door willy » wo 07 aug , 2002 15:29
F R E Y A e n d e G o d i n n e n d e r L i e f d e
FREYA, de dochter van NIORD en de zuster van de voorgaande FREYR, (met wie zij dezelfde Rune heeft), behoort tot de stam der Wanen, en is naast FRIGGA de voor-naamste onder de Asyniën of Asinnen, voornamelijk ook wegens haar schoonheid.
Zij is de godin der reine liefde en alle minnende gunstig. Inzonderheid heeft zij een groot welgevallen aan liefdeszangen; men weet, dat zij zich de Skalden (dichters) gaarne openbaart, en hun de reine aanschouwing van het verborgene wezen der liefde schenkt, wat zich dan op zulk ene wonderbare wijze uitdrukt in hun tonen.
FREYA is ook tovergodin; zij bemind de lente en bloemen, en is voornamelijk de Alfen genegen. Bij groten spoed bedient zij zich soms van een paar valkenvlerken, wel-ke zij echter ook even willig de overige goden ten gebruiken afstaat. Brising heet haar blinkend halssieraad, door de vier kunstsmeden van het dwergengeslacht vervaardigd, en dat LOKE gestolen had om hetzelve aan ODIN te vereren, en Hildesvine, wordt de zilver-ever genoemd, waarvan FREYA zich, in plaats van een paard, bedient, en welks zachte glans insgelijks de nacht verlicht.
Haar hemelse burcht in Asgard is Folkvangur, daar heeft zij ene grote en schone zaal, Sesruimner. In dit hemelse paleis (Folkvangur) verzamelt zij zich de helft der verslagenen in de oorlog; daarom heet het in de Grimnismal:
"De helft der gesneuvelden,
Verzamelt zij zich elken dag,
De andere helft komt ODIN toe.''
Haar gemaal heet ODUR of ODR, een sterk krijgshaftige god, die zijn gemalin en be-vallige dochters verliet, en in verre landen weg trok. FREYA, wier tederheid en uitstekende bekoorlijkheid, goedheid en zachtaardigheid gene twijfel overlaat aan haar gehechtheid, kon zich wegens die trouweloze verwijdering niet troosten: zij rijdt hem allerwegen na, om hem op te zoeken, en huilt goudrode tranen over zijn gemis: doch te vergeefs. Daarom vertoeft FREYA ook liefst in haar zaal Sesrumner, en geeft zich daar aan stille, dikwijls weemoedige bedenkingen over.
Op haar reizen verkreeg zij verscheidene namen, als MARDÖL, HORN, GEFN of GEFNA en SYR. Ook wordt zij wegens haar afkomst ook: wel Wanadis geheeten.
FREYA'S priesteressen, welke de offers aan de godin voorstonden en de orakels gaven, werden Gijdien, (de vestalen van het noorden) genoemd: zij is allen genegen, die haar aanroepen; inzonderheid waren haar liefdesgezangen of minnedichten een der aangenaamste offers.
Op het gastmaal bij AEGIR werd FREYA, even als zovele anderen uit de godenkring, door LOKE gehoond, Deze lasteraar, haar naderende, sprak lot haar:
Gij zwijgt FREYA:
U kende 'k reeds lang;
Nooit waart gij zonder vlek,
Asen en Alfen,
Alle, die hier zijn,
Hebben U genoten.
Alle andere goden overleeft FREYA in den Ragnarokr. Zij is, even als haar broeder FREYR, zoo schoon als rijk aan deugden, en wordt geheel naakt, of soms ook licht gekleed, met koker, boog en zwaard voorgesteld. Bij ODUR had FREYA twee bevallige dochters, HNOSSA en GERSEMI; beide zijn hoogst aanvallig en bekoorlijk; de eerste was zo schoon, dat men naar haren naam, Hnosser noemde al wat schoon was. Beide deze dochters sluiten zich aan de overige liefdesgodinnen, vriendelijk aan. Deze liefdesgodinnen zijn SIÖFNA, LOFNA en WARA, welke, wij nader gaan leren kennen.
