Forum godinnen en beeldvorming
 weblog | godinnen | forum home ||

De vrolijke wetenschap van het hedonisme

Archeologie, geschiedenis, ethiek, filosofie, maatschappelijke discussies, patriarchaat en matriarchaat enz.

De vrolijke wetenschap van het hedonisme

Berichtdoor willy » zo 01 okt , 2006 12:07

De vrolijke wetenschap van het hedonisme

De libertijnse gnosis leefde lang voort, ondanks de vervolgingen van de kerk, haar banvloeken en haar afkondigingen van ketterijen. Ze kende variaties, onderging veranderingen, verdichtingen en verplaatsingen. Elke keer heeft ze gefunctioneerd als een ironische plaagstoot, een kluchtige verstoring van de geest van zwaarwichtigheid waarvan de hele beschaving, ten prooi gevallen aan het ascetisch ideaal, doortrokken is. Het hedonisme is een schaterlach, een vrolijke stellingname, opgewekt temidden van de algemene strengheid: Aristippus tegenover Plato, de Cyrenaïci tegenover de epicuristen, Simon de Magiër tegenover Augustinus de heilige, de gnostici tegenover de kerkvaders. De uitbundige tegenmoraal staat altijd in het teken van een strijd tegen de aanhangers van de dood, de onthechting en de haat tegen de zintuigen. En de middeleeuwen vormen geen uitzondering: die krijgen schijnbaar gestalte rondom een zuiver christendom en produceren theologische summa's of compendia tegen de heidenen, papieren kathedralen bestemd om de kerk te dienen en haar de middelen te verschaffen om zich te verzekeren van haar macht over geest en lichaam. Ongelovigen, sodomieten en sceptici worden verbrand, Abélard gecastreerd, tongen afgesneden en universiteiten opgericht om het woord Gods te verspreiden. En de meerderheid van de denkers stelt haar talenten in dienst van de macht. Onder de monnikspij verbergt men de dood, die men overal wil laten triomferen.

Koppig, rebels en libertijns zeggen de Broeders en de Zusters van de Vrije Geest Nee tegen het ascetisch ideaal en laten een groot, protesterend Ja horen, dat men nog vandaag kan vernemen, dankzij de arbeid van Raoul Vaneigem, die al meteen aan het begin over dit onderwerp verklaart: 'De middeleeuwen zijn christelijk geweest, zoals de Oostbloklanden communistisch zijn'23 - het werk dateert van 1986. En onder zijn pen zie je barsten springen in een coherente middeleeuwse periode, geheel in de ban van de kerk, ten gunste van een opkomende levendige, machtige en vastbesloten hedonistische kracht.

Het lichaam wordt, nogmaals, het instrument van de verlossing, partner in een soteriologische relatie. De genietingen van het vlees worden geprezen zonder dat men zich bekommert om de klassieke moraal: het komt erop aan het genot eenvoudig toe te staan. In zijn Onderzoek van de nieuwe geest (uit omstreeks 1259, 1262) vermeldt Albertus Magnus het principe waar de aanhangers van de Vrije Geest zich op beroepen: 'Wie een is met God kan ongestraft zijn vleselijke begeerte bevredigen op om het even welke manier, met beide geslachten, en zelfs door de rollen om te draaien. '24 Om de vrijheid zonder schuldgevoel te beleven moet men zich ontdoen van alle dogma's die in dienst staan van een hypothetische verlossing of een mogelijke verdoeming: zo worden het paradijs, de hel en het vagevuur teruggewezen naar de depots van perverse hulpmiddelen. Men wijst op hun noodlottige rol en hun castrerende functie, en heel het politieke, ideologische gebruik dat de kerkelijke macht - dus de macht tout court - ervan kan maken.

