Forum godinnen en beeldvorming
 weblog | godinnen | forum home ||

Van heksen en andere geschiedvervalsing

Algemene onderwerpen over godsdienst en mythologie.
Vergelijking verschillende godsdiensten, mythen, rituelen enz.

Van heksen en andere geschiedvervalsing

Berichtdoor willy » zo 11 feb , 2007 21:03

Van heksen en andere geschiedvervalsing

Als de Encyclopaedia Britannica, de betrouwbare, de veelgeprezene, van 1929 tot 1966 blijft volhouden dat de hekserij een hardnekkig overblijfsel van een oeroude heidense religie is, die in de middeleeuwen en vooral in de zestiende eeuw op grote nachtelijke sabbats werd gevierd, door honderden feestvierders van klein tot groot en van alle geslachten, onder leiding van een groepje van dertien, de zogenaamde “witches’koven” bestaande uit een “duivel” en zijn twaalf dienaars, dan gaan op de duur heel wat mensen, zelfs specialisten, dat geloven, dan wordt er onvermijdelijk een hele Angelsaksische filmindustrie rond dat tema opgezet om de kassa te laten rinkelen, en dan gaan er uiteindelijk écht heksen bestaan.

En toch klopt er nagenoeg niets van het hele verhaal. Heksensabbats hebben nooit bestaan : tot deze slotsom komt Norman Cohn, auteur van een boeiend standaardwerk over de middeleeuwse ketterijen (“The Pursuit of the Millennium”), in zijn nieuwe studie “Europe’s Inner Demons”. Als Cohn gelijk heeft (en ik zie geen enkele reden om zijn uiterst grondig en nauwgezet bronnenonderzoek in twijfel te trekken), zijn de “Societies of Witches” die de laatste tien, twintig jaar in West Europa en de Verenigde Staten zijn opgericht, de allereerste georganizeerde heksenverenigingen in de westerse geschiedenis. Het zal de twintigste eeuw maar weer eens overkomen.

Norman Cohn weerlegt op overtuigende wijze drie nog vaak gehoorde teörieën. Volgens de eerste (van Jules Michelet tot Margaret Murray en anderen) zouden er inderdaad sekten van Duivelaanbidders hebben bestaan, georganizeerde groepen heksen die ‘s nachts samenkwamen en een antikristelijke kultus in ere hielden als relikt van een heidense (Germaanse of Griekse) natuurreligie met haar vruchtbaarheidsriten. Deze teorie ontstond omstreeks 1830 en kreeg een enorme verspreiding doordat Margaret Murray van 1929 tot 1966 het artikel over “Witchcraft” mocht schrijven in de Britannica. Nog altijd zijn er professoren (zoals Jeffrey Russell in zijn boek Witchcraft in the Middie Ages. 1972) die geloven in het bestaan van orgiastische, kannibalistische, duivelaanbiddende sekten : dergelijke stereotiepe fantazieën vinden we weliswaar in primitieve gemeenschappen zowat overal in de wereld, maar de antropologen zijn het erover eens dat deze destruktieve heksenbenden alleen in de verbeelding hebben bestaan. Niemand heeft er ooit een in werkelijkheid aangetroffen.

Een tweede teorie ziet de grote heksenj als een bloedige episode in de oorlog der geslachten : de fantastische voorstelling van de heksensabbat zou te verklaren zijn uit de angst- en haatgevoelens van de mannen (meestal celibataire monniken en priesters, zegt men dan) ten opzichte van de vrouw. Vooral vanuit de feministische hoek wordt deze teorie vandaag de dag gretig aangegrepen, maar zij klopt niet met de feiten : vanaf de eerste echte heksenprocessen (omstreeks 1430), wanneer de voorstelling van de heksensabbat opgang begint te maken, worden zowel mannen als vrouwen als kinderen van beide geslachten tot de brandstapel veroordeeld.

