maar een laatkomer is en gewoon overgenomen van de Sumeriers en Chaldeeers. Ook de oorlog in de hemel stamt zo te zien van hen af.

Afbeelding

Pazuzu



The South-West Wind, the most cruel of them all, stalked over the solitudes of Arabia, whence he suddenly issued during the most oppressive months of the year: he collected round him as he passed the malarial vapours given off by the marshes under the heat of the sun, and he spread them over the country, striking down in his violence not only man and beast, but destroying harvests, pasturage, and even trees.

The South-West Wind was distinguished from all the rest by the multiplicity of the incongruous elements of which his person was composed. His dog-like body was supported upon two legs terminating in eagle's claws; in addition to his arms, which were furnished with sharp talons, he had four outspread wings, two of which fell behind him, while the other two rose up and surrounded his head; he had a scorpion's tail, a human face with large goggle-eyes, bushy eyebrows, fleshless cheeks, and retreating lips, showing a formidable row of threatening teeth, while from his flattened skull protruded the horns of a goat: the entire combination was so hideous, that it even alarmed the god and put him to flight, when he was unexpectedly confronted with his own portrait.

There was no lack of good genii to combat this deformed and vicious band. They too were represented as monsters, but monsters of a fine and noble bearing,—griffins, winged lions, lion-headed men, and more especially those splendid human-headed bulls, those "lamassi" crowned with mitres, whose gigantic statues kept watch before the palace and temple gates. Between these two races hostility was constantly displayed: restrained at one point, it broke out afresh at another, and the evil genii, invariably beaten, as invariably refused to accept their defeat.

Man, less securely armed against them than were the gods, was ever meeting with them. "Up there, they are howling, here they lie in wait,—they are great worms let loose by heaven—powerful ones whose clamour rises above the city—who pour water in torrents from heaven, sons who have come out of the bosom of the earth.—They twine around the high rafters, the great rafters, like a crown;—they take their way from house to house,—for the door cannot stop them, nor bar the way, nor repulse them,—for they creep like a serpent under the door—they insinuate themselves like the air between the folding doors,—they separate the bride from the embraces of the bridegroom,—they snatch the child from between the knees of the man,—they entice the unwary from out of his fruitful house,—they are the threatening voice which pursues him from behind." Their malice extended even to animals: "They force the raven to fly away on the wing,—and they make the swallow to escape from its nest;—they cause the bull to flee, they cause the lamb to flee—they, the bad demons who lay snares."

The most audacious among them did not fear at times to attack the gods of light; on one occasion, in the infancy of the world, they had sought to dispossess them and reign in their stead. Without any warning they had climbed the heavens, and fallen upon Sin, the moon-god; they had repulsed Shamash, the Sun, and Eamman, both of whom had come to the rescue; they had driven Ishtar and Anu from their thrones: the whole firmament would have become a prey to them, had not Bel and Nusku, Ea and Merodach, intervened at the eleventh hour, and succeeded in hurling them down to the earth, after a terrible battle. They never completely recovered from this reverse, and the gods raised up as rivals to them a class of friendly genii—the "Igigi," who were governed by five heavenly Anunnas.

The earthly Anunnas, the Anunnaki, had as their chiefs seven sons of Bel, with bodies of lions, tigers, and serpents: "the sixth was a tempestuous wind which obeyed neither god nor king,—the seventh, a whirlwind, a desolating storm which destroys everything,"—"Seven, seven,—in the depth of the abyss of waters they are seven,—and destroyers of heaven they are seven.—They have grown up in the depths of the abyss, in the palace;—males they are not, females they are not,—they are storms which pass quickly.—They take no wife, they give birth to no child,—they know neither compassion nor kindness,—they listen to no prayer nor supplication.—As wild horses they are born in the mountains,—they are the enemies of Ba,—they are the agents of the gods;—they are evil, they are evil—and they are seven, they are seven, they are twice seven."

Man, if reduced to his own resources, could have no chance of success in struggling against beings who had almost reduced the gods to submission. He invoked in his defence the help of the whole universe, the spirits of heaven and earth, the spirit of Bel and of Belit, that of Ninib and of Nebo, those of Sin, of Ishtar, and of Bamman; but Gibir or Gibil, the Lord of Fire, was the most powerful auxiliary in this incessant warfare. The offspring of night and of dark waters, the Anunnaki had no greater enemy than fire; whether kindled on the household hearth or upon the altars, its appearance put them to flight and dispelled their power.

willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » vr 09 feb , 2007 11:29

De merkwaardige terugkeer van het beest

Hoe ziet de Duivel eruit? Don Bosco zag hem als “een lelijk beest in de vorm van een grote kat met lange horens” of als “een grote aap met gloeiende ogen”. Aan Sint Antonius verscheen hij in de gedaante van een “zeer lelijke neger”.

Volgens kenners mogen we er vergif op innemen dat hij elke gestalte kan aannemen. Maar het is opvallend hoe vaak het Grote Beest met seks wordt geassocieerd.

De Heilige Justina ervoer Satan als een mooie naakte jongeling die het op haar eer begrepen had.

De Heksenhamer, een handleiding voor heksenjagers uit 1487, stipt aan dat de Duivel het sterkst werkt « in de lenden van de mens. Van alle gevechten zijn diegene die daar worden uitgevochten de hardste. Daar is altijd stnjd maar zelden een overwinning. »

In 1612 schreef inquisiteur Pierre de Lancre een verhelderend boek op grond van gerechtelijke akten. Daarin omschrijft de 16-jarige Jeannette d’Abadie het paren met de Duivel als een pijnlijke zaak “omdat hij een uit schubben opgetrokken lid heeft” en “zijn zaad uiterst koud is”.

Bij een heksenproces in 1598 noemde Alexla Dragaea de penis van de Duivel “zo groot als de steel van een ovengaffel”. Sylvine de la Plaine in 1616 en Isabel Gowdie in 1622 bevestigen dat de Duivel “ijskoud aanvoelt” en schatten zijn piemel “zo groot als het geslacht van een paard”.

Die eensluidende bekentenissen inspireerden de in 1983 gestorven katholieke historicus Friedrich Heer tot de nuchtere conclusie dat de beruchte heksensabbat weinig méér dan een ordinaire sexfuif was : «Als een “duivel” het heel vrouwelijke gezelschap moest bevredigen, moest hij zich wel van een kunstpenis bedienen

Middeleeuwse inquisiteurs waren bijzonder geïnteresseerd in het onderzoeken van “duivelstekens” op het lichaam : plekken die ongevoelig waren voor pijn. Bij wijze van proef prikte men met een naald in de borsten en schaamdelen van de heks. Een andere favoriete bezigheid was het volstrekt kaalscheren van heksen : hun toverkracht zou immers in hun haren schuilen.

Ook vandaag blijft de link tussen seks en Satan bestaan.

De Italiaanse pater Giuseppe Tomaselli, auteur van De hel en de duivels bestaan ! en Het Grote Beest is intelligent, merkt op dat de Boze zich wel eens voordoet als “een uitdagende vrouw”. Volgens hem is voor het zwakke geslacht slechts één zonde erger dan onkuisheid : dat ze die onkuisheid niet opbiechten.

E.H. Bouts, auteur van Satan, heerser over deze wereld, zit op dezelfde golflengte. In een hoofdstukje over de Kenmerken van de toegepaste Satanische strategie lezen we :

« De vrouwelijke bekoorlijkheid en seksuele betovering wordt uitgebuit in de vorm van geheimagenten. De KGB infiltreert haar getraineerde (sic) vrouwelijke agenten tot in de hoogste rangen van de kerkelijke hiërarchie. Zij hebben in hun stelregels en richtlijnen meegekregen dat degenen die zich de strengste ascetische onthouding opleggen het meest vatbaar zijn voor de vrouwelijke charme en seks appeal beraamd met verdoken foto-apparaat. Het slachtoffer wordt dan met openbaarmaking bedreigd en spijts alle tegenstribbeling zoals een geit aan een touw gemaneuvreerd. »

Ik hoop dat deze kleine captatio benevolentiae kan volstaan. Dan kunnen we nu overgaan tot de orde van de dag : de Satan is weer onder ons.

NIHIL OBSTAT

Twintig percent van de Belgen gelooft in de Duivel, zestig percent doet dat niét, twintig percent twijfelt. Dat leert een enquête van Jan Kerkhofs, professor aan de K.U. Leuven. Onder “sterk praktiserende katholieken” stijgt het aantal gelovigen tot 35 %, maar dat is een pover resultaat in acht genomen dat de Kerk eeuwenlang over de Boze gedonderpreekt heeft.

Tot voor kort was het geloof in de Duivel zo evident dat geen christenmens het in zijn hoofd zou hebben gehaald zijn bestaan in twijfel te trekken. Nog in 1948 verscheen bij Desclée De Brouwer het standaardwerk Satan, waarin een reeks godgeleerden, historici en psychiaters het mysterie van de Duivel onbeschroomd probeert te doorgronden. Maar plotseling begon het tij te keren.

In 1961, een jaar vóór het Concilie, legde E.H. Ory zijn manuscript van De vorst van deze wereld aan de bisschoppelijke censor voor om van hem een kerkelijke goedkeuring te krijgen. Zijn relaas nemen we beknopt uit zijn boek over.

E.H. Ory : « Het nihil obstat werd niet verleend. De reden van de weigering werd niet meegedeeld, en een gelegenheid tot mondelinge dialoog werd nooit toegestaan. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie kwam onrechtstreeks opheldering over deze geheimzinnige weigering. Theologen gingen het bestaan van engelen en duivelen ernstig in vraag stellen. Aan theologische faculteiten werd steeds duidelijker geleerd dat de duivelverhalen uit het Evangelie niet letterlijk dienden te worden opgevat het waren slechts mythische voorstellingen, een oosterse manier van spreken over goed en kwaad. Kort na de aanvang van het Concilie werd deze nieuwe visie op de “duivel” voorzichtig openbaar gemaakt tijdens de allereerste recyclagelessen voor priesters. Gaandeweg werd het geloot in de duivel beschouwd als een teken van achterlijkheid.

In 1971 kwam de klap op de vuurpijl. Toen verscheen bij Desclée De Brouwer het boek Afscheid van de duivel, een vertaling van het gelijknamige werk van de Duitse theoloog Herbert Haag, professor in de oud-testamentische theologie aan de universiteit van Tübingen. Van dezelfde auteur verscheen in 1974 Teufelsglaube, waarin hij stelt « dat het geloof in de duivel een anachronisme is, niet alleen voor de verlichte burger van de 20ste eeuw maar ook voor de christen. »

Zijn stelling werd op gejuich onthaald, niet in de laatste plaats door eenvoudige gelovigen die na het eindeloze gepreek over hel en verdoemenis een zware tast van hun schouders voelden glijden. In die euforische sfeer werd in het bisdom Hasselt een brochure verspreidt waarin te lezen stond : “We moeten de duivel niet zien als een werkelijk bestaande persoon. De duivel is in de Bijbel een symbool van het kwaad in de wereld en in de mens.”

Die visie wordt ook vandaag nog verkondigd. Het verschenen Geloofsboek van de Belgische bisschoppen herinnert weliswaar aan wat “de traditie” over de Duivel voorhoudt, maar laat ruimte voor twijfel : « Christenen zullen wellicht verschillen van mening over het al of niet “persoonlijk” karakter van het kwade of van dé Kwade. Moet je bv. de tekst van het onze vader verstaan als “verlos ons van het kwade” of “verlos ons van dé Kwade” ? » Het antwoord op die vraag klinkt ongeveer als volgt : zoek het zelf maar uit.