De traditionele en dogmatische wegen tot de volmaaktheid worden ontluisterd: vasten, zelfkastijdingen, ascetisme worden als onwaardig en onheilbrengend bestempeld. Met de zonde wordt afgerekend ten gunste van een immanente moraal, gesitueerd voorbij goed en kwaad, die een maximaal genieten hier en nu verlangt: men laat de zonde en het kwaad van de christenen achter zich. Ook moedigt men aan tot snoeperij, tot diefstal, overspel en tot om het even welke overtreding die gericht is op de bevrediging van het lichaam, de zintuigen, het vlees en de materie. Het offensief richt zich ook op de officiële theologische leer: de maagdelijkheid van Maria, haar onbevlekte ontvangenis, en de transsubstantiatie zijn leuterpraatjes en groteske illusies, instrumenten om macht uit te oefenen over de lichamen en de zielen.

Albertus Magnus bericht dat de Broeders en Zusters van de Vrije Geest niet geloven in de wederopstanding, die enkel maar verkondigd wordt met het doel om iedereen afstand te laten doen van zijn begeerte ten behoeve van een hypothetisch hemels geluk. De hedonistische sektariërs kennen maar één tijdsdimensie, nl. het heden: je moet ieder ogenblik genieten van wat er te genieten valt. Nooit uitstellen, nooit een genot dat hier en nu mogelijk is opschorten tot morgen, de prooi nooit laten schieten voor een schim. Leven, leven en nog eens leven.

De partizanen van de Vrije Geest prediken de Noodzakelijkheid en de onderwerping van de werkelijkheid aan de wetten van de materie: het dient nergens toe, zich te verzetten tegen ophanden zijnde dingen. Je kunt er beter mee instemmen en het grote Ja tegen het leven praktizeren. Het handelen is niet onderworpen aan de grillen van een eventuele, vrije scheidsrechter, de enige vrijheid waarbij de mens baat kan hebben bestaat in het aanvaarden van de Noodzakelijkheid. De natuur is een goede raadgeefster, je moet gehoorzamen aan de impulsen die ze opwekt en de raad die ze geeft opvolgen. Het zou een dwaling zijn te geloven in de mogelijkheid tegen de natuurlijke beweging van de dingen en van het werkelijke in te gaan.

De begard neemt de betekenis van het woord kerk letterlijk: dat is de gemeenschap, de vergadering der gelovigen, het cenakel. Maar hij vat de vereniging niet op zoals je zou denken en deelt met de bandeloze gnostici het idee dat de eenheid bevorderd moet worden door de orgie. En opnieuw krijgt het lichaam een hoofdrol. Willem van Egmond bericht hoe de Broeders en Zusters van de Vrije Geest tijdens parodistische missen Jezus en Maria opvoeren om hun de oorspronkelijke scène te laten spelen van de onschuld die voorafging aan de zondeval. De Christus die de mis opdraagt, is gekleed in kostbare gewaden en draagt een diadeem. En dan verschijnt er 'een naakte prediker, die de vergadering uitnodigt zich uit te kleden om te getuigen van de hervonden onschuld. Een feestmaal dat het Laatste Avondmaal uitbeeldt, eindigt met gezang en vrolijkheid in een orgie.'25 Gehoorzamen aan de begeerte is goed, het geeft een bevrediging die men kan schenken en kan veranderen in liefdadigheid. Het kan niet zo zijn dat mensen beschikken over een vermogen tot genieten opdat dat gesard, verboden en onderdrukt zou worden. De verdringing van sensuele energieën is het kwade volgens de ethiek van de Vrije Geest. Men moet de koorzusters van Schweidnitz op hun woord geloven als ze belijden: 'Al wat het oog ziet en begeert - dat de hand het krijgen moge! Als een hindernis voor hem - de broeder -oprijst, dat hij die met recht uit de weg ruime. Want als een mens het hoofd biedt aan wat zich tegen hem keert, dan wordt zijn vrijheid niet belemmerd.'26 En de koorzusters prediken dat niet zonder risico's, want deze woorden spreken ze tegenover Gallus Neuhaus, de inquisiteur die hen vervolgt. Op diezelfde dag zullen ze de gelegenheid aangrijpen om het bestaan van de duivel, de hel, het vagevuur en het paradijs te loochenen en zeggen dat deze uitvindingen van de kerk alleen de zaak van de castratie en de verdringing dienen. De Bezetenen van Loudun kunnen er nog wat van leren...

