
Geplaatst:
za 05 maart , 2005 14:02
door Brunetti
Hoe Enki de wereld ordende
vertaald door Herman Vanstiphout
Heer! Grootste in het heelal! Meester van zichzelf!
Vader Enki, verwekt door de Stier, gebaard door het grote Rund,
geliefd door Grote Berg Enlil, bemind door An,
o Koning, MES-boom in de Abzu geplant, die de landen overschouwt,
machtig basilisk opgesteld in Eridug,
van wie de schaduw de wereld bedekt,
boomgaard wiens loof over de natie hangt,
Enki, beheerder van de overvloed der goden,
Nudimmud, almachtig in het E-kur (centrale gedeelte van de nationale tempel),
alvermogend in de hemel en op aarde,
jij wiens Huis, in de Abzu gesticht, de grote mast van hemel en aarde is,
met één oogopslag beschouw jij het bergland waar buffels en herten welig tieren,
evenals zwijnen en evers.
Tot aan [……] de bergweiden en de heuvelrijen,
tot in de reine hemel waar geen mens binnendringt
priemen jouw blikken als scherpe rietstengels.
Jij nummert de dagen, plaatst de maanden, ordent de jaren,
om bij het einde de juiste maatregel uit te vaardigen
en het rechtvaardige besluit te openbaren.
Vader Enki, jij bent de vorst van alle mensen;
op jouw woord gaat alles bloeien en komt er welvaart op aarde.
Jouw takken, zwaar van vruchten ……
maak jij tot embleem van de [……] van de goden.
Weelderig als [planten?] groeiend in het woud, maak jij de lange gewaden
van keurschapen en lammeren tot hun embleem.
Wanneer men de hand slaat aan de arbeid op het goede veld,
worden door jou graanhopen en oppers opgetast.
[……] boter is het, en melk, wat de kooien en stallen voortbrengen!
De herder zingt zoet zijn zacht refrein, en
de koejongen schommelt de ganse dag het botervat.
Het banket in de feesthal der goden richt jij aan als een sieraad.
Jouw woord – de jonge man neemt het op in zijn hart als ware het zijn eigen kracht,
en als de zwaargehoornde stier stoot hij in het strijdperk.
Jouw woord – het meisje schikt het op haar hoofd als ware het haar eigen aantrekkelijkheid,
en overal kijken de mensen haar bewonderend aan.
[enkele regels beschadigd]
Aan vorsten en tronen
vreugde en geluk te schenken,
dat heeft Grote Berg Enlil jou opgedragen.
Enki, Heer van welvaart en inzicht,
door An beminde vorst, sieraad van Eridug;
jij effectueert orders en besluiten; jij stelt welbewust het lot vast;
jij sluit … van de dagen af; jij doet de maanden in hun huis treden;
jij doet de sterren aan de hemel staan; jij hebt hun tal geteld.
Jij vestigt de mensen in hun woonplaats;
jij ziet hoe dat ze hun herder volgen;
[enkele regels beschadigd]
jij doet de wapens in opslag blijven (je ze dus niet hoeft te gebruiken)
(en zo) bescherm jij hun leven (nl. van de mensen).
Vader Enki schrijdt over de bezaaide aarde – goed graan groeit!
Nudimmud bezoekt onze zwangere ooi – zij werpt een gezond lam!
Hij bezoekt onze drachtige koe – zij werpt een mooi kalf!
Wanneer jij onze velden en weiden bezoekt,
tast jij het graan op in oppers en hopen op het hoge land;
wanneer jij de uitgedroogde plaatsen in het land bezoekt,
[enkele regels beschadigd]
Enki, vorst van de Abzu, spreekt in majesteit zijn eigen lof, zoals het betaamt:
‘Mijn vader, vorst van hemel en aarde, (An dus)
heeft mij in de hemel en op aarde stralend doen verschijnen.
Mijn oudere broer, de koning van alle landen, (Enlil dus)
heeft alle voorschriften verzameld en in mijn hand gelegd.
Vanuit het E-kur, het huis van Enlil,
heb ik alle kunst en kennis naar mijn Abzu, naar Eridug gebracht.
Ik ben de ware zoon, verwekt door de grote stier, de eersteling van An.
Ik ben de grote storm die uit het onderaardse komt; ik ben de grote Heer van het Land.