Geschiedenisvervalsing

De historici die niet in de realiteit van de heksensabbat geloofden (verreweg de meerderheid), waren er wèl van overtuigd dat deze voorstelling ontstaan is als een gevolg van de middeleeuwse Inquisitie, in de eerste plaats gericht tegen de Kataren in Frankrijk en Italië, en zij baseerden zich op berichten over de eerste heks die in 1275 in Toulouse zou zijn verbrand, en op berichten over massale terechtstellingen van heksen in 1335, eveneens in Toulouse, in 1350 in Carcassonne en tussen 1341 en 1360 in Noord-Italië.

Maar deze berichten kloppen niet : op ingenieuze manier toont Norman Cohn aan dat zij berusten op drie bizarre geschiedenisvervalsingen, respektievelijk daterend uit de vijftiende, zestiende en negentiende eeuw. In het laatste geval spruiten zij voort uit het fantazierijke, zeer produktieve, maar weinig skrupuleuze brein van de aan lager wal geraakte Baron de Lamothe-Langon die in zijn levensonderhoud en dat van zijn vele maîtressen moest voorzien door het schrijven van een onwaarschijnlijke hoeveelheid historische romans en “studies”, waaronder een Histoire de I’Inquisition en France (1829). De manier waarop Cohn deze vervalsingen ontmaskert, is een bepaald indrukwekkend voorbeeld van nauwgezet, kritisch bronnenonderzoek. Waarmee een derde teorie de mist ingaat.

Wat is er dan werkelijk gebeurd ? De grote heksenjacht zelf is allerminst een historische fiktie : op haar hoogtepunt - tussen 1580 en 1680 - heeft deze duivel- en heksenwaan een katastrofaal aantal slachtoffers gemaakt : tienduizenden, wellicht honderdduizenden, meestal gehuwde plattelandsvrouwen of weduwen tussen vijftig en zeventig, maar ook mannen, jonge vrouwen en kinderen. Het fenomeen was exclusief westers (Oost-Europa en het Ortodokse kristendom bleven ervan gevrijwaard) en valt in hoofdzaak te verklaren uit de religieuze ijver van de gerechtelijke (katolieke én protestantse) autoriteiten die geloof gingen hechten aan de realiteit van de heksensabbat. Het hoogtepunt ligt dus in het tijdperk van de Reformatie en Contrareformatie : in een voorzichtig post-scriptum over de psycho-historische achtergronden, tracht Cohn dit vreemde verschijnsel te verklaren als ‘n onbewuste revolte van strijdende kristelïjke kerken tegen hun eigen religie, als een gevolg van spanning tussen bewuste, tè strikte, tè strenge geloofsidealen en onbewuste verlangens en ressentimenten. De krisis van de religie had wellicht een zondebok nodig om haar innerlijke twijfels en gespletenheid te overwinnen. Niet toevallig ligt dit hoogtepunt precies in de periode die Jos Van Ussel heeft aangeduid als de beginfase van het anti-seksuele syndroom in Europa.

In de voorgaande, veel nuchterder eeuwen heeft men inderdaad nooit op dergelijke schaal last gehad van duivel en heksenwaan en nu is de grote verdienste van Cohn dat hij in zijn boek de verschillende komponenten van het hegrip heks in hun historische evolutie heeft gevolgd tot omstreeks 1430, wanneer die voorstelling eindelijk kompleet is : de heksen zijn dan wezens
geworden die, als dienaars van de duivel allerlei kwaad berokkenen langs okkulte wegen en die ‘s nachts rondvliegen door onherbergzame streken om er op de sabbat kinderen te verslinden, orgien te houden, de duivel te aanbidden en de vloer aan te vegen met de kristelijke religie.