Het principe van de Noodzakelijkeid, gekoppeld aan het immoralisme, impliceert een volledig immanente interpretatie van het werkelijke - het wrede, zou Clement Rosset zeggen. En de koorzusters schrikken niet terug voor de consequenties van hun metafysische posities, wat hen ertoe brengt stellingen te verdedigen met een retorica die men in dezelfde vormen aan het werk zal zien bij markies de Sade. Onze aardige nonnetjes rechtvaardigen namelijk de misdaad, die nooit meer is dan een noodzakelijke verstoring van een bepaald gegeven van de materie. Doodslag, dat is het bevorderen van een impuls die al werkzaam is in de werkelijkheid, een dynamiek waaruit onophoudelijk nieuwe vormen ontstaan ten koste van oude. 'Broeder,' zeggen ze, 'wanneer je slaat wie jou slaat, doodt wie jou wil doden, dan hoef je geen slecht geweten te hebben, biecht het niet aan een priester. Degene die je gedood hebt, die heb je alleen maar teruggegeven aan zijn oorsprong, waar hij vandaan kwam.'27 De theorie is helder en precies. De aansporing windt er geen doekjes om. En de nonnen schrikken niet terug voor de praktische, concrete consequenties van hun metafysica. Als een kloosterlinge ongelukkigerwijs de genoegens van de onbevlekte ontvangenis leert kennen, zoniet de vrucht van orgiastische onvoorzichtigheid, kan ze zonder schaamte of wroeging een abortus plegen, ja zelfs kindermoord -want sprekend over een kind dat op de wereld zou komen zonder instemming van zijn verwekkers, beiden leden van de Vrije Geest, zeggen de kloosterzusters: 'Zij kunnen het met recht doden of in het water gooien als een willekeurige worm.'28 Ze maken geen grapjes in het klooster van Schweidnitz, dat je, met een beetje fantasie, zou kunnen vergelijken met Chateau de la Coste.

De Broeders en de Zusters kennen geen seksuele verboden en beweren dat 'alles wat een mens onder de gordel doet geen zonde is'.29 Zuster Adelheid geeft zelfs bijzonderheden voor wie een vademecum zou willen en bekent dat 'wederzijdse onkuise aanrakingen in de anale zone'30 een subtiel genot schenken. Zo wordt ook incest ontdaan van het taboe dat erop rust. Johannes Hartmann d'Astmanstett schrijft over een man die incestueuze begeerten zou hebben: 'Als de natuur leidt tot de liefdesdaad, kan hij zich daar legitiem aan overgeven met zijn eigen zuster of met zijn moeder, op welke plaats dan ook, zelfs op het altaar. '30 Het is waar, als dan je toch een kerk kiest, dan kun je maar beter de heiligste plek uitkiezen; daar namelijk, binnen handbereik van de officiant, zijn de gewijde relikwieën geplaatst, verzegeld in de steen, die de kerkelijke bemiddelaar wat extra bezieling geven. Transgressie en heiligschennis, je moet het zekere voor het onzekere nemen. Merken we tenslotte op dat de kloosterzusters houden van erotische opschik en gebruik maken van kostbare stoffen, en chic ondergoed, gedragen onder hun habijt, als ze tenminste het goed niet rechtstreeks laten maken in de vorm van werkkleding, wat de vreugde een ironisch tintje geeft.

Het lidmaatschap van de Beweging van de Vrije Geest zou moeten volstaan om de leden te informeren over de intenties van de hedonistische intersubjectiviteit die in hun werkplaatsen werd bevorderd. Niettemin, om het eenvoudiger te maken met een feestelijke code, hadden de Broeders en Zusters een gebarentaal ontwikkeld om uiting te geven aan de begeerte, om te laten merken dat je zin had in een pleziertje. Zo wordt de wil tot genieten uitgedrukt in zorgvuldig gecodeerde tekens: 'Als de zuster een vinger op de neus legt, nodigt ze de broeder uit, of het nu in de kerk is, of in het openbaar. Als zij haar hoofd aanraakt, dan komt de broeder de kamer binnen en maakt het bed op. Als ze haar borst aanraakt, stapt hij in bed en beoefent het werk der natuur en de liefde zo vaak hij kan.'32 De gebarentaal in de kloostergangen van Schweidnitz moest wel sterk doen denken aan een gewoon doofstommeninstituut - voordat het gebarenalfabet door de abt van het Zwaard werd gecodificeerd.