Leider der tronen, Vader der landen,
oudste broer der goden, verzorger van weelde,
kanselier van hemel en aarde,
wijs vernuft van alle landen – dat alles ben ik.
Samen met An zetelend op de troon verstrek ik het recht;
samen met Enlil het bergland overschouwend beslis ik het lot,
de lotsbestemming, overal waar de zon opgaat, plaatste hij in mijn hand.
Door Nin-tur (meesteres van het baren) word ik uitverkoren,
door Nin-hursaga (meesteres van het heuvelland) word ik gunstig vermeld;
ik ben het hoofd der Anuna,
ik, de ware zoon van An, de heilige!’
Toen de Heer zijn majesteit verkondigd had,
toen de grote vorst zijn eigen lof gesproken had,
baden de Anuna nederig tot hem (als volgt):
‘Heer die instaat voor alle kunst en kennis,
kundig in besluiten, veelgeprezene – Enki, lof zij jou!’
Nogmaals, en met grote vreugde
spreekt Enki, vorst van de Abzu, in majesteit zijn eigen lof, zoals het betaamt:
‘Ik ben het wiens woord het ware is; ik munt uit in alle dingen;
op mijn woord worden stallen gebouwd, schaapskooien gemaakt.
Raak ik de hemel aan, dan valt de weldadige regen naar beneden;
raak ik de aarde aan, dan is er de grote karpervloed;
raak ik de groene velden aan,
dan worden op mijn woord hopen en oppers graan opgetast.
Mijn huis, mijn schrijn, bouwde ik op een reine plek en gaf het een gunstige naam;
mijn Abzu, mijn schrijn, bouwde ik in …… en gaf het een gunstige naam!
De schaduw van mijn huis ligt over de stille poel
waar de vissen hun vinnen roeren tussen de honingplanten,
waar de karpers hun staart roeren tussen het jonge riet,
en de vogeltjes kwetteren in hun nesten.
De bedienaren van het schrijn [……]
zij ook komen naar mij, naar Enki!
De Apkallu [……]
……
De Enkum……
baden zich voor mij in het …… water.
Heilige zangen en spreuken vullen mijn Abzu.
Mijn staatsieboot, “Kroon, Bergbok van de Abzu”,
brengt mij veel vreugde;
naar het grote moeras, de plaats die ik uitverkoren heb,
wendt hij de flanken, strekt hij de nek.
Flink trekken de roeiers de riemen;
zij zingen mooi, en de rivier zelf is blij,
Nimgirsig, de kapitein [van de boot]
verheft de gouden staf [……]
en stuurt de boot “Berghok van de Abzu” voor mij, voor Enki!
Ik, de Heer, ga vertrekken;
ik wil naar mijn land……ik, Enki!
Ik……ik, de meester van het lot!
[een vijftal beschadigde regels]
De landen Magan en Dilmun
zullen mij aanschouwen, mij, Enki.
Laat men de Dilmun-schepen laden met hout;
laat met de Magan-schepen hemelhoog laden;
laat de vrachtschepen van Melukha
goud en zilver vervoeren
naar Nibru (Nippur), voor Enlil, de Heer van alle landen!
Voor hen die geen steden hebben, die geen huizen hebben,
voor de Martu, bestem ik vee als (af te dragen) geschenk!’
Tot de grote prins, die naar zijn land wilde gaan,
spraken de Anuna voorts vol respect:
‘O Heer, meester van de grote Machten (ME), die de Ongerepte Machten bestuurt,
die gaat over de grote Machten, de duizenden Machten,
jij, de meest aanzienlijke in de hele breedte van hemel en aarde;
jij die voor Eridug, de heilige, de kostbare plaats, de hoogste waardigheid bestemt –
Enki, Heer van hemel en aarde – lof zij jou!’
Voor de grote prins van het land, die vertrekken zou,
voeren alle Heren en alle Tronen,
alle bezweerders van Eridug,
allen die in Sumer het linnen dragen (hoogwaardigheidsbekleders),
de reinigingsriten van de Abzu uit.
Staande in de heilige plaats van Vader Enki, de weergaloze plaats,
maken zij de grote vertrekken van de prins schoon;
kamer na kamer tellen zij af;
zij reinigen het grootste schrijn Abzu en
brengen lange jeneverbestakken, de reine plant, aan en
ruimen het heilige [……] op, de promenade die aan Enki toebehoort.