SIÖFNA
Ook SIÖNA geheten, is die godin der liefde, welke de eerste zoete gewaarwordingen der liefde in het hart der jongelingen en der jonge dochters verwekt, en hen tot wederkerige bekoring opwekt. Naar haar wordt ook de liefde Siofn genoemd.
LOFNA
Ook LÖBNA, LOFFN, geheten, is de eigenlijke godin der bruidsnachten, welke de minnende met elkander verbindt, en die de huwelijkseendracht bevordert; naardien haar door ODIN en FRIGGA, de macht geschonken is, om onenige, maar toch trouwe, echtgenoten, in weerwil aller hinderpalen, weder te verenigen en te verzoenen. Ook onenige minnaars en minnaressen brengt zij weder tot elkander, en herstelt de eensgezindheid onder hen. Van haren naam, zegt de jongere Edda, komt het woord lof, omdat zij van de mensen zo zeer geloofd of geprezen wordt.
WARA
Ook bij verkorting WAR, misschien dezelfde als WÖRA, geheten, is de godin der verlovingen en der eedzweringen. Zij hoort de geheimste beloften der minnende, gelijk ook hun eden; wijdt hen tot hun verbintenissen in, en is hun vriendin, als zij niet hun eed verbreken. Zij is wijs en vorst alles uit, zodat haar niets verborgen kan blijven, zij dringt door tot in het binnenste der harten. In den eigenlijken zin des woord, bemint zij de echtelijke trouw en kuisheid. Nog twee andere godinnen, SNOTRA en GEFION verschijnen soms in het gevolg van FREYA, zodat wij ook hier de geschiktste plaats achten haar van naderbij te beschouwen.
SNOTRA
Ook wel SNOTER, SNORRA geheten, is de godin der deugd en der zedigheid; der geestigheid en schroomachtigheid: ene soort van noordse Gracie, welke het welvoeglijke en zedige bemint, en daarom door alle, aldus welgeaarde jongelingen en jonge dochters, om bescherming en deugdzaamheid in de liefde, wordt aangeroepen. Deugdzame echtelieden, mannen en vrouwen, worden naar haar Snotra genoemd.
GEFION
Of GEFFION, GEFFIONE is de godin der jonge dochters: zelf ongehuwd, wordt zij als beschermgodin der reine onschuld en kuisheid aangemerkt. Wanneer de jonge dochters sterven, neemt zij hen op in haar hemelse woningen. ODIN zelf roemt haar voorwetenschap, doch waarvan zij echter nooit gebruik maakt.
SYNIA
Of SYN eindelijk, bewaakt de deuren der zaal van FREYA, en sluit dezelve voor die-genen, welke niet mogen binnen komen. Zij voert bij gerichten, ook bij afspraken en onderhandelingen, het opzicht, als iemand een zaak loochenen wil. Ook is het haar zaak om de arglistige minnaar te verwijderen, die de onschuld vervolgt, zonder haar ooit te willen belonen; zij waakt voor de reinheid der bruid, en bestraft de verleidenden boeleerder met smaad en verachting. Meinedige maakt zij bekend en sluit de deur voor hen, die slechts schijnen en niet zijn, zoals zij zich voordoen; daarom zegt ook een oud spreekwoord “zijn gaat boven schijn" de waarheid boven de leugen.
Dit nu zijn de mingodinnen van het noorden: de FREYA- dienst strekte zich ook onder de Saksers en elders uit. Inzonderheid werd zij door beminnende en liefhebbende harten in hunne minnarijen aangeroepen. Ook de Germanen vereerden haar: FREYA- monat heette naar haar de maand Juni bij de noordelijke Duitsers, en ook de Vrijdag: Vrindach, Vridach, Fredei of Fred was haar gewijd. Naar haar naam zouden ook personen van de schone sekse de naam van fruer (vrouwen) dragen, zegt de Edda, en ongetwijfeld zijn onze woorden: vrijen, vrijer en vrijster, aan haar naam verwant.
In de, met goud versierde tempel te Upsalla ( totum ex auro paratum est) stond het beeld van FREYA naast dat van ODIN en THOR. Ook elders, bijv. op Ysland werd zij gemeenschappelijk met deze vereerd.
Uit: Edda-leer: een boek van D. Buddingh uit 1837.
Te vinden op De Skipholtsibbe:
[B]