Forum godinnen en beeldvorming
 weblog | godinnen | forum home ||

Nietzsche lezen

Archeologie, geschiedenis, ethiek, filosofie, maatschappelijke discussies, patriarchaat en matriarchaat enz.

Nietzsche lezen

Berichtdoor willy » wo 17 mei , 2006 17:16

Nietzsche lezen
De geschriften van Nietzsche passen niet zonder meer in het kader van de traditionele filosofie. De gedachten die hij er in verwoordt worden geformuleerd in een schitterende en uitgesproken retorische stijl, vaak in de vorm van aforismen, fragmenten en spreuken; geen zakelijke en redelijke betoogtrant, maar spot, hoon en gelach. Nietzsche filosofeert “met de hamer”. Elke vorm van systematiek wordt vermeden, aangezien de wil tot systeem volgens Nietzsche een subtiele vorm van verdorvenheid en een teken van zwakte is.

Het lezen van Nietzsches teksten is een ervaring, een avontuur. Wie goed leest wordt geschokt en gekwetst, maar raakt tegelijkertijd geboeid. Hoe verontrustend is het inderdaad wanneer men leest over het christendom, dat Nietzsche vervloekt omdat het partij kiest voor de onderdrukten, en over de zwakken, die niet geholpen maar te gronde moeten worden gericht. Of over de socialisten, die niets anders zouden zijn dan verkapte christenen die met hun egalitaire idealen hun opgekropte haat tegen alles wat groot en verheven is ten toon spreiden. Of over de afschaffing van de tegenstelling tussen goed en kwaad, waar en onwaar, schijn en zijn. Of over de redelijkheid en de logica, die volgens Nietzsche het resultaat zijn van een machtsgreep. Bij Nietzsche gaat achter dit alles echter een bewogenheid van grote diepte schuil. Er worden filosofische problemen gesteld waarvan de omvang eigenlijk pas in de twintigste eeuw is begrepen.

Filologie en retorica
Nietzsche is begonnen als filoloog en is dat tot op zekere hoogte altijd gebleven. Hij beschouwt zichzelf als een leraar van het langzame lezen en zal zeggen dat de wetenschap en de cultuur pas continuïteit en identiteit hebben verworven op het moment dat de kunst om op een juiste en nauwkeurige wijze te lezen, wordt beoefend.

Als hoogleraar in Basel heeft hij verschillende jaren college gegeven over de klassieke retorica. Verschillende noties van Nietzsche, bijvoorbeeld “de wil tot de macht”, hebben hun oorsprong in deze retorische traditie. Hij weet dat de filosofische traditie sinds Plato afwijzend staat tegenover de retoriek. Maar Nietzsche, deze leermeester van de grote argwaan, zoals hij zichzelf heeft genoemd, zal beweren dat diezelfde filosofische folklore geheel en al is doortrokken en wordt beheerst door een verborgen, onbewuste en vaak heel subtiele retoriek. Zij is namelijk een zaak van verwoording en vertolking van taal. De taal zelf is, aldus Nietzsche, retorisch.

Taal en interpretatie
“Wij drukken,” schrijft Nietzsche in zijn Morgenröte, “onze gedachten steeds uit met de woorden die ons ter beschikking staan, of om mijn hele argwaan uit te drukken, wij hebben op elk moment slechts die gedachten waarvoor wij de woorden ter beschikking hebben die de gedachte ongeveer kunnen uitdrukken.” Elders zegt hij dat wij woorden gebruiken waar onze onwetendheid begint. Zij dienen een leegte op te vullen en een gemis te compenseren.

Woorden en de daarmee samenhangende begrippen zijn voor Nietzsche geen tekens die staan voor een gegeven werkelijkheid, maar ze bewerkstelligen iets. Ze zijn het resultaat van een afkortingsproces of van een vergeten, weglaten, verdringen. Ze worden gekenmerkt door een gelijkstellen van het ongelijke, een onderbreking van het worden, een vereenvoudiging van de veelheid. Woorden als “ik”, “object”, “oorzaak”, “gevolg”, “wil” en “macht” betekenen niet iets werkelijks, maar betreffen ficties die wij nodig hebben om onszelf en onze wereld in stand te houden en een onderlinge verstandhouding op te bouwen.