Dan bouwen zij de steiger van Eridug, die naar de Goede Kade leidt;
zij meren de ‘Berghok van de Abzu’ aan de Goede Kade, de machtige kade.
Zij stellen een heilige kapel op
en zeggen daar gebed na gebed voor Enki.
[ongeveer 10 regels verloren]
Tussen het jonge riet roerden de karpers hun staart.
Toen richtte men in de Abzu de grote standaard op voor lommer,
waarvan de schaduw het ganse land bedekt en de mensen rust schenkt –
de grote mast over de lagune, die boven alle landen uitsteekt!
De Heer, de grote vorst van de Abzu,
vanaf de ‘Berghok van de Abzu’ gaf hij zijn bevelen.
Rechtop stond hij, en heerlijk, als een MES-boom gegroeid in de Abzu,
hij die voor Eridug, de heilige, de weergaloze plaats, de hoogste Machten bestemd had.
De sublieme opzichter van het bergland, de zoon van Enlil,
wendde toen het heilige roer,
en de held keek nog eens trots om naar de Abzu.
[8 regels verdwenen]
Nimgirsig, de kapitein van de boot
[verhief] de gouden staf vóór zijn meester;
de vijftig lahamu spraken eerbiedig tot Enki
en de roeiers [……] als hegam-vogels(?).
Sumer
Koning Enki betrad het Land in majesteit;
uit de komst van de grote prins van het Land
vloeide een stralende weelde voort in de hemel en op aarde.
Enki bestemde het lot:
‘Sumer, grote berg, land van hemel en aarde,
gekleed in eeuwig licht, dat de Machten aan de volkeren doet toekomen van Oost tot West,
jouw Machten zijn groots en onaantastbaar.
Jouw hart is kunstig en onpeilbaar.
Jouw vruchtbare Abzu, die de goden baarde, is onbereikbaar als de hemel.
Zij baart koningen die zij met het ware diadeem tooit;
zij baart hogepriesters die zij de hoofdband aanlegt.
Jouw Heer, de eerbiedwaardige, zit naast An op de troon.
Jouw koning, Grote Berg Vader Enlil,
vader der landen, heeft jou bekleed met het……als een groenende boom.
De Anuna, de grote goden,
hebben hun verblijfplaats in jouw midden gekozen;
in jouw Gi-guna feesten zij te midden van jouw meest zeldzame bomen.
O huis Sumer, jij zult stallen bouwen, jouw vee zal zich vermenigvuldigen,
jij zult schaapskooien maken, jouw kleinvee zal ontelbaar worden.
Jouw Gi-guna zal de hemel aanraken;
jouw trouwe huis zal met de hand tot de hemel reiken!
De Anuna zullen in jouw midden het lot bepalen!’
Ur
Toen bereikte hij het schrijn Ur.
Enki, koning van de Abzu, stelde zijn lot vast:
‘Gans volmaakte stad, badend in het water, stevig staande stier;
troon van rijkdom, die het bergland bewandelt, hoog als de bergen;
welriekend plantsoen, brede schaduw, trots op eigen kracht,
volmaakte Machten vervullen jou.
Grote Berg Enlil heft boven alles jouw naam genoemd.
Jij bent de stad van wie Enki het lot bestemt:
heiligdom Ur, jij zult tot de hemel stijgen!’
Melukkha
Toen bereikte hij het land Melukkha.
Enki, koning van de Abzu, stelde zijn lot vast:
‘Donker land, jouw bomen zullen groot zijn, jouw wouden met exotische MES-bomen;
tronen daarvan gemaakt zullen geplaatst worden in de koninklijke paleizen.
Jouw riet zal hoog zijn, jouw rietbossen zullen exotisch riet zijn;
de helden zullen het als wapen gebruiken op het slagveld.
Jouw stieren zullen groot zijn, exotische dieren zullen het zijn;
hun geloei zal het geloei van de exotische stieren zijn.
De grote Machten van de goden zullen bij jou passen.
Jouw berghoen draagt een kleed van kornalijn;
jouw vogels wezen pauwen
wiens geschreeuw de koningspaleizen zal vullen!
Jouw zilver weze goud;
jouw koper weze brons!
Bergland, jouw goederen zullen overtalrijk zijn,
jouw bevolking zal steeds groeien
en ieder van jouw mannen zal een stier zijn voor de ander!’
[twee beschadigde regels]
Magan en Dilmun
Enki reinigde het land Dilmun en deed het glanzen.