Maar achter de coulissen is iets heel anders aan de gang : de restauratie draait op volle toeren.

wordt vervolgd
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » vr 09 feb , 2007 13:47

Lucifer

Terwijl progressieve theologen aan het schipperen gingen, hield een handvol traditionalisten het been stijf. Had Baudelaire al niet gezegd : La meilleure ruse de Satan est de persuader les gens qu’il n’existe pas ? » Wie het bestaan van de Duivel in twijfel trok, werd door de rechtgelovigen dan ook als een handlanger van de Boze beschouwd. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie had paus Paulus VI zich laten ontvallen dat “de walm van de Satan de Kerk was binnengedrongen”. E.H. Ory had dan ook geen goed woord over voor de “schurftige schapen” - lees: de “modernistische” theologen - die de schaapskooi binnenslopen.

Waarom is het zo belangrijk dat christenen in de Duivel geloven ? Een voor de hand liggende reden zou kunnen zijn, dat het nooit kwaad kan de angst eronder te houden. Als de duivel - én de hel - niet bestaan, waarom zou men dan nog een godvrezend leven leiden ?

Maar het probleem zit dieper. Als de Duivel niet bestaat, hoe kan men het kwaad in de wereld dan verklaren ? Is de goede God dan verantwoordelijk voor honger en ellende, ziekte en dood in dit aardse tranendal ? E.H. Bouts stelt dat heel wat intellectuelen de Kerk de rug hebben toegekeerd bij gebrek aan een duidelijk antwoord op die vraag. Zijn theorie kan kloppen. Ik herinner mij de gedenkwaardige godsdienstles waarin een pater jezuïet het kwaad als een “verkeerd geordend goed” probeerde uit te leggen. Zijn stelling werd op ongeloof, scepsis, resp. hoongelach onthaald.

Moeten katholieken dan aannemen dat er naast de goede en ongeschapen God ook nog een slechte en ongeschapen Duivel bestaat ? Neen, want die zogenaamd dualistische visie, onder meer door manicheeërs en katharen vertolkt, werd door de Kerk als ketters gebrandmerkt. Toch schuilt in elke ketterij een stukje waarheid, aldus E.H. Bouts. De enige fout van de dualisten is, dat ze overdrijven. De Duivel bestaat wel degelijk, maar van oorsprong is hij een door God geschapen engel.

In Satan, de onzichtbare heerser over deze wereld, vertelt E.H. Bouts hoe de vork precies aan de steel zit. Vóór zijn val was Lucifer een aartsengel die van God de opdracht kreeg de stoffelijke wereld te organiseren. Maar alles liep fout toen God de mens naar Zijn beeld en gelijkenis schiep. Lucifer zou nu moeten werken aan de vervolmaking van een halfstoffelijk wezen tot het zijn eigen engelachtige natuur kon evenaren en mogelijk zelfs overtreffen. “Uit jaloezie en hovaardige zelfzucht” kwam Lucifer in opstand. Als straf werd hij uit de hemel verbannen en zou voortaan Satan (de tegenstrever) heten. Zijn vroegere liefde sloeg om in een gloeiende haat die erop uit is de hogere lotsbestemming van de mens te bekampen. Zijn grootste vijanden zijn diegenen die de mens aan zijn bestemming herinneren : in de eerste plaats Christus (die door de Duivel in de woestijn bekoord werd opdat hij van zijn missie zou afzien) en zijn aardse moeder, Maria.

Het Rode Beest

In de loop der eeuwen werden duivelskinderen vereenzelvigd met joden, islamieten, katharen, protestanten, zigeuners, vrijmetselaars... Maar de schaarse katholieken die na het Concilie het geloof in de Duivel levendig hielden, zagen de Boze nergens sterker vertegenwoordigd dan in het communisme.

« Het meesterwerk van de gevallen aartsengel », aldus E.H. Bouts, « is het Russische atheïstische communisme dat alle godsdienst in de kiem tracht te verstoren, bijzonder in de opkomende jeugd. Het ontzaglijke rode leger, tot offensief uitgebouwd, is het werktuig van de wereldverovering dat de totale ontchristening beoogt. Het is de sterkste bondgenoot van Satan. » Toen Hongarije in 1956 door Russische tanks werd heroverd zou het laatste geluid dat over de radio weerklonk “een tragisch hulpgeroep” zijn geweest : het Ave Maria van Gounod. Dat kan geen toeval zijn, evenmin als de aanslag op paus Johannes-Paulus II, die door de Bulgaarse geheime dienst zou zijn beraamd.

E.H. Ory : « Dank zij de Oktoberrevolutie slaagde het goddeloze communisme erin zich voor de eerste keer te incarneren in een werkelijke wereldmacht : Rusland. Jaar na jaar vallen landen binnen zijn invloedssfeer. Duizenden rode vanen wapperen boven de hoofden van de zegevierende Rode Draak (...) Maria heeft voorzegd (in Fátima, sh) dat Rusland zijn dwaalleer zou verspreiden over heel de wereld. »,

E.H. Ory kijkt met argusogen naar de vijfde colonne in katholieke kringen : « Men is al ver gevorderd met de politieke vertaling van de Bijbel en de bevrijdingstheologie staat in bepaalde kringen hoog aangeschreven. In feite is het niets anders dan een communistische infiltratie binnen de Kerk. Een aforisme ter bevestiging : vroeger werden de idealisten scheutist, nu sluiten zij aan bij Amada. »

Vaak wordt de strijd tegen het communisme in verband gebracht met de Apocalyps, waarin beschreven staat dat Maria na een titanenstrijd de Draak onder haar voetzool zal verpletteren.
Misschien dáárom dat Johannes-Paulus II een paus uit Polen en notoir tegenstander van de bevrijdingstheologie, zijn pontificaat aan Maria opdroeg (Totus Tuus) en 1988 tot Mariajaar uitriep. Een oude bekende van deze bladen, Spekpater Werenfried Van Straeten, maakte van een Maria-viering in het Duitse bedevaartsoord Kevelaar gebruik om tot de strijd tegen het Rode Gevaar op te roepen « Kies er u allemaal één uit : Gorbatsjov, Ligatsjev, Honecker... En bestook hen met uw gebeden. “

Uitgerekend in het Mariajaar brak de glasnost uit. Ronald Reagan, die geheel in de katholieke traditie de Sovjetunie als “het Rijk van het Kwade” bestempelde, werd goede maatjes met Gorbatsjov. En tegelijk kwam er meer ruimte voor godsdienstvrijheid, zowel in de Sovjetunie als in China. Is Maria aan de winnende hand, of is dit de ultieme list van de Duivel ?

Diabolos

Volhouders als E.H. Bouts en E.H. Ory werden in kerkelijke kringen met een meewarige blik bekeken. Maar wat hun geloof in de Duivel betreft, lijkt het erop dat ze alsnog het gelijk aan hun kant krijgen.

« Ikzelf heb nooit ernstig getwijfeld aan het bestaan van de Boze, diabolos », zei Godfried Danneels onlangs in “Het geloof van een kardinaal”. « Ook in onze wereld is het kwaad zo subtiel, dat het wel niet louter een “het” kan zijn (...) Wat een ellende leek kardinaal Ratzinger zich op de hals te halen toen hij het over de duivel had. Ook Paulus VI had al veel tegenwind gekregen, bij een gelijkaardige affirmatie. Misschien vergaat het mij ook zo. Het bestaan van het “gepersonaliseerde kwaad” behoort niettemin tot het geloof en de prediking van de Kerk. »

Eind 1984 verklaarde kardinaal Ratzinger, hoofd van de Congregatie voor de geloofsleer in het Vaticaan « Voor het christelijke geloof is de Duivel een mysterieuze, maar reële, persoonlijke en niet symbolische aanwezigheid. »

De uitspraak van Paulus VI waar kardinaal Danneels op alludeert, laat evenmin ruimte voor twijfel : « Zij verwijderen zich van de Bijbelse en kerkelijke leer, diegenen die weigeren zijn bestaan te erkennen of hem uitleggen als zijnde een pseudo-realiteit, een vinding van de geest om de ongekende oorzaken van onze kwalen te verpersoonlijken. » Sterker nog « Wie zijn bestaan loochent, is zélf al één van zijn arme slaven. »

Ook de huidige paus, Johannes-Paulus II, is bijzonder in de Duivel geïnteresseerd. In één van zijn wekelijkse audiënties voor bedevaarders zei hij : « De Heilige Schrift stelt de Duivel voor als een persoon, en zegt tegelijkertijd dat hij niet alléén is maar met een gemeenschap van boze geesten.» De Satan is « geen psychologische projectie van diepgewortelde angsten, maar een spiritueel, persoonlijk wezen. Hij heeft niet alleen invloed op materiële dingen maar ook op het lichaam van de mens, in welk geval men van bezetenheid spreekt. »

wordt vervolgd
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » vr 09 feb , 2007 16:56

Hell’s Angels

Bezetenheid : het hoge woord is eruit. Hoe sterker het geloof in de Duivel leeft, des te meer gelovigen voelen zich persoonlijk bedreigd. Maar waar komt de hernieuwde belangstelling voor de Boze vandaan ?

Kardinaal Danneels in “Het geloof van een kardinaal” :
« Paradoksaal genoeg : als de Kerk op dit stuk gaat zwijgen, begint de wereld erover te spreken. De mensen vinden hun duivels uit. Het “kwaad oog” zit dan meteen overal. Vroeger waren er zelden aanvragen voor een exorcisme; sinds een jaar of vijf duikt er gemiddeld één per week ergens op. Bijna alle bisdommen hebben opnieuw een priester moeten belasten met de taak van exorcist. Alleen al om de noodzakelijke “onderscheiding der geesten” te doen. »

Het is zeer de vraag of de Duivel weer in de belangstelling staat omdat de Kerk er over zwijgt, dan wel omdat ze er luidkeels over praat. De laatste jaren zitten kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders om geen drastische uitspraak verlegen : paus Paulus VI, paus Johannes-Paulus II, kardinaal Ratzinger, de Duitse bisschop Rudolf Graber (“als er geen Duivel is, is er ook geen God”), zijn landgenoot kardinaal Höffner, kardinaal Danneels : ze staan in het rijtje om hun geloof in de Duivel te verkondigen.

Men kan zich afvragen wat de verbeelding het sterkst stimuleert : een fictie-film als “The Exorcist” of de stroom van bloedserieuze katholieke boeken en vlugschriften. De Kerk wijst graag met de vinger naar boekhandels gespecialiseerd in esoterische literatuur; maar geen enkele occulte boekwinkel kan méér duivel-literatuur voorleggen dan een bona fide katholieke bibliotheek.

Ook de jeugdcultuur wordt op een overtrokken manier geviseerd. Al in 1886 zei de Satan bij monde van een bezeten jongetje in het Duitse lllfurth :
« Wat mij vooral bevalt, zijn de bals en de dansen met hun frivoliteiten, en daar drijf ik de mensen naartoe. » Vandaag heeft E.H. Bouts het niet begrepen op « uitheemse dansen, die werkelijk scholingen in ontucht zijn ». Hij zou zijn betoog kracht kunnen bijzetten door te verwijzen naar het concert van de Rolling Stones in Altamont, waar een man als het ware op de tonen van Sympathy for the Devil met messteken werd omgebracht. Die dag werd de orde gehandhaafd door... Hell’s Angels.