In vogelvlucht

Merkwaardig genoeg waren het de heidense Grieken en Romeinen uit het Keizerrijk van de tweede eeuw die zo’n verhalen over klandestiene sekten met onmenselijke praktijken gingen toepassen op de kleine gemeenschappen van de eerste kristenen. Dezen werden ervan beschuldigd op geheime samenkomsten babies of kleine kinderen te slachten en ritueel op te eten, erotische orgieën te houden waar zelfs bloedschande werd gepleegd, en een vreemde godheid te aanbidden in de vorm van een dier, met name een ezel.

In het middeleeuwse kristendom werden gelijkaardige beschuldigingen geuit aan het adres van de Joden en allerlei ketterse sekten, verrassend genoeg niet in de eerste plaats de Kataren, maar vooral de Waldensen, de Fraticelli en de (overigens zeer ortodokse en zeer rijke) Orde van de Tempeliers.

Het oudste bestanddeel van de hoger vermelde complexe voorstelling is evenwel dat de heks maleficium beoefent, d.w.z. zij kan door het gebruik van okkulte krachten schade berokkenen aan haar buren : een storm opwekken om de oogst te vernietigen, de buurvrouw onvruchtbaar en de buurman impotent maken en dergelijke rampzalige, asociale dingen meer. Tovenarij dus. Een eeuwenoud en wijd verspreid geloof : wie van maleficium werd verdacht, verging het vaak heel slecht. In 1128 trokken de burgers van Gent zo’n verdachte heks de ingewanden uit haar buik en hielden ermee een optocht door haar dorp (zie de kroniek van Galbert van Brugge, Mercator fonds, 1979). De kerkvaders hadden deze magische praktijken - hetzij van goede, hetzij van kwade aard - voor heidense duivelverering gehouden, die bestraft werd met exkommunikatie. Op aandrang van de geestelijkheid ging het wereldlijk gerecht pijnlijker lijfstraffen toepassen, maar tot circa 1300 waren dergelijke processen uiterst zeldzaam. Waarom? Omdat maleficium uiteraard niet te bewijzen viel en de middeleeuwse rechtspraak eiste onomstotelijke bewijzen van de aanklager. Als die niet werden voorgelegd, kon de aanklager zelf worden gestraft, gevangen gezet of zelfs verdronken, zoals nog in 1451 een overmoedig iemand overkwam. Anders werd dat natuurlijk met de kerkelijke procedure van de Inquisitie, die de deur opende naar de grootste willekeur.

In de loop van de dertiende en de veertiende eeuw werd deze rituele magie (waarmee in Renart Magicien nog zo geestig de spot werd gedreven) stilaan meer en meer in verbinding gebracht met ketterij : de eerste die (postuum) terechtstond wegens rituele magie en duivelaanbidding was - o ironie - paus Bonifatius VIII in 1310, en wel op instigatie van Filips de Schone en zijn trouwe dienaar Guillaume de Nogaret. In 1324 vinden we - in Ierland - het eerste proces waarin de beschuldigden - Lady Alice Kyteler, haar zoon William Outlaw en nog tien andere mannen en vrouwen - beschouwd werden als een georganizeerde ketterse sekte die seksuele omgang had met de duivel; een tweede, gelijkaardig proces vinden we pas rond 1400 in Zwitserland. In beide gevallen is het duidelijk dat de “bekentenissen” met foltering werden afgedwongen door fanatieke inquisiteurs die beheerst werden door demonologische obsessies en deze hoe dan ook bevestigd willen zien.