Hij vertrouwde het toe aan Nin-sikila.
Aan de hoofdtempel van het land schonk hij lagunes; men eet er vis.
Aan het bouwland schonk hij palmbomen; men eet er dadels.
Elam en Markhasi
[De vreemde landen] Elam en Markhasi
……die alles verslinden……
Een koning, gemachtigd door Enlil,
zal hun huizen vernielen, hun wallen slechten.
Hun zilver, hun lazuursteen, al hun kostbaarheden,
aan Enlil, koning van alle landen, aan Nibru zal hij het afdragen!
Martu
Aan hen die geen steden hebben, en geen huizen,
aan de Martu gaf Enki het steppenvee als deel.
Tigris en Eufraat
Toen Vader Enki zijn oog van die plaatsen had afgewend
liet hij het op de Eufraat vallen.
Hij ging trots staan, als een stotige stier.
Hij richtte zijn lid op, ejaculeerde
en vulde zo de Tigris met vloeiend water.
Als een grazende koe loeiend om haar in de stal gebleven kalf,
ging de Tigris aan zijn zijde als was hij (Enki?) de bronstige stier.
Hij richtte zijn lid op, bracht de gift aan de bruid.
Als de wilde stier vulde hij haar schoot en bleef bij de geboorte.
Het water dat hij bracht was vloeiend, krachtig en zoet als wijn.
Het graan dat hij bracht is dik – de mensen eten het.
Zo vulde hij het E-kur, het huis van Enlil, met allerhande dingen.
Enlil was verheugd over Enki, en met hem was Nibru blij.
De Heer bond toen het prinselijke diadeem om;
de koningskroon zette hij op.
Hij raakte de grond aan zijn linkerzijde;
weelde ontsproot aan de grond.
Enbilulu
Hij die de staf in de rechterhand houdt, en,
om Tigris en Eufraat zich te laten vermengen,
de gepaste woorden spreekt;
hij die vanuit het paleis de voorspoed doet vloeien als de fijnste olie;
de Heer van de lotsbestemming, Enki, koning van de Abzu,
stelde Enbilulu, de dijkgraaf van de waterlopen,
over hen beiden aan.
Moeras
Hij riep het moeras op, en schonk suhurhi- en suhur-vissen;
hij riep het rietbos op, en schonk droog en jong riet.
[drie regels verdwenen]
[Godheid?]
Aan wiens net geen vis ontsnapt,
aan wiens val geen viervoeter ontsnapt,
aan wiens strik geen vogel ontsnapt,
……het kind van……
……geliefd door de vissen
stelde Enki over hen aan.
Nanshe
Toen trok de Heer een heiligdom op, een heilig schrijn waarvan het binnenste een doolhof is;
in volle zee bouwde hij dit heilig schrijn waarvan het binnenste een doolhof is;
een schrijn waarvan het binnenste is als een geknoopte streng – iets wat geen mens kent;
een schrijn waarvan de onderkant het wandelende Pegasus-sterrenbeeld is
en de bovenkant het beeld van de Wagen,
dat omspoeld wordt door een woeste golf, en voorzien is van vreeswekkende uitstraling
- de Anuna, de grote goden, durven het niet te naderen;
dat richtte hij daar op……en het paleis was vol vreugde.
De Anuna, vóór hem in gebed en smeking,
stelden voor Enki een hoge troon op in de Tempel van de Zee.
Voor de Heer [……]
en de grote prins [……]
de vogel [……]
Hij voorzag zo het E-kur, het huis van Enlil, van goederen;
Enlil was verheugd over Enki, en Nibru was blij met hem.
Zij die bestuurt [……] in het heilige schrijn,
zij die de paring veroorzaakt [……],
de woelige golf van de zee,
de storm, het springtij,
die uit het zeeschuim tevoorschijn komt,
de Vrouwe van Sirara, moeder Nanshe –
over de zee in al haar uitgestrektheid
stelde Enki haar aan.
Ishkur
Toen riep hij de regen op, het water uit de hemel;
als drijvende wolken stelde hij (de regen daar) op,
en verjoeg de wind die hen wegdrijft naar de horizon.
Zo maakte hij puinheuvels tot graanland.