Maar christelijke auteurs zoeken het verband tussen rock en de Duivel liefst zo ver mogelijk. Graag verwijst men naar platen waarop, als men ze achterstevoren afdraait, Satanische boodschappen te horen zouden zijn. En men laat geen kans voorbijgaan om te verkondigen dat de naam AC/DC (afkorting voor wissel stroom/gelijkstroom) eigenlijk Anti-Christ/Death to Christ betekent, precies zoals Kiss voor Knights in the Service of Satan staat.

Als men de indruk wil wekken dat we in een Satanisch universum leven, verpest door Duivelse pomperijen, is men op de goede weg. Jammer genoeg inspireert men daardoor tot excessen die anders het stadium van de smakeloze grap niet zouden overstijgen.

Al mogen we aannemen dat het gezag van de Kerk flink getaand is, in zijn Geschiedenis van de heksenprocessen in Bayern schrijft de Duitse historicus Sigmund von Riezier « De veruit grootste verantwoordelijkheid voor al deze gruwel berust bij diegenen die de heksenwaan geleerd en verspreid hebben. Voor de vraag hoe en in hoever duivels door mensen en mensen door duivels kunnen werken, was beslissend wat de kerkelijke overheid daarover zei. »

En Aldous Huxley noteert in The Devils of Loudun : Door zoveel aandacht te schenken aan de duivel (...) verspreidden theologen en inquisiteurs juist het geloof (...) dat ze zo hardnekkig probeerden te onder drukken.

Zwarte Raaf

Helaas is de grens tussen geloof en waanzin soms moeilijk te trekken.

In 1984 werd de 18-jarige Gary Lauwers in Long Island gevonden; zijn lijk was doorkerfd met zeventien messteken in de borst, het hoofd en de nek. Dezelfde dag werden Richard Kasso (17) en James Troiano (16) wegens moord aangehouden. Vóór Kasso zich in zijn cel verhing, vertelde hij de politie hoe zijn vriend werd afgeslacht « We zaten rond het kampvuur en zongen : “Ik hou van Satan”. De folteringen begonnen rond 11 uur ‘s avonds en duurden tot 3 uur ‘s ochtends. Toen verloor Gary het bewustzijn. Hij mompelde nog “Mama, ik hou van je”. Op dat ogenblik hoorde ik een raaf krassen. Hij zei me “Aanbidder van Satan, de Duivel beveelt u te doden”. Toen heb ik zijn ogen uitgestoken en hem afgemaakt. »

In 1987 werd voor de jeugdrechtbank van Munster in Duitsland de dood van het 15-jarige schoolmeisje Anja behandeld. Op de beklaagdenbank zaten twee medescholieren, de 17-jarige René en de 15-jarige Elke. Ze hadden beslist zichzelf aan de Duivel te offeren. Maar toen Anja ‘s nachts in het bos als eerste haar polsen doorsneed, sloegen haar kompanen in paniek op de vlucht. Het meisje bloedde dood.

In 1988 hield de Nederlandse politie een echtpaar uit Velp en een vrouw uit Maassluis aan die ervan verdacht worden een baby van twee en een halve maand oud om het leven te hebben gebracht. Volgens de politie hebben de vader en de moeder van de baby samen met hun vriendin het jongetje in het toilet verbrand omdat het van demonen bezeten zou zijn.

En ook in eigen land houdt de Duivel weer stevig huis. Een greep uit de kranten :

« GENT - De raadkamer bevestigde vrijdag de aanhouding van de Gentenaar FVL (23) die er samen met zijn broer van wordt verdacht het huis van hun vroegere gezel te Gent voor de tweede keer in brand te hebben gestoken. Voor de raadkamer verklaarde FVL aan de lichtjes verbouwereerde voorzitter dat hij door de duivel bezeten was op het moment dat hij het vuur aan de woning stak. »

« KORTRIJK - Voor de Kortrjkse correctionele rechtbank stonden twee personen terecht, omdat ze exorcisme toepasten op mensen die om hulp kwamen in hun appartement in Kortrijk. Een vrouw die achteraf onder psychiatrische behandeling moest, maakte bij het parket haar beklag over de duiveluitdrijving die men bij haar toegepast had. De advocaat wees erop dat het tweetal zich bijna naar de letter inspireerde op het boek van kardinaal Suenens “En bevrijdt ons van het kwade”. »

« LUXEMBURG - Een Belgisch exorcistenpaar is donderdag door een Luxemburgse rechtbank tot levenslange dwangarbeid veroordeeld om dat zij een vijftienjarig meisje in een kooi hadden laten omkomen van honger en dorst. De rijkswacht ontdekte het in ontbinding verkerende lijk van de vijftienjarige Marie-Rose in een twee op drie meter metende kooi op de zolder van een woning te Bigonville. Vrijwel onmiddellijk werden de moeder van het slachtoffer, Mariette, en schoonvader François gearresteerd. Op het ogenblik van de arrestatie zei het paar dat het de duivel wou uitdrijven uit Marie-Rose, door het meisje voedsel en drank te ontzeggen en op te sluiten. »

word vervolgd
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » vr 09 feb , 2007 20:13

Bidden en vasten

Dat de Kerk officiële exorcisten aanstelt is dus een tweesnijdend zwaard : aan de ene kant bevestigt hun benoeming het bestaan van de Boze, wat menig brein op hol doet slaan; aan de andere kant mag men hopen dat zij de meeste “bezetenen” door een nuchter gesprek uit hun waan kunnen verlossen en hen redden uit de handen van charlatans die 50.000 tot 100.000 frank vragen om zelfs maar aan een exorcisme te beginnen.

Maar ook het optreden van katholieke exorcisten valt niet altijd in goede aarde : in 1978 stonden in het Duitse Aschaffenburg enkele priesters terecht omdat ze de 24-jarige Annelies Michel met de goedkeuring van haar ouders hadden geëxorciseerd. Het Rituale Romanum, het handboek van de katholieke exorcist, beveelt de bezetene bidden en vasten aan. Maar de duiveluitdrijving van Annelies Michel had noodlottige gevolgen : na de behandeling weigerde ze alle voedsel en kwam om het leven.

Tussen 1981 en 1988 lieten alleen al in Turijn, 1.334 gelovigen zich exorciseren. Kardinaal Anastasio Ballestero voelde zich daardoor genoodzaakt niet minder dan zes nieuwe exorcisten te benoemen. Naar zijn schatting herbergt Turijn ook 40.000 duivelaanbidders. Vandaar dat er steeds meer hosties uit tabernakels verdwijnen en kerkhoven worden omgespit bij de zoektocht naar vingernagels en haren van overleden : dat materiaal lijkt onontbeerlijk bij het opdragen van zwarte missen.

De Canadese pater Emiliano Tardif houdt over de hele wereld, ook in Europa, religieuze bijeenkomsten voor een gehoor van duizenden gelovigen. Hij houdt geen massa exorcisme in de strikte zin van het woord, maar organiseert gebedsgenezingen. Bij een plotselinge en onverklaarbare genezing wordt aangenomen dat de handoplegging van de priester de demonen uit het lichaam van de zieke verjaagt.

En in Frankrijk kan men zich nu ook al telefonisch laten exorciseren. Het volstaat daartoe het nummer te draaien van pater Chenesseau, voorzitter van de Société Française des Exorcistes.

Hysterie

« Excellentissime Domine, inde ab aliquot annis, apud quosdam coetus ecclesiales, conventus ad precationes faciendas multiplicantur hoc quidem proposito, ut liberatio obtineatur ab influxu demonum... »

In 1986 stuurde kardinaal Ratzinger - hij puurt keurig Latijn uit zijn tekstverwerker- alle bisschoppen een brief waarin hij erop wijst dat de vraag naar exorcismen toeneemt, en dat een duiveluitdrijving volgens de regels van de kunst moet worden uitgevoerd, door een daartoe benoemde priester.

Tot kort na het Concilie had élke priester de graad van exorcist, maar om zijn kunde in de praktijk te beoefenen heeft hij een speciale toelating van de bisschop nodig. De duivelbezweerder wordt ook niet geacht meteen op pad te gaan en driftig de wijwaterkwispel te hanteren. Het Rituale Romanum schrijft voor dat wie zich bezeten acht, eerst en vooral aan een grondig onderzoek wordt onderworpen. Vandaag komt daar meestal een dokter of psychiater aan te pas. Het pleit voor het sérieux van de exorcist dat slechts weinig “bezetenen” als dusdanig worden erkend.

Pater De Brabandere, een Gentse dominicaan geïnteresseerd in paranormale fenomenen, vertelde ons daarover :

« Je mag niet te vlug iets als bezetenheid bestempelen. Natuurlijk, ik weet wat de mensen graag willen horen : dat er een spook is verschenen, dat er een huis in de vlammen is opgegaan, dat de geesten dit en dat... De mensen spreken veel te snel van de Duivel. Meestal is er een natuurlijke verklaring voor schijnbaar bovennatuurlijke fenomenen. Ooit werd mijn hulp ingeroepen door een moeder met een “lastig kind”. Die jongen zit hier braafjes te kijken en in eens boem, hij slaat alles van tafel. Nou, een parahystericus, hé. Dat kind is niet bezeten, het is gewoon ziek. Maar de moeder, die dat soort gedrag totaal onverklaarbaar vindt, ziet er de hand van de Duivel in. Echte bezetenheid komt zéér zelden voor. Ik heb ooit in Jeruzalem de vraag gesteld aan een rabbijn - hij had de graad van exorcist in het Israelische leger. Hij zei me : “De gevallen zijn zo uitzonderlijk dat ik niet kan zeggen dat ik er elk jaar één heb.” »

Pater Gesland, exorcist in Parijs « Op 10.000 personen die ik gezien heb, waren er vier of vijf gevallen van bezetenheid. »

De onlangs gepensioneerde pater Ugo Saroglia heeft de laatste tien jaar in Turijn elke dag twee tot drie gevallen van vermeende bezetenheid onderzocht. Volgens hem is 1 tot 2 % van de gevallen echt, de rest is aan “psychologische problemen” toe te schrijven.

Ook pater Germano Ventura, exorcist in de kerk van Santa Maria Cuasa Nostra Laetitiae in Villaggio Breda, is voorzichtig : « Echte gevallen van bezetenheid zijn erg zeldzaam. Mensen met vreemde problemen komen naar mij toe : zaken die dokters en psychiaters niet kunnen oplossen. Nadat ze de wereld hebben rondgereisd, op zoek naar specialisten, en een fortuin aan geneesmiddelen hebben uitgegeven, komen ze naar mij toe : de priester als laatste hoop. »

Vroeger werden heel wat psychische afwijkingen met bezetenheid verward. Wie bijvoorbeeld aan epilepsie of aan het syndroom van Tourette leed - waarbij de patiënt op een ongecontroleerde manier wartaal en obsceniteiten uitstoot - was rijp voor een uitdrijving. Maar aangezien de meeste gevallen van “bezetenheid” vandaag als psychische stoornissen worden herkend, vraagt de Duitse theologe Katharina Elliger zich af : « Heeft de exorcist wel het recht om in een zieke méér te zien dan een ziekte, namelijk een duivelse invloed ? » En haar collega Haak stelt : « Demonische bezetenheid is geen feit maar een poging om het onbegrijpelijke op een (vermeend) christelijke basis begrijpelijk te maken. »

Maar daar wijken de kamergeleerden af van de exorcisten die met hun beide voeten in de praktijk staan. Kan men nog wel van een ziekte spreken als men een bezetene als een vlieg over het plafond ziet lopen ?