De seksuele en sensuele losbandigheid sloot echter de kuisheid niet uit, want men definieert die bij de adepten van de Vrije Geest op een aangename manier: men is kuis wanneer men een seksuele relatie onderhoudt met een lid van de libertaire gemeenschap, heel simpel. Zelfs het herstel van een maagdelijkheid die door verkrachting is verloren gegaan is mogelijk: Johannes Hartmann d'Astmanstett geeft daartoe de gebruiksaanwijzing. Een jong, onstuimig meisje heeft achtereenvolgens tien partners. 'Een van hen, grover van lichaamsbouw en potenter, bezit haar als eerste. De anderen volgen, tot en met de laatste, die de kleinste is, de geringste onder hen. Wel, als degene die haar als laatste bezit iemand van de Vrije Geest is, dan krijgt het verdorven meisje dankzij hem de maagdelijkheid terug die de anderen haar hebben ontnomen.'33 Het is voldoende om de volgorde op de juiste manier te regelen. Het lichaam staat iedereen ter beschikking, daar is het voor gemaakt: het is het instrument van het genot en het zoeken daarvan is natuurlijk. Het principe is eenvoudig: 'Het is met vrouwen zoals met kalveren en holhoornigen: aangezien ze voor de mannen zijn geschapen, die ze kunnen gebruiken, zijn de vrouwen geschapen opdat degenen die in de Vrije Geest leven er gebruik van maken.'34 De natuur onderwijst de eenvoud en de hang naar genot; de cultuur maakt alles gecompliceerd en verdringt de genietingen. De vrijheid bestaat erin, de natuurlijke behoefte te volgen, die tot vreugde leidt. De instincten en hartstochten zijn goed, want ze nodigen op natuurlijke wijze uit tot het zoeken van het genot en het ontvluchten van pijn en ongenoegen.

De hedonistische ethiek van de Broeders en Zusters van de Vrije Geest neemt de thematiek weer op die Aristippus had ontwikkeld: het lichaam is het enige instrument van het genot; de moraal is betrekkelijk, het gaat erom die ondergeschikt te maken aan het lustprincipe; het individu is de maat van het ware en het goede, geheel eigenmachtig. Het heden is de enige dimensie van de werkelijkheid; de natuur is een betrouwbare gids en de behoefte beveelt alleen het aangename; de immanentie, zoniet het materialisme, zijn de enige metafysische waarheden, er zijn geen andere werelden, dus zonde, noch wroeging noch schuldgevoel is legitiem; God, de goden, het goddelijke en het heilige zijn ongefundeerd. Over blijven alleen de vrijheid en het genot derzelve. Op de vraag van de inquisiteur naar de aard van deze Vrijheid van de Geest antwoordde Johannes Hartmann: 'Die bestaat daarin dat de gewetenswroeging helemaal ophoudt te bestaan.' Voorbij goed en kwaad is de vrije mens de schepper van zijn eigen waarden, hij beweegt over de toppen, in gezelschap alleen van de arend en de slang. 'Degenen die leven in genoemde geest van volmaaktheid en vrijheid zijn niet meer verplicht te gehoorzamen aan mensen, noch aan welk voorschrift ook, noch aan de regels van de kerk: zij zijn werkelijk vrij. Een dergelijk vrij mens is de koning en de meester van alle schepselen. Alles behoort hem toe. Alles wat hem behaagt, kan hij rechtens krijgen om het te gebruiken. (...) Hij heeft het recht alles te ondernemen wat hem verzekert van zijn genot. Het zou beter zijn dat de hele aarde verging dan te moeten afzien van een daad waartoe de natuur aanspoort.'35
Geen wonder dat deze voorvader van Sade, Stirner en Nietzsche waarschijnlijk op de brandstapel is gestorven, in Erfurt, in 1368, in gezelschap van zes andere broeders.