Het probleem van de interpretatie, zoals Nietzsche dat ziet, sluit hier nauw bij aan. Interpretatie is allereerst verwoording, vertolking, vertaling. Interpretatie is een vorm van Dichtung. Het is een vorm van uitleggen dat tegelijk ook een “inleggen” is, een terugvinden van wat men er eerst in heeft verborgen, een ordenen volgens overgeleverde kaders. Het is erop gericht de wereld formuleerbaar en berekenbaar, beheersbaar en voorspelbaar te maken. Het is uiteindelijk een vorm van de wil tot macht.

De interpretatie is geen interpretatie van feiten, want een feit is altijd reeds het resultaat van een interpretatie. Feiten zijn er niet, alleen interpretaties, zegt Nietzsche. De interpretatie is evenmin een interpretatie van iemand. Uitgaande van een interpretator achter de interpretatie is zelf reeds een interpretatie gegeven. Het interpreteren heeft een eigen bestaan als wil tot macht. Dat de wil tot macht eventueel ook een interpretatie is zal Nietzsche niet betwisten. Interpretatie lijkt daarom wel het laatste woord te zijn.

Bij dit alles dient te worden opgemerkt dat er geen sprake kan zijn van een absoluut geldige interpretatie. Er is daarentegen een oneindig aantal interpretaties mogelijk. “De wereld is voor ons opnieuw oneindig geworden, voor zover we de mogelijkheid niet kunnen uitsluiten dat zij oneindig veel interpretaties in zich sluit.” Elke interpretatie is een bepaald perspectief en er zijn oneindig veel perspectieven mogelijk.

Genealogie
Een belangrijk aspect van wat Nietzsche beoogt wordt door hem “genealogie” genoemd. Zo probeert hij een genealogie te geven van onze morele vooroordelen; van de metafysica, met de voor haar kenmerkende tegenstelling tussen de wereld van het zijn en van de schijn; van de idealen en zogenaamde deugden van de moderne tijd; en van het christendom, dat een platonisme voor het volk zou zijn. Deze genealogie is een vorm van kritiek waarbij allereerst een analyse wordt gegeven van de voorwaarden en de omstandigheden die nodig zijn opdat een bepaald waardesysteem kan ontstaan. Naast de kennis van de geschiedenis kunnen hierbij ook de psychologie en de taalkunde grote diensten bewijzen.

In Zur Genealogie der Moral (1887), misschien Nietzsches meest systematische geschrift, dat overigens in vele opzichten vooruitloopt op wat later door Freud is gezegd, wordt een analyse gegeven van de morele waarden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de moraal van de voorname mens, de herenmoraal, en de moraal van de onderdanige mens, de slavenmoraal. De eerste verheerlijkt alles wat edel en voornaam, groot en sterk is en wat bijdraagt tot de positieve ontplooiing van het leven. De slavenmoraal predikt daarentegen de levensvijandige waarden zoals gelijkheid en medelijden, volgzaamheid en onderdanigheid, zelfverloochening en nederigheid.

In dit boek van Nietzsche wordt allereerst een psychologie van het christendom gegeven. De religie wordt, volgens hem, gekenmerkt door een in het jodendom gewortelde rancuneuze neiging al wat edel en sterk is te kleineren. Wat oorspronkelijk goed werd geacht, wordt hier slecht genoemd en wat slecht was, goed.

Vervolgens geeft hij een psychologie van het geweten. Dit wordt gezien als een instinct van de wreedheid, die zich naar binnen keert op het moment dat ze zich niet meer naar buiten kan richten. De mens blijkt er een wreedaardig genoegen in te vinden zichzelf schuldig te voelen en anderen voortdurend schuldgevoelens op te dringen.