Paddenstoelensouper

De exorcist beschikt over een aantal vuistregels om echte van vermeende bezetenheid te onderscheiden. Volgens het Rituale Romanum kan de Duivel pas in het spel zijn als aan volgende voorwaarden is voldaan : 1) de bezetene spreekt verschillende woorden in een vreemde taal of verstaat iemand die deze taal spreekt; 2) hij openbaart verre of verborgen zaken; 3) hij heeft een kracht die boven die van zijn leeftijd en zijn Iichaamsbouw uitstijgt.

Van vreemde talenkennis zijn in de literatuur weinig spectaculaire voorbeelden te vinden : de Duivel gebruikt vaak een stem die gelijkt op “het geluid van een bandrecorder die op een te lage snelheid draait” en praat hooguit een mondje Latijn of Hebreeuws. In geval van twijfel kan men de bezetene onderwerpen aan de Petronius-test, in 1958 gehanteerd door de bisschop van Orléans, die zich afvroeg of de Duivel wel degelijk in Marthe Brossier was gevaren. Om haar paranormale kennis van het Latijn te testen, opende hij zijn Petronius en las op plechtige toon het niet zo stichtende verhaal van de Matrone van Ephesus voor. Het effect was verbijsterend. Vóór de eerste zin ten einde was, kronkelde Marthe over de vloer en vervloekte de bisschop om al het lijden dat hij haar aandeed door uit de Heilige Schrift voor te lezen.

Maar meestal spreekt de Duivel de exorcist in de goed verstaanbare volkstaal aan, bij voorkeur met troetelnaampjes als “smerig varken”, “apekop”, “schapekloot”, “grote klootzak of “vuile oude eunuch”.

Ook met de onthulling van mysterieuze zaken valt het een beetje tegen. Veelal beperkt de Duivel zich tot een hinderlijke vorm van gedachtelezen, waarbij hij de exorcist enkele pikante jeugdzonden voor de voeten werpt. Een fraai staaltje daarvan vinden we in het boek Hostage to the Devil, waarin Malachi Martin, gewezen jezuïet, Vaticaans vertrouweling en medewerker van kardinaal Bea, aan de hand van bandopnamen vijf post conciliaire duiveluitdrijvingen reconstrueert. Zegt de Boze tegen één van de exorcisten : « Denk je dat jij ons ontsnapt bent, paddenstoelensouper? Denk je dat géén van die vuile hoeren jou veranderd heeft ? Hoe dikwijls ben je geil van hen geworden ? Herinner je je nog hoe ze haar poesje naar je toeschoof en je het zwarte haar tussen die getaande dijen zag glinsteren ? Herinner je je nog je stijve pik ? Ha ! Ha ! Priester ! Jij kleine hete lul ! Ha ! He ! Je gebeden brachten geen baat, toen. Of dacht je erom de rozenkrans er rond te binden om ‘m omlaag te houden ? Herinner je je dat ! Herinner je je dat ? Herinner je je natte dromen ? Wij wel. Dat doen we zeker. En jij ook ! Denk je niet dat een stukje van jezelf ons al toebehoort ? Priesterrrrrr ! »

Bijzonder handig is, dat de Duivel om de één of andere reden niet kan liegen als hij over geloofswaarheden wordt ondervraagd. Stel hem een vraag over reïncarnatie, de Heilige Drievuldigheid of zelfs de waarde van het avondgebed, als een volleerde theoloog zal hij antwoorden wat de katholieke Kerk daarover voorhoudt.

Stank voor dank

Over het taalgebruik van de Duivel kunnen we hooguit zeggen dat het een beetje schunnig is. Maar voorbeelden van bovenmenselijke krachtuitspattingen zijn legio. Dat de Duivel aan tafel met het bestek gooit zou men nog als een eenvoudige vorm van onbeleefdheid kunnen afdoen, maar in een kwaaie bui slingert hij de hele huisraad, inclusief stoelen en tafels, door de kamer.

Uitdrijvingen gaan in de regel met nog heel wat andere fenomenen gepaard, die het Rituale Romanurn niét met name noemt. Zo lijkt elke bezetene als de dood voor heilige voorwerpen zoals wijwater, kruisbeelden en relikwieën van heiligen. Die behoren dan ook tot het vaste arsenaal van de exorcist. Bezetenen die ermee worden geconfronteerd, huilen, spuwen, blaffen of dreigen de priester aan te vallen.

Vaak verspreidt de Satan een weerzinwekkende, alles verpestende stank, en soms begint de temperatuur in zijn omgeving om een onverklaarbare reden te dalen, zodat de aanwezigen de indruk hebben dat ze zich in een ijskelder bevinden.

Soms ook neemt het gezicht van de bezetene de gruwelijkste vormen aan. Zo beschrijft Pater Schindelhols in zijn boek Exorcisme, un prêtre parle (Petite anthologie de la possession aujourd’hui) hoe het hoofd van een bezetene plotseling totaal veranderde en de vorm aannam van « een vreemde vrouw die niemand kende of ooit gezien had ».

Malachi Murdoch schotelt een nog plastischer beeld voor bij het exorcisme van Thomas Wu dat in Nanking door pater Michael werd uitgevoerd : « Toen brak de starre grijns van Thomas; zijn gezicht leek te zijn vervangen door een ander gezicht met dezelfde grijns. Met de topsnelheid van een kaleidoscoop kwam er een lange opeenvolging van gezichten die kwamen en gingen, het ene na het andere. En allemaal grijnsden ze. Allemaal droegen ze “Kaïns duimafdruk op de kin”, zoals Michael later het teken beschreef dat hem voor de rest van zijn leven bleef achtervolgen. Sommige gezichten en gelaatsuitdrukkingen had hij gezien in geschiedenisboeken, op schilderijen, in kerken, in nachtmerries. Japanse, Chinese, Birmaanse, Koreaanse, Britse, Slavische. Oude, jonge, gebaarde, gladgeschoren. Zwarte, blanke, gele. Mannelijke, vrouwelijke. Sneller. Sneller. En allemaal grijnsden ze diezelfde grijns. »

Zweefvliegen

Af en toe wordt tijdens een exorcisme zelfs een geval van levitatie opgetekend, of om met pater Germano Ventura te spreken : « Bij de bevrijdingsritus gebeurt het dat de bezetene begint te vliegen. »

In Les possédés d’Illfurth, de Natal, de Phat-Dièm schrijft theoloog en ere-kanunnik François Gaquere (met kerkelijk imprimatur) over de 17-jarige Claire-Germaine CèIe : « Ze vloog in verticale of horizontale richting weg. Nu eens verhief haar lichaam zich langzaam, terwijl al haar kleren goed tegen haar ledematen bleven aansluiten, tot op een hoogte van één, twee meter boven haar bed, bleef enkele ogenblikken in de lucht zweven, en kwam toen zachtjes naar beneden. Dan weer steeg ze verticaal op, tot op een zelfde hoogte, zelfs in de kerk onder de ogen van de verzamelde gelovigen. Geen enkele menselijke kracht kon haar tegenhouden. »

Pater Mathieu, filosoof, theoloog, professor in kerkelijk recht en exorcist te Besançon, voerde enkele jaren geleden in de plaatselijke kapel een exorcisme uit op een man die het stevig te pakken had. Daarbij riep hij de hulp in van diens vrouw, een nogal sceptische pastoor en twee kloosterzusters : « Ik zei hen : “Hou hem goed vast, want het is niet zo zeker dat jullie met z’n vijven in staat zijn om hem in bedwang te houden”. Bij het eerste kruisteken ontsnapte hij hen en steeg als een bolide naar het plafond. Zijn hoofd bevond zich dicht bij de zoldering. Daar aangekomen kwam hij oog in oog met een paneel van de Heilige Maagd. Hij draaide om zijn as en viel als een blok voor de voeten van de pastoor die trilde als een espenblad. »

Bij een volgende sessie werd de hulp van een dozijn stoere kerels ingeroepen.

« Ze zegden mij : “Pater, waarom ?“ toen ze zagen dat ik twee stevige nylontouwen had meegebracht. Ik vroeg hem vast te binden. Maar bij het eerste kruisteken dat ik maakte, ontglipte hij hen. De touwen vielen, hij verdween in de ruimte. Tenslotte konden ze hem, zo goed en zo kwaad als het ging, weer te pakken krijgen. Toen hij op zijn rug lag en ik mijn exorcisme wou
herbeginnen, zei ik hen : “Enkelen van u moeten op hem gaan zitten, als tegengewicht”. Na enkele minuten begonnen ze allemaal te huilen : “Pater, pater, waar gaan we naartoe ?“ De man steeg in de ruimte op, met zes kerels op zijn lijf
. »

Vreemd genoeg zijn die wonderbaarlijke fenomenen nauwelijks te onderscheiden van de mirakels die zich in de buurt van heiligen zouden afspelen. De kennis van vreemde talen die bij bezetenen de aanwezigheid van de Duivel verraadt, komt ook bij zeer vrome zielen voor : alleen spreekt men dan van glossolalie en houdt men dat fenomeen voor een manifestatie van de Heilige Geest. En levitatie doet zich niet alleen voor bij de ten hemel opneming van Christus en Maria, maar zou ook bij diverse heiligen zijn vastgesteld.

Serpent

Voor paranormale fenomenen waar het verstand helemaal bij stilstaat, kunnen we terecht bij een door de wol geverfde exorcist als Pater Ventura. Hij ziet een vijftigtal mensen per dag, maar op dinsdag en vrijdag, de twee weekdagen waarop hij al zijn tijd aan het uitdrijven van duivels besteedt, krijgt hij makkelijk vierhonderd hulpzoekenden over de vloer. Zelfs President Moboetoe zou bij hem hebben aangeklopt. De manier waarop de Boze zich in zijn aanwezigheid manifesteert, tart elke verbeelding.

Pater Ventura « In één geval nam de Duivel de gestalte van een slang aan. Een 32-jarige man kwam mij bezoeken en vroeg of ik hem wou verlossen. Toen hij sprak, kon ik de slang in zijn lichaam horen sissen en soms kon ik zelfs de gevorkte tong van het serpent uit zijn mond zien komen. Het heeft mij verschillende maanden gekost, met twee sessies per week, om die duivel in slanggedaante uit te drijven. Bij het laatste, succesrijke exorcisme, viel de man op de grond terwijl de slang met een angstaanjagend gesis zijn lichaam verliet en verdween. »

« Een andere zaak die mij sprakeloos maakte, was het geval van een 18-jarige Italiaans-Amerikaanse jongen. hij was 1,80 m groot, robuust, atletisch gebouwd, en leek een toonbeeld van gezondheid. Een week lang brachten zijn ouders hem elke dag hiernaartoe. Bij het laatste exorcisme begon hij te braken. Stenen zo groot als forse noten vielen uit zijn mond. Ik weet niet hoeveel hij er heeft uitgespuwd, mogelijk een paar kilo. Tenslotte heeft de jongen zelf mij geholpen bij het verzamelen van de stenen; hij kon niet geloven dat die allemaal uit zijn maag waren
gekomen
. »

In zijn boek over de Duivels van Loudun beschrijft Aldous Huxley hoe in de 17de eeuw een heel nonnenklooster in de ban van de Boze raakte en aan de lopende band geëxorciseerd werd :

« Bij één van deze gelegenheden was er een angstaanjagend geluid in de schoorsteen en plotseling verscheen er een kat in de open haard. Het dier werd achtervolgd, gepakt, met wijwater besprenkeld, kreeg een kruisteken en werd in het Latijn bezworen te vertrekken. Waarna men ontdekte dat deze vermomde duivel Tom was, het troetelbeest van de nonnen, dat aan de zwier was geweest en de kortste weg huistoe had genomen. »

Er mag al eens gelachen worden. Maar nooit voor lang. :twisted: :twisted: :twisted:

Staf Herten.
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » za 10 feb , 2007 18:45

Ingewijd en uitgedreven

In 1987 bezocht de fiscus de Abdij van de Zusters Walburgijnen, een bijhuis van de Satanskerk op de Amsterdamse Walletjes. Te oordelen naar zijn rapport, werd het een knus avondje :

X. schonk de glazen vol met een vloeistof die, naar wij proefden, bier was”. In de luxueus roodpluchen sfeer werd ook een stevige portie seks geserveerd : “Toen de vrouw de handdoek weer weghaalde, zagen wij dat de banaan tot halverwege haar vagina stak en dat de banaan tot haar vagina was afgepeld”. Voor verbaasde ambtenaarsogen snaaiden de nonnetjes vaginaal bankbiljetten van de toog en op een wel bijzonder acrobatische manier werden kanjers van sigaren gerookt.