Enki stelde hem die de stormen berijdt, die met de bliksem aanstormt,
die met zijn machtige sluisdeur het binnenste van de hemel afsluit,
het kind van An, de dijkgraaf van hemel en aarde,
Ishkur, de man van welvaart, de zoon van An,
daarover aan.
Enkimdu
Toen maakte hij ploeg, juk en span klaar;
grote prins Enki voorzag ze van gehoornde ossen,
om de nobele voor te openen
en het vruchtbare veld graan te doen dragen.
Enki stelde de Heer, getooid met de weelde van het hoge land,
de bekwame landbouwer van Enlil,
Enkimdu, de man van sloten en dijken,
daarover aan.
Ashnan
Toen riep de Heer de vruchtbare akker op, en schonk het gunu-gerst.
Enki schonk kekers, linzen en bonen;
Hij hoopte op eshtub, gunu en innuha;
hij vermenigvuldigde de stapels en hopen.
Zo verspreidde hij voor Enlil welvaart in het Land.
Enki stelde haar wiens hoofd en lichaam gevlekt zijn (soort graan), van wiens gelaat honing druipt;
de Vrouwe die tot paring noopt, de kracht van het Land, het leven van de Zwarthoofdigen;
Ashnan, het goede brood, het eeuwige brood,
daarover aan.
Kulla
Toen bond de prins de hak met een touw, maakte de tichelvorm,
en sneed in de klei als in zachte boter.
Enki stelde hem wiens tweesnijdende hak als de aasvretende slang is,
wiens strakke tichelvorm als een ……recht maakt,
Kulla, de tichelman van het land,
daarover aan.
Mushdamma
Hij (Enki) trok de meetlijn aan en maakte het grondplan recht;
in opdracht van de vergadering ontwierp hij een huis, waarvoor hij de reinigingsriten volbracht.
De grote prins groef toen fundamenten, en legde het tichelwerk eroverheen.
Enki stelde hem wiens fundamenten niet verzakken,
wiens welgebouwde huizen niet instorten,
wiens stellingen, als de regenboog, tot in de hemel reiken,
Mushdamma, de grote metselaar van Enlil,
daarover aan.
Shakan
Toen zette hij een nobele kroon op het hoge land;
op de hoge steppe bracht hij een sieraad uit lazuursteen aan, en bond er een diadeem van lazuursteen aan.
Hij schonk de goede aarde weelderige plantengroei;
hij vermenigvuldigde de kuddes en hield ze op hun plaats;
rammen en schapen vermenigvuldigde hij in de weiden en deed ze voortplanten.
De held van de steppe, haar kroon, de koning van het hoge land,
de grote leeuw van de vlakte, de sterke en machtige vuist van Enlil,
Shakan, koning van het heuvelland,
stelde hij daarover aan.
Dumuzi
Toen bouwde hij stallen, en regelde hun onderhoud;
hij maakte schaapskooien, die hij voorzag van de beste melk.
Zo voorzag hij rijkelijk de banketzaal van de goden,
en aan het weidse groene veld bracht hij welstand.
Enki stelde de koning, de verzorger van het E-ana, de vriend van An.
De beminde schoonzoon van dappere Sin, de echtgenoot van Inanna de heilige,
vrouwe en meesteres van de grote Machten,
die noopt tot paring in de straten van Kulab,
namelijk Dumuzi-Ushumgalana, de vriend van An,
daarover aan.
Zo voorzag hij het E-kur, het huis van Enlil, van goederen;
over Enki was Enlil tevreden en Nibru verheugde zich met hem.
Utu
Toen stelde Enki de grenzen vast:
voor de Anuna
wees hij in de stad hun bouwplaatsen aan,
en in het veld hun akkers.
Enki stelde de held, de stier die uit het geurige struikgewas verschijnt, die brult als een leeuw,
dappere Utu, de stevig staande stier die trots zijn kracht vertoont,
vader van de ‘Grote Plaats’, waar de zon opgaat, grote heraut van An, de heilige,
de rechter, die de oordelen van de goden geeft,
die met zijn lazuurstenen baard vanaf de horizon de heilige hemel bestijgt,
Utu, zoon van Nin-gal,
over het ganse universum aan.
Uttu
Toen spande hij de schering, en sloeg het getouw aan;
Enki regelde perfect het vrouwenwerk,
en omwille van Enki maakt men kostbare stoffen.