Ten slotte wordt er gesproken over de ontzagwekkende macht van het ascetische ideaal, dat uiteindelijk nihilistisch is. Dit ideaal treft men vooral aan bij de priester. Het priesterlijke type heeft de neiging de mensen eerst schuldig te verklaren en hun vervolgens vergeving te schenken, de wereld als slecht af te schilderen om daarna verlossing te prediken.

De wil tot macht
Naast “interpretatie” en “genealogie” is er nog een viertal andere uitdrukkingen die het denken van Nietzsche bepaalt : de “wil tot macht”, het “nihilisme”, de “eeuwige terugkeer van het gelijke” en de “Übermensch”.

De uitdrukking “wil tot macht” kan gemakkelijk verkeerd worden begrepen. Het is misschien juist dat de mens heerszuchtig is, maar voor Nietzsche is dit slechts een symptoom van de wil tot macht. Macht in de uitdrukking “wil tot macht” is niet een object dat wordt gewild, noch een doel dat wordt nagestreefd. Evenmin gaat het om iemand, een subject dat verlangt macht te bezitten of te verwerven. Wanneer de wil tot macht zo begrepen zou worden, vertrekt men van een scheiding tussen het willen en het gewilde.

Bij Nietzsche is de wil tot macht echter het diepste wezen van het zijn zelf, van het leven. Deze wil, die geen eenheid is maar oneindige veelvuldigheid, duldt dan ook geen enkele fundering. Het willen van de mens en datgene wat wordt gewild, zijn er een effect van, zoals alle waarden en waarheden, evenals het zelfbehoud en de zelfvernietiging niets anders zijn dan uitingen van deze zelfde wil tot macht.

Nihilisme
Op de vraag naar wat nihilisme is antwoordt Nietzsche : de hoogste waarden hebben hun waarde verloren; er is geen doel en geen antwoord op de vraag naar het waarom. Dit nihilisme valt samen met de zogenoemde dood van God, waarbij het woord “God” ook staat voor heel de zogenaamde bovenzintuiglijke wereld van ideeën en idealen, absolute waarheden en voor altijd geldende beginselen. Nihilisme is een ineenstorting van alle waarden, ook van de menselijke en de humanistische.

Vervolgens is er een zwak en een sterk nihilisme. Het zwakke nihilisme is een passieve houding, gekenmerkt door een decadente vermoeidheid, niet in staat de oude waarden werkelijk te verwerpen en nieuwe te scheppen. Dit nihilisme heeft zijn oorsprong in de bevestiging van een andere en betere wereld dan de onze, waardoor onze feitelijke wereld met misprijzen wordt bejegend en van zijn waarde wordt ontdaan. Wanneer dan het geloof in die andere wereld omslaat in ongeloof, blijft alleen nog de minachting over.

Het sterke of actieve nihilisme, soms ook extatisch nihilisme genoemd, bekent dat er geen waarheid en geen waarden zijn en dit maakt de weg vrij om in vrijheid waarden te scheppen. Het is het nihilisme van de tragische mens, die weet dat de waarheid een fictie is zonder welke wij niet kunnen leven. Hij beseft dat de tegenstelling tussen de ware en de schijnbare wereld is afgeschaft. Het is, zoals Nietzsche zegt, een goddelijke denkwijze, en veronderstelt een moed en adeldom van de geest waarvan de omvang nauwelijks te peilen is. Het is het weten van de Übermensch.

De eeuwige terugkeer
De Übermensch is geen vergroting van de feitelijk bestaande mens, geen oppermachtig heerser, held of superieur wezen in de gewone zin van het woord. De gedachte van de Übermensch breekt namelijk met elk beeld van de mens. Hij is iemand die gekenmerkt wordt door een voortdurende zelfoverwinning zonder zelfverachting, en door een amor fati zonder te vervallen in een fatalisme. Hij leeft vanuit het besef dat er geen waarheid en geen waarden zijn, maar dat hij deze moet willen. Hij is als een kunstenaar die een wereld schept en die wat hij verwerkelijkt ook werkelijk wil. De Übermensch weet wat het betekent dat alles eeuwig terugkeert.