Seks en de Satan, ze zijn nooit ver uit elkaars buurt. De fiscus, wellicht een “christenhond”, vond de Sint Walburga-abdij een doordeweeks sekstheater en eiste 18 miljoen gulden achterstallige belastingen. Daar was magister templi Maarten Lamers niet mee opgezet : volgens hem hebben de Zusters recht op belastingvrijdom. « De Walburga Abdij is een onderdeel van de kerk », verklaarde hij aan Playboy, « zoals de Jezuïeten een onderdeel van de Katholieke Kerk zijn. Wat de Walburgijnen doen, zou je kunnen vergelijken met het werk dat Katholieke nonnen doen in ziekenhuizen. »

Volgens Lamers, ooit regisseur van de frivole musical Oh Calcutta (met Willeke Van Ammelrooy in een glansrol), overkoepelt de Satanskerk alle zogenaamde Zwarte Broederschappen. Daartoe rekent hij onder meer de verre volgelingen van Aleister Crowley, de magiër wiens tronie de Sergeant Pepper-LP van de Beatles siert.

Zoals de Katholieke Kerk heeft de Satanskerk een curie (de Centrale Unie ter Ratificatie van Infernale Enigmata), een kweekschool voor priesters (het Satanisch Seminarium) en zelfs een heuse weldadigheidsinstelling (het Fonds voor Armlastige Satanisten). De hoofdzetel bevindt zich in San Francisco, waar Hogepriester Anton LaVey de plak zwaait).

In de jaren zestig haalde de Satanskerk het wereldnieuws tijdens het proces van Charles Manson, de “duivelse hippie moordenaar”. Eén van Mansons bloeddorstige kompanen, de inmiddels bekeerde Susan Atkins, schrijft in haar autobiografie Child of Satan, Child of God, hoe ze tijdens haar carrière als gogo-danseres door LaVey werd ingehuurd om in een seks-show de rol voor vampier te spelen. Een ander lid van de Manson-familie, Bobby Beausoleil, had eerder al de rol van de Duivel vertolkt In Lucifer Rising, een film van Kenneth Anger. En volgens openbaar aanklager Bugliosi zou Manson banden hebben gehad met nog een ander infernaal genootschap, de Kerk van het Laatste Oordeel.

Voor die laatste stelling bestaat geen schijn van bewijs, maar voor de goegemeente was het griezelverhaal van Bugliosi de spreekwoordelijke druppel die de emmer liet overlopen. Manson werd, wellicht voor de rest van zijn leven, achter slot en grendel gedraaid. Hoewel de Duivel-in hippiegedaante niet zélf aan de slachtpartij had deelgenomen, bleek zonneklaar dat hij zijn “volgelingen” had bekoord, verleid en tot moord en doodslag aangezet. Slechts de brandstapel ontbrak op het appèl.

Eén detail werd gemakshalve over het hoofd gezien : de Negende Stelregel van de Satanskerk stipuleert dat je nooit mensen of dieren mag doden, “tenzij uit zelfverdediging of als voedsel”.

Vassago

Al zijn de middeleeuwen voorbij, verhalen over duivelse uitspattingen gaan er nog altijd in als zoete koek. Sla het Geloofsboek van de Belgische bisschoppen er maar op na : “Kwade geesten (...) hebben ook nu bij ons een belangrijke plaats in de magische praktijken van sommige sekten, die zich onder meer naar de Satan noemen. We zien bovendien hoe allerlei vreemde hekserijen de handel in griezel versterken”. Die laatste zin is mij zelfs grammaticaal onduidelijk, maar de boodschap is helder : met een grafstem voorgedragen zou het de geknipte inleiding voor een horror-film zijn.

Zeer zeker is in België een aantal duivelaanbidders actief. Zo beschrijft André Van Bosbeke in Ridders van nu hoe een krampachtig masturberende Luciferiaan zich bij nacht en ontij uitslooft om de Boze Geest Vassago op te roepen : « Ik bezweer u, de grote en heilige Vassago, verwaardig u neder te dalen van uw hoog verblijf... » Maar is dat handvol prettig gestoorden zo belangrijk dat ze een plaats in het Geloofsboek verdienen?

De enige « magische » praktijken die in België enige omvang hebben, dragen een puur commercieel karakter. Zo verschijnt in het Brusselse huis-aan-huis-blad Vlan elke week een vijftigtal advertenties van zogenaamde parapsychologen, helderzienden, kaartlegsters, mediums en magiërs. Maar wat hebben deze moderne tovenaars te bieden en hoe gaan ze te werk?

N. (in Le Soir Illustré) :
« Men vraagt mij vaak om voor retour d’affection te zorgen, met andere woorden om een gescheiden paar weer bij elkaar te brengen. Daartoe heb ik foto’s van de twee leden van het oorspronkelijke paar nodig. Ik heb ook allerlei ingrediënten nodig, stenen, planten. Het is een geheim dat ik onlangs in Marokko heb gekocht. De belangrijkste zaak bij een dergelijk werk is dat ik, op een handdoek of servet, over het sperma van de man kan beschikken. Het is een heel ritueel : gebeden, drie snuifjes van dit poeder, een snuifje van een ander poeder, de zegening van zout en water, kabbalistische woorden die je in oude boeken vindt, enzovoort. Meestal kost het mij drie maanden om de terugkeer van de liefde te bewerkstelligen. »

« Ik heb ook al relaties verbroken die ik eerst tot stand had gebracht. Ik nam de foto van de man met wat er overbleef van het sperma dat een vrouw mij gegeven had, en dat ben ik gaan begraven op het kerkhof, samen met negatieve planten. Als dat allemaal vergaan is, zal het huwelijk ontbonden zijn. Het laatste nieuws luidt, dat de echtscheidingsprocedure is ingezet. »

N. is naar eigen zeggen “katholiek maar niet erg pratikerend.” En als het u interesseert : ze doet ook aan exorcisme. Een barema heeft zij niet, maar Brusselse toverkunstjes kunnen “tot 100.000 frank” kosten.

Betoverd

Dat snoodaards onschuldige zielen kunnen beheksen, zal volgens u wel tot het rijk der fabels behoren. Maar de katholieke Kerk denkt er anders over. Van oudsher worden magische praktijken met excommunicatie bestraft : hoe kan men immers iemand betoveren, tenzij door een pact met de Duivel te sluiten? Het Rituale Romanum, het handboek van de katholieke duiveluitdrijver, schrijft dan ook voor :

« De exorcist moet de Boze Geest bevelen te zeggen of hij in de bezetene zit vanwege de één of andere magische betovering, toversymbool of occulte documenten. Opdat het exorcisme zou slagen, moet de bezetene die overgeven. Als hij iets dergelijks heeft doorgeslikt, zal hij het uitbraken. Als het zich op een plek buiten zijn lichaam bevindt, moet de Boze Geest de exorcist vertellen waar het is. Als de exorcist het vindt, moet hij het verbranden. »

Bij het exorcisme van de Franse kloosterzuster Jeanne Fery in 1585 was één van de eerste zorgen van de exorcisten Jeanne « de geschreven pacten die haar aan de demonen bonden » te laten teruggeven. Nadat op haar voorhoofd een gewijde hostie, een relikwie of een flesje Heilige Olie was geplaatst, hoestte zij onder meer een kogel van een haakbus op, zeven hosties “waaronder één die aan de zijkant met een mes was doorboord en op die plaats een bloedvlek vertoonde”, twee antieke medailles, “één uit zilver en één uit koper, met de beeltenis van de idolen die zij aanbad”, haarballen, en een vrachtje stinkende harige wormen.

Bevreemdender dan dat soort spijsverteringsproblemen, zijn de fenomenen die zouden optreden als de Satan buiten het lichaam opereert.

Pater Germano Ventura, eigentijds exorcist in Villagio Breda bij Rome : « Als de duivel een huis binnendringt, laat hij altijd sporen na. In de matras, in het oorkussen... Gewoonlijk worden er ongelooflijke voorwerpen gevonden, zoals bloemen, poppen, koorden, gemaakt uit veren, wol, paardenhaar, gekleurde materialen die niemand kan vernietigen, zelfs niet door ze te verbranden. Als deze voorwerpen worden verwijderd, geneest de zieke. Op een dag vroeg ik de moeder van een zieke jongen zijn matras en oorkussen te doorzoeken. Ze kwam terug, overmand door angst : ze had een 25 cm lange slang en een schorpioen gevonden. Allebei levend. »

« Bij een andere gelegenheid werd een reusachtige kikker gevonden. Het blijft een mysterie hoe dat dier erin geslaagd was zich in een oorkussen te nestelen in een appartement op de vierde verdieping en daar ik weet niet hoelang te verblijven. Ik liet mij de kikker onmiddellijk brengen. Hij zat in een doorzichtige plastic zak, en er kon geen grammetje lucht in. Hoewel hij al verschillende uren in de zak zat, bleef de kikker lustig ademen en bewegen. Ik verzegelde de zak met kleefband en legde ‘m in de lade van mijn bureau. De volgende dag vond ik de zak perfect verzegeld, maar er was geen spoor van de kikker. »

Robotfoto

Iemand die met dergelijke spookbeelden wordt geconfronteerd, moet op zijn minst over een stevig stel zenuwen beschikken. In Hostage to the Devil (uitg. Arrow Books) tekent ex-jezuïet Malachi Martin volgende robotfoto van de exorcist « Meestal is hij een actieve parochiepriester. Zelden is hij een pasgewijde priester. Als er een gemiddelde leeftijd voor exorcisten bestaat, ligt die wellicht tussen 50 en 65 jaar. Een sterke en robuuste fysieke gezondheid is niet karakteristiek voor exorcisten, evenmin als bewezen intellectuele briljantie of postgraduele diploma’s, zelfs niet in de psychologie of filosofie. De ervaring van deze auteur is, dat de vijftien exorcisten die hij heeft gekend een opvallend gebrek vertoonden aan alles wat ook maar op een levendige verbeelding lijkt. Allemaal waren ze gevoelige mannen met een veeleer solide dan sprankelende geest. »

De selectie is streng, en slechts een door het bisdom aangewezen geestelijke mag de Boze te lijf gaan. « De strijd tegen de demon is niet zonder moreel, zelfs fysiek gevaar », schrijft kanunnik Maquart in het katholieke standaardwerk Satan. « De Kerk wil of kan haar bedienaars er niet onbezonnen aan blootstellen. »