Noten
23. Raoul Vaneigem, Le mouvement du Libre-Esprit. Généralités et témoignages sur les affleurements de la vie a la surface du Moyen-Age, de la Renaissance et, incidemment, de notre époque, éd. Ramsay, p. 48. Een belangrijk werk, het enige van een dergelijke volledigheid dat in het Frans beschikbaar is.
24. Ibid.,p. 115.
25. Ibid.,p. 153.
26. Ibid.,p. 161.
27. Idem.
28. Idem.
29. Ibid.,p. 164.
30. Ibid.,p. 169.
31. Ibid.,p. 176.
32. Ibid.,p. 161-162.
33. Ibid.,p. 176.
34. Idem.
35. Ibid.,p. 174.

Michel Onfray: De kunst van het genieten, blz. 210-216 - ISBN 90 263 1179 6
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » zo 01 okt , 2006 14:14

De vrolijke wetenschap van het hedonisme: deel II

De voorvader, hun aller vader, is Aristippus van Cyrene, althans in de westerse traditie. Hij hield het midden tussen een goochelaar en een clochard; vreselijk tegendraads en op effect belust als hij is, breekt hij met Socrates; hij benadrukt diens gaven om uit veel gespin weinig wol te maken en zijn talent voor ondermijning. Maar al is bekend hoe streng en rechtlijnig zijn leermeester en mentor was, we dienen de hele weg aan te geven die hij aflegde om zich te ontdoen van de geest van zwaarwichtigheid en te kiezen voor de dionysische deugden van het lachen, het feestvieren, de orgie en de spotternij. Aristippus heeft namelijk het sobere filosofenkleed afgelegd om zich over te geven aan de travestie: men heeft hem bij een banket zien heupwiegen op de maat van een onstuimige muziek, het lichaam geheel verloren in vrouwelijke stofjes en weefsels, gehuld in ongelofelijke parfumwolken, want Aristippus was een man die ervan hield zich te parfumeren. Denk eens aan de afschuw van de gemiddelde Griek, trots op een mannelijkheid die vergezeld ging van een tunica van grove wollen stof en een neus die allergisch was voor lekkere luchtjes! Aristippus, die speelt met de rolpatronen en de seksuele orde verstoort door zich als vrouw te kleden en die tegelijk de filosoof in zich durfde te roemen... De omkering van de kleding als symbool voor de omkering van de waarden.

In zijn transgressieve logica speelt Aristippus ook de schandknaap, al heeft hij zich gespecialiseerd in het verleiden van dames. Hij wijdt zich aan de reguliere liefde, maar hij houdt ook erg van vluchtige pleziertjes. Soms raakt hij zelfs verslingerd aan een prostituee, wat hem komt te staan op spottende opmerkingen van iemand, waarop hij antwoordt: 'Maakt het verschil of men een huis betrekt waarin al veel mensen gewoond hebben of een waar nog niemand in geleefd heeft? (...) Of maakt het verschil te varen op een schip waarop ontelbare mensen al eerder gevaren hebben, dan wel niemand? - Helemaal niet. - Welnu, zei hij, dan maakt het ook geen verschil of je leeft met een vrouw die met velen omgang had of met een die nog maagd is.'9 De anekdote zelf is ook veel gebruikt, want Diogenes Laërtius, die hem vertelt, leent hem ook aan een cynische filosoof. Maar uit de oudste verhalen worden de beste wijsheden geput.