De eeuwige terugkeer van het gelijke is, aldus Nietzsche, zijn diepste gedachte. Het gaat hier niet zozeer om een kosmologische theorie en nog minder om een geloof in de reïncarnatie. Het is daarentegen de meest radicale bevestiging van de onschuld van het worden. Het is volkomen beamen van de wereld zoals deze is. De leer van de eeuwige terugkeer is een religie zonder zonde en zonder tekort, zonder heimwee naar vroeger en zonder vlucht in een andere, bovenaardse wereld. Alles herhaalt zich; het is noch goed, noch slecht, het is er eenvoudig.

Deze eeuwige terugkeer van het gelijke is de kern van de boodschap van Zarathoestra, neergelegd in Nietzsches Also sprach Zarathustra. Nietzsche kiest de figuur van Zarathoestra, omdat deze de eerste zou zijn geweest die de meest noodlottige dwaling aller tijden heeft verkondigd : de moraal met het daarmee verbonden dualisme van goed en slecht. Hij zou daarom ook de eerste zijn geweest om deze dwaling als dwaling te erkennen.

Zijn boodschap is de overwinning van de moraal en van elke vorm van dualisme. Zarathoestra is de leraar van de dood van God. Zijn redevoeringen hebben wat stijl, beeldspraak en woordkeuze betreft, veel gemeen met het evangelie. Nietzsche is er van overtuigd een nieuw evangelie, een echte blijde boodschap te brengen, die samengevat kan worden in de zin “Blijf de aarde trouw”.

In zijn eerste rede spreekt hij van de drie metamorfosen van de geest, hoe de geest een kameel wordt, de kameel een leeuw, en de leeuw ten slotte een kind. De kameel is het lastdier dat neerknielt om een zware last op zich te nemen, de last van het “Je moet” en de plicht. De kameel draagt deze last de woestijn in, de leegte, waar hij verandert in een briesende leeuw, die alles verslindt en met zijn klauwen stukslaat. Het is een heilig nee tegen de plicht. In plaats van het “Je moet” treedt het “Ik wil”. De leeuw verandert ten slotte in een kind dat speelt, argeloos en onschuldig, in staat om te vergeten en voortdurend opnieuw te beginnen. Het wordt gekenmerkt door een heilig ja-zeggen. Dat is het wat het kind vermag en de leeuw niet vermocht. Niet door de toorn wordt de geest van de zwaarte verdreven, maar door het lachen, aldus sprak Zarathoestra.

Herwaardering van alle waarden
Het heilige ja-zeggen van Nietzsches Zarathoestra kan en mag niet worden losgemaakt van een radicaal nee : de omverwerping van alle tot nu toe geldende waarden. Nietzsche spreekt over de grote oorlogsverklaring tegen alles wat tot dan toe werd geloofd, verlangd en geheiligd. Met behulp van bezwerende formules en retorisch geweld haalt hij uit naar de moderniteit, de heersende moraal en de christelijke godsdienst. Hij ontplooit een boosaardige agressiviteit, die een extreme vorm aanneemt in Der Antichrist. Hij gaat hierin tekeer tegen Paulus en de joden, tegen de priesters, tegen Luther en de Duitsers, die het protestantisme op hun geweten hebben, en tegen alles wat voor de christen als deugdzaam geldt. Alleen voor de figuur van Jezus van Nazareth kan Nietzsche enige bewondering opbrengen.

Toch is deze agressiviteit niet louter negatief. Erachter gaat een bekommernis schuil om nieuwe perspectieven te openen. De “Umwertung aller Werte”, zoals de ondertitel van het onvoltooide werk Der Wille zur Macht had moeten luiden, is niet alleen het omverwerpen van de waarden, maar ook het toetsen van de heersende waardeschalen en het scheppen van mogelijkheden nieuwe te ontwerpen. Nietzsche spreekt over nieuwe oren voor een nieuwe muziek, nieuwe ogen voor wat het verst is verwijderd en een nieuw geweten voor de tot dan toe stom gebleven waarheden.

Uit : De verbeelding van het denken.
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Keer terug naar Wetenschap, filosofie en maatschappij



Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers. en 1 gast

cron