« De exorcist is het Centrum van elk exorcisme », preciseert Martin. « Van hem hangt alles af. Persoonlijk heeft hij niets te winnen. Maar bij elke uitdrijving riskeert hij letterlijk alles wat hem dierbaar is. Elke exorcist moet een persoonlijke confrontatie met het pure Kwaad aangaan. Eens begonnen, kan een exorcisme niet worden gestopt. Er zal en moet altijd een winnaar en een overwonnene zijn. En wat ook het resultaat is, het contact is ten dele fataal voor de exorcist. Hij moet instemmen met een vreselijke en onherstelbare aanslag op zijn diepste ik. Iets in hem sterft. Iets van zijn menselijkheid zal verschrompelen door het nauwe contact met het omgekeerde van alle menselijkheid - de essentie van het kwaad. Dat is de minimumprijs dié de exorcist betaalt. »

Er zijn gevallen gerapporteerd waarbij de exorcist tijdens zijn job door de duivel werd aangevallen, geslagen, verkracht. Delft de priester het onderspit, dan kan dat zijn geestelijke of lichamelijke
ondergang betekenen. Zelfs een geslaagde uitdrijving kan voor naweeën zorgen, aldus pater Ventura : « Een exorcist moet sterk zijn, want nadat je iemand van de Satan hebt bevrijd, kun je van allerlei ongemakken te lijden hebben : koorts, pijn, ongevallen, nachtmerries, mysterieuze geluiden die je de hele nacht uit je slaap houden. »

Eigenlijk hebt ù nog zo geen kwaad beroep.

word vervolgd
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » zo 11 feb , 2007 15:23

Circus

Zelden of nooit biedt een bezetene zich spontaan bij een exorcist aan : meestal is het zijn radeloze familie die bij de kerkelijke overheid aanklopt. In de regel is de exorcist het eindstation van jarenlange menselijke ellende. Iemand lijdt aan een vreemde, ongeneeslijke ziekte of zit met paranormale fenomenen geplaagd : het behang scheurt van de muur, de borden dansen op tafel, klopgeesten maken zijn leven tot een hel.

« In primis ne facile credat aliquem a daemonis obsessum esse », zegt het Rituale Romanum :

« Vóór alles mag de exorcist niet te gemakkelijk geloven dat iemand door de Boze Geest bezeten is. » Daarom zal de duiveluitdrijver zijn “patiënt” eerst doorsturen naar een dokter, psycholoog of psychiater. Daar worden de meeste vormen van “bezetenheid” als een psychopathologische kwaal ontmaskerd.

Staat de wetenschap voor een compleet raadsel, dan komt de exorcist zèlf in actie. Hij heeft zijn eigen criteria om een diagnose te stellen. Het Rituale Romanum somt drie kenmerken van bezetenheid op : het spreken of begrijpen van vreemde talen, de kennis van verborgen zaken en het bezit van een buitengewone Iichaamskracht. Let wel : sinds de opkomst van de
parapsychologie worden “eenvoudige” vormen van telepathie of telekinese niet langer als “bovennatuurlijke” fenomenen en dus onmiskenbare symptomen van bezetenheid beschouwt. De ervaren exorcist zal ook nagaan of de bezetene een diepe afkeer van religieuze voorwerpen heeft, of hij een onverklaarbare stank verspreidt (ik zeg wel degelijk een onverklaarbare stank, Rosse), of hij wel eens door de lucht gaat zweven.

Een voorbeeld kan het onderscheid tussen echte en vermeende bezetenheid duidelijk maken. In 1634 raakte zowat het complete Ursulinen klooster van Loudun in de ban van de Boze. Het bizarre gedrag van Sœur Jeanne werkte aanstekelijk op haar medezusters.

De Nion, een verslaggever uit die tijd, rapporteert :

« Soms brachten ze hun linkervoet over hun schouder tot tegen hun wang. Ook brachten ze hun voeten over hun hoofd, totdat de dikke tenen hun neus raakte. Anderen weer konden hun benen zo ver links en rechts spreiden dat ze op de grond zaten zonder dat enige ruimte zichtbaar was tussen hun lichaam en de vloer. Eén van hen, de Moeder Overste, strekte haar benen zo
buitengewoon ver, dat de afstand van teen tot teen 2,25 m bedroeg, hoewel zijzelf slechts 1,30 m groot was
. »

Commentaar van Aldous Huxley in The Devils of Loudun : « Als je dergelijke verhalen over de prestaties van de nonnen leest, ben je tot de conclusie gedwongen dat de vrouwelijke ziel niet slechts naturaliter Christiana maar ook naturaliter Drum-Majoretta is. Het lijkt wel alsof in het Eeuwig Vrouwelijke een hang naar acrobatie en exhibitionisme is ingebouwd, die alleen maar op een gunstige gelegenheid wacht om zichzelf te manifesteren in handstanden en achterwaartse salto’s. In het geval van opgesloten contemplatieven, komen dergelijke gelegenheden niet vaak voor. Zeven duivels en Canon Mignon (één van de personen die de zaak aan de grote klok hing,sh) waren nodig om de omstandigheden te scheppen waarin het voor Zuster Jeanne, eindelijk, mogelijk werd de grand-écart (spagaat) uit te voeren. »

De Nion zèlf merkt heel sec op dat de gezondheid van de nonnen die maandenlang “tweemaal daags door duivels, werden gefolterd” er helemaal niet onder leed. Integendeel, “diegenen die wat zwakjes waren, leken gezonder dan vóór hun bezetenheid...”

Maar wat gedacht van het bezeten nonnenklooster van Phat-Dièm, een geval uit 1924, beschreven door de hoofdgetuige, monseigneur de Cooman? Daar begonnen de problemen bij de 17-jarige novice Marie Dien; ook hààr eigenaardige gedrag sloeg snel op haar medezusters over.

« Op 19 november klom een novice met de handigheid van een acrobaat in een boom. Twee uur lang sloofde men zich tevergeefs uit om haar naar beneden te laten komen, goedschiks of kwaadschiks, onder de spottende blik van geamuseerde voorbijgangers. Ze kwam slechts naar beneden nadat steeds meer kruistekens werden geslagen. »

« Van toen af klommen de novicen heel vaak in de areka’s, een soort palmbomen met een stam van 8 tot 10 meter hoog, en bleven met veel gemak in de kruin zitten. »

« Op een andere keer strekte een klimster zich over haar hele lengte uit op een tak die aan de basis 3 cm dik was en bleef lange tijd in die positie zonder de tak te laten buigen. »

« De manie van de klimsters werd pas genezen toen men kleine gewijde kruisjes tegen de boomstammen plaatste. Bij wijze van troost sprongen ze toen, in één wip en zonder aanloop, op twee en een halve meter van de grond, op de steunbalken van de zoldering en strekten zich daar over hun hele lengte uit. Mislukten ze, dan stonden ze lachend op. »

« Andere keren maakten ze eenvoudige maar gigantische luchtsprongen, vielen massaal op de grond, waarna ze het bewustzijn verloren. »

Tenzij de exorcist een waarnemingspsycholoog is die op het verschijnsel van de collectieve zinsbegoocheling is gepromoveerd, zal hij dergelijke acrobatieën wellicht als een ondubbelzinnig symptoom van bezetenheid beschouwen. En meer dan waarschijnlijk zal hij tot een uitdrijving overgaan.

Schunnigheden

Voor het uitoefenen van zijn taak heeft de exorcist een assistent-priester nodig, die hem zal bijstaan als hij tijdens het exorcisme psychisch in elkaar stort, lichamelijk verzwakt of ter plekke sterft. Vervolgens kiest de exorcist een viertal lekenhelpers uit, die de bezetene in geval van nood in bedwang zullen houden. De helpers, meestal familieleden of bekenden van de bezetene en soms een dokter, mogen van geen kleintje vervaard zijn : een exorcisme kan gepaard gaan met vloeken en schelden, met braken en een overvloedige ontlasting, met bloedvergieten. Bij het exorciseren van vrouwelijke bezetenen komt het nogal eens tot schunnigheden. Zelfs een hoogstaand theologisch debat kan plotseling in een exhibitionistische vertoning ontaarden, zoals blijkt uit het exorcisme dat pater Peter uitvoerde op een zekere Marianne, die geen verschil tussen Goed en Kwaad kende.

Bezetene: « Ik ken wel je onnozel middeleeuws Principe van de Contradictie : esse et non-esse non possunt identificari (zijn en niet-zijn kunnen niet samenvallen). Ik ken zelfs Latijn! Maar het kan ook anders, Peter. »
Exorcist : « In de naam van... »
Bezetene : « Van de Aller-onheiligste en, als je wilt, de Aller-heiligste. Geen probleem. Op een dag, heel binnenkort, zullen jouw esse en jouw non-esse samen zijn zoals...
Exorcist : « ... Van Jezus...
Bezetene : « ... Een lul in een kut, een hand in een handschoen. Stop je esse in mij en neuk mij, Peter, neuk mij. »

Daarna, zo lezen we bij Malachi Martin, scheurde het hemd van Marianne spontaan open, haar jeans knalde uit elkaar bij de naden... Enfin, u begrijpt waarom het Rituale Romanum voorschrijft :

« Als de bezetene een vrouw is, moet de exorcist een vrouw van goede reputatie bij zich hebben. De exorcist moet op zijn hoede zijn voor schandaal en vermijden iets te doen of te zeggen dat hem of anderen schade kan berokkenen. »

Behalve assistenten kiest de exorcist ook nog een geschikte locatie uit. Gebeurt de uitdrijving niet in een kerk of kapel, dan vindt ze meestal bij de bezetene thuis plaats. Uit de kamer worden de voorwerpen verwijderd die voor overlast kunnen zorgen als ze in het rond gaan vliegen : schilderijen, tafels, stoelen... Slechts een bed blijft achter, waarop de bezetene zo nodig wordt vastgebonden, en een tafeltje met daarop een kruisbeeld, twee kandelaars en wijwater. Deuren gaan dicht en vensters worden zorgvuldig afgedekt om te vermijden dat voorwerpen - of aanwezige personen - door de ruiten lazeren of dat de bezetene zich uit het raam stort.

Daarna trekt de exorcist een lange zwarte kazuifel aan, met daar overheen een korte witte superplie en een kleine paarse stola. Nu begint de strijd tegen de Boze, een onafgebroken gevecht dat twee uur, twee dagen of zelfs twee weken kan duren. Buiten zijn onwankelbare geloof heeft de exorcist slechts één wapen : een boek je met bezweringsformules.

Oribas & C°

De kans dat u al eens geëxorciseerd bent is vrij groot. Bij elk doopsel wordt namelijk een duivelbezwering uitgesproken. De huidige formule klinkt weliswaar minder dreigend dan vóór het Concilie, maar de katholieke Kerk neemt aan dat ze pittig genoeg is om de Satan op de vlucht te jagen.

De kans dat u ooit aan een “echte” duiveluitdrijving wordt onderworpen, is echter klein (tenzij u zó voortdoet, natuurlijk). Daarbij wordt gebruik gemaakt van een indrukwekkender gebed : het Exorcisme tegen Satan en zijn gevallen engelen, uitgevaardigd door paus Leo XIII. Ook dié tekst heeft in de loop der jaren een forse verandering ondergaan, als we tenminste de anekdote mogen geloven die in traditionalistische kringen opgeld doet.