De aanhangers van de repressieve moraal winden zich op over het samenleven van de courtisane Laïs en Aristippus: men zag in een dergelijke intimiteit een belemmering van de radicale vrijheid die de Cyrenaïcus voor zich opeiste. Hoe kun je het absolute genot beleven als je gebonden bent aan een bepaalde persoon? Aristippus antwoordde dat hij Laïs wel bezat, maar niet door haar werd bezeten. Zo kon hij leven volgens de categorische imperatief van het hedonisme: profiteren van het huidige ogenblik, het moment dat zich aanbiedt, zonder zich zorgen te maken om het verleden, dat nostalgie veroorzaakt, of om de toekomst, die leidt tot angstig afwachten. Anderzijds kun je het principe variëren wanneer je een hedonistisch gebruik maakt van verleden of toekomst: de herinnering aan de gelukkige momenten, het terugdenken aan de genietingen is legitiem, evenals het anticiperen op in het verschiet liggende genietigingen en het ensceneren van het komende geluk. Het gaat erom, alleen uit het zuivere heden de quintessens te halen.

Het genoegen van de Cyrenaïci verdient enkele ogenblikken aandacht, want het onderscheidt zich van vele andere genoegens. De definitie ervan is dynamisch en positief. Het genieten van Aristippus veronderstelt beweging, energie, vitaliteit en onthult tegelijkertijd een krachtenspel dat het individu doet streven naar het aangename en het onaangename doet ontvluchten. Elke individualiteit kent die spanning tussen het aantrekkelijke en het afstotelijke: 'Er zijn twee zielstoestanden: inspanning en genot. Het genot is een lichte, inspanning een zware beweging. Het ene genot verschilt niet van het andere, het ene is niet aangenamer dan het andere. Alle levende wezens zoeken het genot en ontvluchten het lijden.'10 Zonder omwegen onderwijzen de Cyrenaïci dat het genot betrekking heeft op het lichaam, en uitsluitend het lichaam. De genoegens van de ziel, de spirituele vreugden, vallen als zodanig onder de lichamelijke toestanden van het hedonisme. De volgelingen van Aristippus introduceren wat men, met Nietzsche, het Grote Ja tegen het leven zou kunnen noemen: de aanvaarding van het bestaan tot in zijn geringste uitingen.

Niets is de vriend van Laïs vreemder dan het opstellen van een hiërarchie van genietingen. De etymologie van het woord hiërarchie veronderstelt trouwens een eerbied voor het heilige en zijn macht, en een Cyrenaïcus kent geen ander toppunt in zijn ethiek dan het genieten. Daarbuiten is alles om het even. Geen enkele vreugde is waardiger dan een andere, geen enkel genot is grover dan een ander. De bevrediging van de geest is niet minder belangrijk dan die van de buik of de onderbuik. Een jambisch akkoord is niet superieur aan het proeven van een Falernerwijn. Je plukt het genot waar het is, zo goed als je kunt, de rest is boekenwijsheid van een knorrige moralist. Aangezien alles subjectieve lichamelijke waarneming is, zijn de genietingen, ongeacht hun oorzaken of vormen, fysiologische veranderingen van de lichamelijke materie. Het vlees negeert de oorzaken en de fles doet er weinig toe als men maar dronken wordt. Vandaar de Cyrenaïsche keuze voor materialisme en immanentie. Aristippus was gebrouilleerd met de goden en maakte grappen over hen voor een gehoor dat zich ongerust maakte over de consequenties daarvan. De Theodoriërs, die zijn opvolgers zijn, zullen het geloof in de goden en in elke transcendentie definitief afzweren. Het hedonisme impliceert een werkelijkheid waarin voor het heilige absoluut geen plaats is. De enige concessie die aan de devotie gedaan wordt, heeft te maken met het genieten.