Enki stelde de eerbiedwaardige van het paleis, zij die voor de koning een sieraad is,
Uttu, de trouwe, de stille,
daarover aan
Inanna-episode
En toen was er nog zij die geen officie gekregen had;
Inanna, de jonge vrouw, die geen officie gekregen had.
Zij ging naar haar vader, naar Enki;
zij trad wenend zijn huis binnen onder groot misbaar (en zei:)
‘De bestemming van alle Anuna, de grote goden,
gaf Enlil in jouw handen.
Waarom heb jij alleen mij, een vrouw, anders behandeld?
Ik ben Inanna, de heilige; waar is mijn officie?
Aruru, de zuster van Enlil,
is ook patrones van het baren.
Zij kreeg als teken van haar erkentelijkheid de heilige steen van het baren,
en bovendien de snijder van de navelstreng, de imman-steen, de “prei”,
zij kreeg de silagara, dekom van groen lazuliet;
zij kreeg de heilige a-la, het gewijde vat.
Zo werd zij de baker van het land;
de geboorte van vorsten en Heren wordt haar toevertrouwd!
Mijn edele zuster, Nin-insina de heilige,
kreeg als teken de shuba-steen en is nu de minnares van An.
Zij staat klaar voor hem, en maakt hem duidelijk wat zij verlangt!
Mijn edele zuster Nin-mug, de heilige,
kreeg de gouden beitel en de zilveren hamer,
het grote vuurstenen mes kreeg zij ook.
Nu is zij in het Land de steensnijdster
die de vorsten maakt door hen het eeuwige diadeem aan te binden,
en de prinsen baart door op hun hoofd de wettige kroon te zetten!
Mijn edele zuster, Nisaba de heilige,
kreeg de meetstok
en draagt aan haar arm de glanzende meetlijn;
zo vaardigt zij de Machten uit,
stelt de grenzen vast, duidt de merkstenen aan – zij is de boekhouder van het Land,
en zelfs de voedselvoorziening van de goden behoort haar toe!
Nanshe, de grote Dame, aan wiens voeten de heilige vogel waakt,
is verantwoordelijk voor de opbrengst uit de zee.
Uitgelezen vissen, uitstekend gevogelte,
brengt zij aan Enlil, haar vader, in Nibru!
Waarom heb jij alleen mij, een vrouw anders behandeld
Ik ben Inanna, de heilige; waar is mijn officie?’
Enki antwoordt zijn dochter, Inanna, de heilige:
‘Wat werd jou onthouden, mevrouw? Wat hadden wij jou nog kunnen geven?
Jongedame Inanna, wat werd jou onthouden? Wat hadden wij jou nog kunnen geven?
O vrouw, de orders roep jij;
op dat bevel trekt men uit voor jou.
Jij verstopt het kleed van de jongelingschap;
de rechterkant verander jij in de linkerkant;
met het kleed van vrouwelijkheid bekleed jij hem;
vrouwentaal leg jij hem in de mond;
spoel en spinrokken geef jij hem in de hand;
vrouwelijke aantrekkelijkheid leg jij hem op (transseksualiteit).
Jij beheert de kromstaf, de stok en de schep van het herderschap.
Wat werd jou onthouden, jongedame Inanna? Wat zouden wij jou nog kunnen geven?
Van strijd en oorlog geef jij de onbetrouwbare bevelen;
al ben je geen raaf, jij spreekt de fatale woorden midden in het gevecht!
Jij maakt krom de rechte draad,
jonge Inanna, en recht de kromme draad!
Jij draagt en tooit jezelf in linnen;
jij weeft het wollen kleed, speelt met het schietspoel;
jij vermengt de veelkleurige draden!
Inanna, jij hoopt hoofden op als aarde; jij verstrooit ze als zaad;
jij vernield wat niet vernield mag worden en keert om wat niet gekeerd mag worden, Inanna!
Jij ontdoet de touwtrom van haar omhulsel,
en laat de tigi en de adab (muziekinstrumenten) wegstoppen, jongedame Inanna!
Jij wordt niet moe van de begerige blikken van jouw vrijers,
jongedame Inanna, maar jij zult geen touw knopen voor een diepe put!
Nu vloeit het hart van Enlil over: hij heeft het Land in orde gebracht;
het hart van Enlil vloeit over: hij heft het Land in orde gebracht.
Nu zijn hart overvloeit voor de mensheid,
ga nu niet [……]
[17 regels geheel verdwenen]
Vader Enki, lof zij u!