Op 13 oktober 1884, nadat Leo XIII in de kapel van het Vaticaan de mis had opgedragen; zou hij voor het altaar een visioen hebben gekregen. Daarbij hoorde hij twee stemmen : de zoetgevooisde stem van God en het harde gerasp van de Duivel.
Satan: « Ik kan jouw Kerk vernietigen. »
God : Kun je dat? Doe het dan maar eens. »
Satan : « Daar heb ik meer tijd en macht voor nodig. »
God: « Hoeveel tijd? Hoeveel macht? »
Satan : « 75 tot 100 jaar en meer macht over diegenen die zich in mijn dienst stellen. »
God : « De tijd heb je, de macht zul je krijgen. Doe ermee wat je wilt. »

Meteen na dit visioen snelde Leo XIII naar zijn bureau en schreef de tekst van zijn exorcisme. Die bevat een lange aanroeping tot de Satan die in de Kerk wil infiltreren : « Daar waar de Stoel van de Heilige Petrus werd geplaatst, zullen zij de troon van hun onheilige gruwel installeren; want als de herder verslagen is, kunnen zij de kudde uit elkaar drijven. »

Die passus is na de dood van Leo XIII uit het Rituale Romanum geschrapt : een “mutilatie” die volgens traditionalisten bewijst dat de Duivel nu ook al in het Vaticaan de plak zwaait.

De bezweringsformules zijn slechts een raamwerk, een theoretisch houvast voor de exorcist. Daarbinnen kan letterlijk àlles gebeuren, al blijkt er wèl een standaard-scenario te bestaan.

Eerst is er het stadium van de Aanwezigheid. Zodra het exorcisme begint, hebben alle betrokkenen het gevoel dat er “iets” dreigends en onbestemds in de kamer aanwezig is.
Daarna is er het stadium van de Valse Schijn. De Boze Geest laat uitschijnen dat hij met de bezetene één is. Bij het toespreken van de exorcist maakt hij gebruik van de stem van de bezetene. De taak van de exorcist bestaat erin de Boze te ontmaskeren. In naam van Jezus Christus eist hij dat de Duivel zijn naam kenbaar zou maken. Soms komt één duivel naar buiten (Solalethiël, Astaroth, Oribas...), soms zijn ze met een klein legioentje. Als de Valse Schijn begint te verbrokkelen, wordt het gedrag van de bezetene meestal gewelddadiger en afstotelijker.

« Het is alsof er een onzichtbaar mangat opengaat, en daaruit stroomt het onnoemelijk inhumane en het humaan onaanvaardbare naar buiten. »

Dan komt het Breekpunt : de Boze gebruikt niet langer de stem van de bezetene maar zijn eigen, vreemde stemgeluid. Hij spreekt nu over de bezetene in de derde persoon en verwijst naar zichzelf als “ik” of ‘‘wij’’.
Daarop volgt de confrontatie met open vizier, de Botsing, en uiteindelijk, als alles naar wens verloopt, de Uitdrijving. Als die slaagt, hebben alle betrokkenen het gevoel dat de dreigende Aanwezigheid volstrekt uit de kamer verdwenen is. En de bezetene voelt zich herleven alsof hij uit een diepe coma, een nachtmerrie ontwaakt.

Choc

Voor een exorcisme klein en fijn moet u bij de christenen zijn. Malachi Martin stipt aan dat hij nooit een duiveluitdrijving heeft weten slagen die niet werd uitgevoerd door een speciaal daartoe aangewezen geestelijke van één van de vele christelijke kerkgenootschappen. In België hebt u keuze genoeg : er zijn protestantse, orthodoxe, oud- katholieke en gallicaanse duiveluitdrijvers aan de slag. Maar als u bij geval een rooms-katholieke exorcist prefereert, wordt het wèl even zoeken.

In Het geloof van een kardinaal zegt Godfried Danneels dat « bijna alle bisdommen opnieuw een priester hebben moeten belasten met de taak van exorcist. » Maar bij navraag blijkt het bisdom Hasselt niet over een exorcist te beschikken.

Even bij het bisdom Antwerpen geprobeerd. « Een exorcist? Neen, die hebben wij niet. Maar in noodgevallen zal er wel iemand worden aangeduid. » Dan maar bij het bisdom Gent aangeklopt : wéér niks. Bij wijze van troost word ik doorverwezen naar de paters Augustijnen, die nogal verbouwereerd reageren : « De mensen komen hier wel eens vragen om hun vee te zegenen, omdat onze patroon-heilige Sint-Nicolaas daar een gunstige invloed op zou hebben. » Maar op de vraag of het daarbij om een exorcisme gaat - want de katholieke Kerk exorciseert ook dieren en plaatsen volgt een ontkennend antwoord : « Het is gewoon een zegening. »

In het bisdom Brugge lijken we méér succes te oogsten : we krijgen meteen het telefoonnummer van pater X. Maar pater X. is niet zo opgetogen over de aandacht die dezer dagen aan de duivel wordt besteed. In zijn hele carrière als exorcist heeft hij “geen enkele keer iets bovennatuurlijks geconstateerd”. Hij Is ook verbaasd over de uitspraak van kardinaal Danneels, als zou het aantal aanvragen voor een exorcisme hand over hand toenemen. « Ja, ik word natuurlijk wel eens aangesproken, maar nauwelijks vaker dan vroeger. Humo heeft onlangs een artikel gepubliceerd over de Necrophiliacs, de zogenaamde duivelaanbidders in Kortrijk. Hun ouders hebben mij gevraagd of ik daar iets aan kon doen. Ik heb een paar van die jongens in de gevangenis bezocht, maar ze weigerden iets te zeggen. Nou, dat zijn gewoon misdadigers, hè, verder niks. De enige raad die ik hun ouders zou kunnen geven is “Houd uw kinderen wat meer binnen.” Helaas zijn het geen kinderen meer, maar jongvolwassenen.

Dat duivelse bezetenheid wel degelijk tot de mogelijkheden behoort, zal pater X. echter niet ontkennen. « Je leest er wel eens over in heiligen-levens, zoals dat van de pastoor van Ars », zegt hij. « Maar probeert u het eens bij een oud-missionaris, want in de brousse lijkt dat soort fenomenen vaker voor te komen. »

Pater Y. woont niet in de brousse maar erger nog : in de grootstad. Zijn verblijf in het bisdom Mechelen-Brussel lijkt te bevestigen wat insiders fluisteren : Satan in Vlaanderen is zowat de persoonlijke preoccupatie van de aartsbisschop, kardinaal Danneels.

Pater Y. schrijft zijn benoeming veeleer toe aan het feit dat de occulte onderwereld vooral in de grootstad floreert. In zijn buurt houdt zich een zootje ongeregeld op dat in spiritisme, magie en anderen occulte praktijken zwelgt. « Dààr begint het probleem », zegt pater Y. « Mensen laten zich met zogenaamd paranormale fenomenen in. En geloof het of niet, maar het is wel degelijk mogelijk om op die manier macht en aanzien te verwerven. Vaak raakt men er op een vrij onschuldige manier bij betrokken, uit pure nieuwsgierigheid. Mensen vinden het leuk om met de geesten te converseren of een vaas van de vensterbank te laten tuimelen. Maar op die manier nodig je als het ware de demonen uit. De ellende is : je weet waar het begint, maar niet waar het ophoudt. »
De laatste jaren heeft pater Y. drie authentieke gevallen van bezetenheid geconstateerd. Daarover is hij formeel, want om elke twijfel weg te werken stuurt hij hulpzoekenden eerst naar een professor in de psychologie aan een katholieke universiteit. Maar over de uitdrijvingssessies wil hij tegenover de pers een discreet stilzwijgen bewaren. En mijn artikel dan?

« Hebt u vrouw en kinderen? » vraagt pater Y. « Begin er dan niet aan. Wie zich met de duivel inlaat, ondervindt vroeg of laat de terugslag, de choc en retour. Uw werk, uw relaties, uw gezondheid kunnen eronder lijden, Ikzelf kom net uit het ziekenhuis. Misschien kunt ook ù tegen een forse knauw, maar overweeg of u het recht hebt anderen in de brokken te laten delen. »
En daarna, om mij van mijn emoties te laten bekomen « Wilt u een zjat koffie? »

…zijn de bananen krom ?

Wiens zaak dient men met een artikel over bezetenheid die van God of van de Duivel? Geen zee gaat ons te hoog als het erop aankomt uw wekelijkse portie onopgeloste vragen te beantwoorden, maar in dit geval blijft uw dienstwillige dienaar zèlf met een paar raadsels achter.

Als God bestaat en Hij laat toe dat zelfs onschuldige kinderen bezeten raken, moeten we er dan van uitgaan dat Hij van lotje getikt is?

Als de Duivel bestaat en hij vindt er niets beters op dan als een afstotelijk beest met eendesnavel door slaapkamers te spoken, mogen we dan aannemen dat hij een Dikke Onnozelaar is?

Hoe komt het dat zoveel jonge vrouwen, en vooral nonnetjes, door demonen bezeten raken? De Bijbelvaste katholiek zal antwoorden : omdat Christus’ bruiden als eerste voor bekoring in aanmerking komen. Psychiaters hebben daar een heel ander idee over : al in de middeleeuwen was furor uterinus een gevreesde vrouwenziekte.

Hoe komt het dat bezetenen de laatste eeuw veeleer in Afrika dan in Europa te vinden zijn? E.H Bouts, auteur van Satan, heerser over deze wereld, stipt aan : waar men gaat langs Vlaamse wegen, komt men kerken en kappelletjes tegen. Omdat de atmosfeer hier niet langer in te ademen was, zou de Duivel zich tijdelijk in de brousse hebben teruggetrokken. Maar met de ontkerkelijking zouden we wel eens een opgemerkte rentrée kunnen beleven. Nuchtere geesten opperen een andere verklaring : de duivel kan slechts in een primitief, magisch wereldbeeld bestaan; en als we vandaag van enige rentrée mogen gewagen, dan is het die van het “oud-christelijk terreur-model.”

Waarom zien we zo weinig bezetenen op de BRT (Terloops, Dit leuke land, KTRC-Kruispunt...) en toont geen enkel van het handvol exorcismen dat op beeldband is vastgesteld ook maar één van de bovennatuurlijke verschijnselen waar de literatuur van bulkt?

En waarom heeft iedereen de mond vol van duivelen terwijl er nauwelijks over engelen wordt gerept?

Een exorcist die naar de smaak van het Grote Beest een beetje tè veel vragen stelde, kreeg een ontnuchterend antwoord : « Waarom, Pastoor? Waarom ? Jij staat daar met je kale knikker, je verzengde ballen, je walmende kleren, je vergeelde tanden, je stinkende darmen, en jij vraagt ons Waarom? Waarom? Waarom? Waarom ? »

Satan krijgt het laatste woord, voor één keer.

Staf Herten.
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor els » zo 11 feb , 2007 20:44

Interessante stukken, Willy. Het laatste over exorcisme is ook fascinerend, een geval apart nog. Ik zal het meenemen in het stuk dat ik over The Exorcist wou schrijven.

Er is wel erg veel over de 'duivel' te zeggen. Ik ben er zelfs na al die stukken nog niet uit. 'De duivel' is volgens mij iets anders dan 'demonen' die ellende veroorzaakten, maar het wordt makkelijk op een hoop gegooid, omdat de duivel ook verantwoordelijk wordt gehouden voor al het 'kwaad'.