Ontbreekt nog slechts de voorstelling van de heks die zich vliegend door de lucht naar de sabbat begeeft. De Romeinen kenden de striges, vrouwen die zich ‘s nachts in een vogel konden veranderen en zo een minnaar gingen zoeken. Wie niet van hun liefde wou weten, werd op staande voet gedood of in een beest veranderd. Lucius Apuleius gebruikte dit verhaal als
basis van zijn zeer amusante roman De gouden ezel en ook Horatius spotte ermee. Maar in de oudste Germaanse wetten, de Lex Salica uit de zesde eeuw, werd de kannibalistische stria of striga zwaar beboet. Dat wetboek werd blijkbaar niet door erg verlichte geesten opgesteld. Op het eind van de achtste eeuw geloofden de Saksen nog in deze mensenetende vliegende heksen, ze aten ze trouwens zelf op, onge twijfeld, zegt Cohn, omdat ze dachten zo hun destruktieve kracht te neutralizeren. Tot diep in de dertiende eeuw waren het enkel de boeren die geloof hechtten aan dergelijke verhalen over de volgelingen van Diana, Herodias, Holda of Vrouwe Abundia, terwijl de intellektuele elite (bijvoorbeeld Jean de Meung en Boccaccio) er vrolijk mee spotte. Pas op het eind van de veertiende eeuw vinden we het eerste proces tegen vrouwen die zich, al dan niet onder invloed van drugs, volgelingen van Diana droomden.

In 1428 is de stereotiepe voorstelling van de heks en de heksensabbat kompleet in een aantal processen die we kunnen beschouwen als een nevenprodukt van de ketterjacht tegen de
Waldensen. Vaak had de aanklacht tegen één individu een sneeuwbaleffekt, waardoor talloze mensen op de brandstapel kwamen en op de duur niemand zich nog veilig ging voelen : dat was het geval in 1459 in Langres, toen “bekentenissen” werden afgedwongen van een kluizenaar, waarbij algauw de rijkste burgers van Arras, tot bisschoppen en kardinalen toe, werden betrokken.

Toen de hertog van Boergondië het zat was en een onderzoek liet instellen, hielden de arrestaties plotseling op en de belangrijkste inquisiteur, Jacques du Boys, werd prompt krankzinnig. Het Parijse parlement hield zich dertig jaar lang bezig met de zaak en uiteindelijk, in 1491, werden alle betrokkenen onschuldig verklaard, de inquisiteurs beboet en een plechtige mis werd opgedragen voor het eerherstel en de zielerust van de slachtoffers. Een typerend geval, waaruit in de volgende eeuwen helaas niet de nodige lessen zouden worden getrokken : de grote heksenjacht werd pas mogelijk toen de overheid in de “moderne tijden” zélf in de heksensabbat ging geloven.

Europa bleek meer dan ooit gekweld door zijn innerlijke duivels, de duistere nachtzijde van de menselijke natuur, waar “de slaap der rede monsters baart”. Toen de hysterie van de heksenjacht was weggeëbd, kregen deze obsessies van monsters, sabbats en dernonen hun meest gruwelijke expressie in het werk van de eerste “moderne” kunstenaar Francisco de Goya in zijn Caprichos en in de muurschilderingen waarmee hij zich omringde in zijn “huis van de dove”. Onze filmindustrie produceert nog aan de lopende band dit soort griezelig snoepgoed om onze beeldbuiskinderen zoet te houden. De konsumptiemaatschappij blijkt het best te kunnen stellen zonder God, maar van de Duivel zijn wij nog lang niet verlost. Gelukkig blijkt hij zich nu, zoals ik nog onlangs een groepje nieuwe blote heksen in een interview op Antenne 2 hoorde verklaren, in de gedaante van een beeldschone Apollo te manifesteren. Laat dat ons een troost zijn : het is een vooruitgang.

Norman Cohn, Europe’s Inner Demons, PaIadin, Frogmore, St Albans, Herts, 302 blz.
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor Tiresias » ma 12 feb , 2007 12:24

Boeiend artikel, Willy! Dank je.

T
Tiresias
 
Berichten: 106
Geregistreerd: za 19 aug , 2006 10:13

Berichtdoor willy » wo 14 feb , 2007 14:01

Op heksen jagen, een lucratieve zaak

Vele meisjes die bekenden geslachtelijke omgang met de duivel te hebben gehad, werden bevonden maagd te zijn. Maar dat veroorzaakte geen moeilijkheden bij de geleerde theologen, die uitlegden dat de Duivel de macht had het maagddom bij meisjes te herstellen.