De treurige epicuristen stellen het genot gelijk aan de negatieve bevrediging, aan de rust van het lijk. De Cyrenaïci maken het tot een doel in zichzelf: het genieten is waardevol in zichzelf, om wat het is, niet om wat het, buiten zichzelf, mogelijk maakt. 'Het deelgenot is om zichzelfs wil te wensen, maar het geluk niet om zichzelfs wil, maar vanwege de deelgenietingen waaruit het bestaat. De zekerheid dat het genot het hoogste levensdoel is, is dat wij ons van jongsaf aan daartoe instinctief aangetrokken voelen en dat wij, als we dat bereikt hebben, er niets meer bij zoeken en dat we niets zo hard proberen te ontvluchten als de pijn die daar het tegendeel van is. Het genot is iets goeds, zelfs als het uit het meest onbehoorlijke gedrag ontstaat (...) Want ook al is de handeling ongepast, dan blijft toch het genot om zichzelfs wil te wensen en iets goeds.''' Daar kunnen de sinistere eudemonisten, die edele en onedele genietingen onderscheiden, nog iets van leren: het maakt niet uit of je prostituees of priesters bezoekt, als je er maar bevrediging in vindt, de bacchische orgie en de drinkgelagen van de travestiet zijn gelijk aan het water-en-brood dat volstaat voor de trots van de asceet. Nogmaals: het enige wat ertoe doet is de vreugde, de rest staat open voor interpretatie en is een zaak van subjectiviteit. Het lichaam in beweging, het vlees doorstroomd door aangename energieën, vrij van onaangename spanningen, organen die geprikkeld worden om zoveel mogelijk gerief te brengen: het hedonisme is een filosofie van de lichamelijke materie, een wijsheid van het organisme.

Wanneer hij zo goed mogelijk probeert af te rekenen met het heilige, ziet de Cyrenaïcus zich, op ethisch gebied, geplaatst voor een immense leegte die hij mag bewonen zoals hij wil: geen enkele godheid heeft er slakken achtergelaten die het in bezit nemen van de ruimte onkies zouden maken. Het terrein is maagdelijk, de hemel is leeg. Geen empyreum om er de principes in te griffen krachtens welke je zou moeten afzien van je verlangen en je lichaam op zou moeten offeren voor hypothetische verlossingen die alleen maar resulteren in een voortdurende onthechting. De dood wordt de laan uit gestuurd, de hedonist is een onvermoeibare bewonderaar van het leven, die zijn taak met geestdrift aanvat. Het ethisch relativisme is in een dergelijke filosofie een vanzelfsprekend principe. Men droomt van het nietzscheaanse voorbij-goed-en-kwaad. Het ethisch absolute is een hersenschim want 'niets is van nature rechtvaardig, mooi of lelijk, doch alleen conventie of gewoonte'.12 Vandaar de enorme wijdheid van het perspectief dat zich opent voor de hedonist: een moraal stichten; willekeurig, subjectief beslissen over wat goed is en wat kwaad; wat mooi is en wat lelijk. Waarden kiezen, een ethiek willen die de voortreffelijkheid van het leven uitdrukt, en de entropie, de dood en het lijden schandvlekt. Met het oog op een dergelijke onderneming spoorde Nietzsche aan op zoek te gaan naar een Ja, een Nee en een rechte lijn. Het hedonisme zegt ja tegen hét leven, de vrolijkheid, het genieten, het plezier, het geluk, de vreugde, de bevrediging, het aangename. Vervolgens zegt het Nee tegen alles wat de verkozen positiviteit in de weg staat. Nee tegen de moeite, tegen de pijn, tegen de onthechting, tegen de frustratie, tegen het onaangename. De rechte lijn is de weg die voert naar de middelen om dit te realiseren: de energie, de inspanning, de kracht, de wil, kortom: de instemming met het leven, de gezondheid die de lichamen bezielt.

Aristippus neemt de misdaad als voorbeeld en doet over dit onderwerp uitspraken die we ook bij markies de Sade zullen vinden: misdaad is niet slecht in zichzelf, uit naam van een hypothetisch, absoluut respect voor het menselijk leven dat een waarde zou vertegenwoordigen. Als ze samenvalt met een genot, laat haar dan legitiem zijn! En omgekeerd, als zij onbehagen, onaangenaamheden en moeilijkheden impliceert, dan moet ze vermeden worden. Een handeling is moreel als zij de realisering van een genot toestaat. De sociale orde, de collectieve ethiek en de religieuze moraal spelen geen rol in de beslissing van de hedonist. Hij is zijn eigen wet. 'Zo kan een verstandig man bij gelegenheid een diefstal begaan, overspel of heiligschennis plegen, want geen van die daden is van nature slecht.'13 Zoek geen natuurrecht bij de Cyrenaïci, want ze erkennen zelfs geen culturele of sociale wetten. Het enige dat telt is hun eigen oordeel, dat afhankelijk is van een wiskunde die gebaseerd is op de berekening van genietingen waarvan zij als enigen de gebruiksaanwijzing bezitten. Geen enkel sociaal gebod zou dat van een Cyrenaïcus kunnen zijn, behalve in het hypothetische geval dat de aanvaarding van een collectief ethisch gebod uit eigen beweging een genot met zich mee zou brengen. Weg dus met de staat, het vaderland of de religie, die meestal fungeren als machines om genietingen te bederven, instituties die individuele vitaliteit verslinden, gespecialiseerd in het absorberen van bijzondere energieën.