'De duivel'... het lijkt een heel monotheistisch iets. Toch eens zien of ik wat verschillen op een rijtje krijg.
els
Beheerder
 
Berichten: 3134
Geregistreerd: zo 14 jul , 2002 22:08
Woonplaats: Amsterdam

Berichtdoor willy » zo 11 maart , 2007 11:32

De duivel

In de hele tijd waarin we onderwezen werden over de duivel, werd er nooit melding gemaakt over paus Innocentius VIII en zijn vervolging van heksen en ketters. In een pauselijke bul verklaarde de paus dat "boosaardige engelen", d.w.z., duivels, seks hadden met vele mannen en vrouwen. Hij was niet de eerste die dit verkondigde. Andere voor hem, zoals Thomas van Aquina, hadden dit al eerder en meer gedetailleerd besproken. Thomas herinnert er ons aan dat aangezien de duivel niet menselijk is, hij geen menselijk zaad kan produceren. Dus moet hij zich transformeren in een vrouw, een man verleiden, het zaad houden, in een man transformeren, een vrouw verleiden en dan het zaad transfereren. Het zaad pikt onderweg iets van de duivel op zodat het kind niet normaal is. Naar verluidt duurde het een hele tijd eer Satan had ontdekt dat intiem zijn met mensen de beste manier was om de wereld te controleren.

Onze lichamen binnendringen is efficiënter en doeltreffender dan onze geesten binnendringen. Maar de paus en vele andere vrome mensen hadden een plan om de duivelse kinderen te vernietigen: ze zouden hen allemaal martelen en verbranden! Ze zouden vuur met vuur bestrijden! De duivel zou hen niet overwinnen. In feite is het sadistische en monsterlijke gedrag van de heilige en vrome inquisiteuren bijna voldoende om een scepticus in Satan te doen geloven. De inquisiteuren waren zelf niets minder dan des duivels.

Een van de meer interessante aspecten van satanologie is het steeds weerkerend thema van mensen die een pact sluiten met de duivel. Het best bekend is de Faust-legende: in ruil voor de ziel zorgt Satan voor weelde of macht voor een bepaalde tijd. In de meeste versies van het verhaal, misleidt Faust de duivel en vermijdt hij betaling. In het originele verhaal wordt Faust op het einde van het contract door de duivel verminkt en gedood. Zijn hersenen spatten tegen de muren, zijn ogen en tanden liggen op de grond en zijn lichaam ligt buiten op een mesthoop (Smith, 269).

Tegenwoordig zijn er nog steeds mensen die geloven dat Satan een bestaand wezen is, maar we horen nog zelden verhalen over incubi en succubi. Het meest in de buurt komen verhalen over ontvoeringen door buitenaardse wezens en sterrenkinderen. Gelukkig maar want voor de huidige slachtoffers van ontvoeringen door buitenaardse wezens met gelijkaardige verhalen over seksuele experimenten - de duivel is dus vervangen door buitenaardse wezens - is er geen equivalent van de middeleeuwse kerk om hen te vervolgen, martelen en vermoorden.

Het is echter interessant te zien dat de meeste van deze mensen die moorden en martelen de noodzaak voelen om op z'n minst te doen alsof ze iets goeds doen wanneer ze hun gruwel uitvoeren. Wat de terrorist of etnische uitroeier tegenwoordig tot hun gruwel drijft, lijkt dezelfde kracht te zijn die de vrome inquisiteuren dreef. Hun gedrag volstaat bijna om een scepticus te doen geloven dat Satan misschien bestaat - in de zielen van deze goede mensen die vechten voor hun nobele doelen.

Filosofisch gezien is het universele geloof in kwade demonen gebaseerd op de nood aan een verklaring voor de enorme hoeveelheid moreel en fysiek kwaad in het menselijke bestaan. Ik neem ook aan dat duivels op een of andere manier als excuus dienen voor onze eigen kwade acties en onze verantwoordelijkheidszin verminderen voor de schade die we aanrichten. Psychologisch zouden de demonen projecties van onszelf kunnen zijn, het slechtste deel van onze aard of het meest gevreesde deel van onze eigen aard. Literair gezien moeten demonen bestaan. Zoniet zouden we ze moeten uitvinden. Ze lijken zo essentieel voor een groot deel van onze verhalen - misschien wel meer essentieel dan hun goede tegenhangers.

willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » za 17 maart , 2007 14:56

De Londense Daily Telegraph berichtte op 18 november 1997 dat een zogenaamde duivelbezweerder, die een onnozel tienermeisje onder het mom boze geesten uit haar lichaam te verdrijven tot seks had overgehaald, de vorige dag tot anderhalf jaar cel was veroordeeld. De man had de jonge vrouw wat boeken over handlezen en magie laten zien, en vervolgens tegen haar gezegd dat ze was ‘behekst : iemand had ongeluk over haar uitgesproken’. Voor de uitbanning moest hij haar hele lichaam met speciale oliën insmeren, had hij uitgelegd. Ze had erin toegestemd daarvoor al haar kleren uit te trekken. Tenslotte had ze gemeenschap met de man toen hij tegen haar zei dat zulks nodig was ‘om van de geesten af te komen’.

Het lijkt me dat de maatschappij een keuze moet maken. Als het juist was die man op te sluiten voor het profiteren van een onnozele jonge vrouw (ze was meerderjarig), waarom vervolgen we dan niet ook sterrenwichelaars die net zulke onnozele mensen geld uit de zak kloppen, of ‘paranormaal begaafde’ waarzeggers die oliemaatschappijen aandeelhoudersgeld aftroggelen voor dure ‘consulten’ over potentiële boorlocaties?

Omgekeerd, als er zou worden tegengeworpen dat domoren de vrijheid moeten hebben om, als ze dat willen, hun geld aan charlatans te spenderen, waarom zou dan de seksuele ‘duivelbezweerder’ niet een soortgelijke verdediging kunnen aanvoeren en zich beroepen op de vrijheid van de jonge vrouw om haar lichaam te geven omwille van een rituele ceremonie waarin ze destijds oprecht geloofde?

Richard Dawkins : Een regenboog ontrafelen – Uitg. Contact, ISBN 90 254 2265 9
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

mijn idee

Berichtdoor Freyja » vr 27 apr , 2007 11:53

De duivel (het christendom) had bijna gewonnen..We zijn sterker terug gekomen dan ooit te voren
Freyja
 
Berichten: 4
Geregistreerd: di 04 jan , 2005 7:46

Berichtdoor els » vr 27 apr , 2007 12:29

Ik hoop het maar. :lach2:
Ik vind toch wel dat je je hersens goed bij elkaar moet houden en je best moet doen objectief de dingen te bekijken, want voor je het weet laat je je meeslepen door allerlei leugens en propagandaverhalen. Dan zit je weer in een nieuwe situatie, die je aan de duivel kan toeschrijven. Want hij verschijnt altijd weer in een ander jasje, anders zou het te makkelijk voor ons zijn.
els
Beheerder
 
Berichten: 3134
Geregistreerd: zo 14 jul , 2002 22:08
Woonplaats: Amsterdam

Literatuur

Berichtdoor mark » di 10 jul , 2007 18:57

Een makkelijk leesbaar maar toch informatief boekje is:

G. Minois, De Duivel, Den Bosch 2000
mark
 
Berichten: 21
Geregistreerd: zo 08 jul , 2007 19:50
Woonplaats: Kekerdom

Re: mijn idee

Berichtdoor Weereenstukjeverder » di 18 sep , 2007 10:46

Freyja schreef:De duivel (het christendom) had bijna gewonnen..We zijn sterker terug gekomen dan ooit te voren


ik moet even denken aan een stukje in Zeitgeist:

het stukje dat begint op 7:40 tot 9:35 :

http://www.zeitgeistmovie.com/
Weereenstukjeverder
 
Berichten: 35
Geregistreerd: ma 17 sep , 2007 12:41

Berichtdoor els » di 18 sep , 2007 13:32

Bedankt voor de link naar Zeitgeist. Grappig, je verwijst weer precies naar George Carlin... de man achtervolgt me op het moment. :lach2:
els
Beheerder
 
Berichten: 3134
Geregistreerd: zo 14 jul , 2002 22:08
Woonplaats: Amsterdam

Berichtdoor Weereenstukjeverder » wo 19 sep , 2007 11:25

els schreef:Bedankt voor de link naar Zeitgeist. Grappig, je verwijst weer precies naar George Carlin... de man achtervolgt me op het moment. :lach2:


Dan wil ik je nog wel even met deze stalken:

http://www.youtube.com/watch?v=SXyvCBLXn5I
Weereenstukjeverder
 
Berichten: 35
Geregistreerd: ma 17 sep , 2007 12:41

Berichtdoor Astemonzon » ma 03 dec , 2007 14:50

http://www.antroweb.nl/html/ahriman_11_september.HTM

Hier is te zien hoe uit de noordelijk toren van het WTC tijdens de aanslag 11 september een rookpluim ontstaat met het gezicht van de Duivel .
Astemonzon
 
Berichten: 42
Geregistreerd: di 20 nov , 2007 21:15
Woonplaats: Rotterdam

Berichtdoor els » ma 03 dec , 2007 16:57

Nou ja, de duivel... het is een gezicht. :lach2: Gezichten en figuren herkennen in wolken is geloof ik het oudste tijdverdrijf dat we kennen. Er zijn zelfs bepaalde wolken genoemd naar schapen. Maar wel een opmerkelijke foto, toch. Het is toch een 'bevroren moment', dus een toevalstreffer dat er zo'n gezicht tevoorschijn komt dat iedereen ziet.
els
Beheerder
 
Berichten: 3134
Geregistreerd: zo 14 jul , 2002 22:08
Woonplaats: Amsterdam

Berichtdoor Astemonzon » ma 03 dec , 2007 18:55

Dat is waar Els , maar ik moet zeggen dat ik wel meer verschijningen in Vuur gezien heb . En deze is wel een die ik nog nooit gezien heb . Meestal zie ik Salamanders in het vuur . Een keer zag ik zo een verschijning bij een explosie van een munitie depot in Afrika , deze was in een schitterend wit licht gekleurd . Ik heb ook eens bij een gigantische vuurzee een zwarte Ramskop aanschouwd . Maar meestal is het moeilijk om een Salamander te ontdekken in het Vuur .
Astemonzon
 
Berichten: 42
Geregistreerd: di 20 nov , 2007 21:15
Woonplaats: Rotterdam

Berichtdoor els » ma 03 dec , 2007 20:04

Nou, ik geloof je zo. Ik zag vroeger ook altijd zulke dingen. Ik heb zelfs een periode gehad dat ik ze heb getekend. Ik was nooit een goede tekenaar, maar de beesten die toen naar voren kwamen uit de patronen kon ik altijd heel gemakkelijk natekenen, vreemd genoeg. Het waren wel rare monsters, geen realistische beesten. Jammer genoeg ben ik ze kwijt geraakt. Ze moeten wel ergens in een oude doos liggen.
Het gekke is dat ik het nu niet meer kan. Het had iets te maken met concentratie, of misschien juist gebrekkige concentratie, van mijn ogen. Als iemand me erop wijst, zie ik weer gezichten en beesten, maar uit mezelf komt het gewoon niet meer.
In het vuur lijkt me ook lastiger, omdat het zo onvoorspelbaar beweegt.
els
Beheerder
 
Berichten: 3134
Geregistreerd: zo 14 jul , 2002 22:08
Woonplaats: Amsterdam


Keer terug naar godsdienst en mythen algemeen



Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Google [Bot] en 4 gasten

cron