Een bijzonder afstotende karaktertrek van de ketterjachten was dat vele priesterlijke rechters pro forma op ketters jaagden, maar in werkelijkheid op de bezittingen van de beschuldigden aasden.

Een voorbeeld hoe de heksenjacht verbonden was met geldelijk gewin wordt aangetoond door de geschiedenis van de hekserij in Offenbach in Duitsland, een stadje van 2500 inwoners. Het begon in het jaar 1628, toen negen vrouwen als heksen werden aangeklaagd en verbrand. Haar bezittingen vervielen aan de gemeente en de gemeenteraad stelde een commissie in om meer rijke heksen te zoeken die natuurlijk werden gevonden door de bekentenissen van de veroordeelden. Een beschuldigde heks werd niet verbrand voordat ze een aantal ”medeplichtigen” had genoemd. Zo bleef de bal rollen. Maar toen dit spel zo voorspoedig ging, eiste de Keizer van Oostenrijk de eigendommen van de heksen op en aangezien er nu niets meer viel te verdienen, stopte de gemeenteraad de heksenjacht.

Na een langdurig civiel-kerkelijk proces trok de keizer zijn eis in en de raad hervatte zijn verbrandingen. Toen klaagde de priesterschap dat haar aandeel in de beslagnemingen veel te klein was. Weer werden de vonnissen opgeschort totdat de raad overeenstemming met de geestelijkheid had bereikt.

Heksen jagen was nu Big Business geworden. Iedereen die er iets mee te maken had, hield zijn hand op om het Zijne eraan te verdienen. Geestelijken, rechters, dokters, klerken, beul en beulsknechten, bewakers, boodschappers, verder de leveranciers van het hout voor de brandstapel of voor het schavot, moesten uit de nalatenschap van het slachtoffer betaald worden. Tot de posten die op de rekening gezet werden, behoorde ook een banket voor de rechters, de priesters en de advocaat (als de heks er een gehad had, wat een uitzondering was). Alle kosten waaronder ook haar voeding, werden in rekening gebracht van de dag van haar gevangenneming af. In de zeldzame gevallen dat een beschuldigde werd vrij gesproken kon deze vaak niet uit de gevangenis verlost worden, omdat er geen geld was om de beul, de rechters en alles wat erbij hoorde, te betalen.

De vervolging stierf uit toen er gebrek aan rijke burgers ontstond. In twee jaren tijd werden in dat kleine stadje 79 personen als heksen verbrand. Twisten over de buit kwamen herhaaldelijk voor. De Prins-bisschop van Bamberg verdiende 500.000 gulden aan de terechtgestelden in zijn diocees en 220.000 gulden aan hen die nog in de gevangenis zaten.

Toen confiscatie van goederen verboden werd door Keizer Ferdinand II (1619-1637) eindigden de heksenjachten geheel; hieruit kan men opmaken hoeveel ijver voor het christelijke geloof erachter zat. Het was de geestelijkheid, rooms-katholiek en protestant, die de heksenjachten trachtten in stand te houden, lang nadat verstandige mensen het gehele spel hadden doorzien. Eveneens lang nadat burgerlijke rechters opgehouden hadden een man of een vrouw op beschuldiging van hekserij te veroordelen, gingen de kerkelijke autoriteiten voort met de vervolgingen.

Alle grote doctoren van de Kerk, Augustinus, Thomas Aquinas, Luther, Calvijn en Wesley geloofden vast in hekserij. Waar het geld betrof, waren de protestanten even gelovig als de katholieken.

Bres
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » wo 14 feb , 2007 16:30

Afbeelding

Exorcisme

willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » za 17 feb , 2007 18:18

De heidense achtergrond van het fenomeen "heks"
Door Joris Magusanus

willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat


Keer terug naar godsdienst en mythen algemeen



Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers. en 2 gasten

cron