Aristippus had het onderwijs van Protagoras van Abdera gevolgd, de sofist die leerde dat de mens de maat van alle dingen is, en die bovendien de gave bezat Plato te doen ontvlammen en woedend te maken. De filosoof van Cyrene heeft de les van het ethisch relativisme onthouden: het zal een constante zijn in de hedonistische wijsheid. Samen met enkele andere sektariërs - sofisten, cynici en de eerste stoïci - voltrokken de Cyrenaïci een ware herwaardering van de waarden. Ze brengen het mooie Griekse bouwwerk in gevaar en vallen de grondbeginselen van dat systeem aan. Aldus, door de ontkenning van de transcendentie en door de keuze voor de immanentie, door de weigering, de ethiek te onderwerpen aan het goddelijke en door de moraal naar de aarde te laten afdalen, door de deugden van het ascetisch ideaal niet te erkennen en de voorkeur te geven aan die van het genieten, dragen ze bij aan de opwaardering van de dionysische hartstochten, daar waar de apollinische wil nog volop regeert.

De hedonist heeft lak aan de valse zekerheid die het sociale leven biedt in ruil voor de restjes van de zelfcastratie. Hij wil niets weten van het burgerschap, als hij dat moet betalen met dat lokaas van de zelfverzaking. De stadstaat interesseert ze niet, ze hebben liever het Feest. Ze hebben een afkeer van de statische orde, ze willen de dynamische wanorde van de verlangens. Hun broeders-vijanden zijn de epicuristen, schoolvoorbeelden van hoe je levend dood kunt zijn nog voor je sterft.

Arme varkens van Epicurus! Versierd te worden met een dergelijk epitheton, terwijl de Tuin lijkt op een klooster en nauwelijks op een varkensstal... Epicurus is een zedige wellusteling -de uitdrukking is van Nietzsche. Want het is een miskenning van wat het genot voor epicuristen inhoudt als men zich de volgeling van de asceet voorstelt als een filosoof met een varkenssnuit. Alleen het feit dat de libertijnen het epicuristisch atomisme gebruikten als een wapen tegen de christelijke scholastiek heeft een dergelijk misverstand in het leven kunnen roepen. Het epicuristisch hedonisme is niets anders dan de masochistische genieting van iemand als Benedictus in zijn grot, of van een woestijnatleet die naakt in de zon zit te mediteren, kaarsrecht op een steen, wachtend tot die smelt in zijn zweet - zoals er zoveel waren in de Koptische woestijn. Het is het perverse genot van de onthechte die zich inspant om te sterven voor de dood zich aandient. Het is het weerzinwekkende genieten van de wijze die op een lijk wil lijken. De vreugde van de neuroticus die de doodsdrift in zichzelf wil laten triomferen.

Noten
9. Diogenes Laërtius, Leven en leer van beroemde filosofen, vert. J.Ferwerda & J. Eykman, Ambo 1989, p. 75.
10. Ibid., p. 78-79.
11. Ibid., p. 79.
12. Ibid., p. 80.
13. Ibid., p. 82.

Michel Onfray: De kunst van het genieten, blz. 196-202 - ISBN 90 263 1179 6
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor willy » zo 01 okt , 2006 15:05

Hedonisme (< Gr. hêdonê, genot), de zedenleer die het genot tot maatstaf van het menselijk handelen verheft. Daad en gezindheid zijn goed in zover zij bevrediging aan lustverlangens teweegbrengen. In eerste instantie wordt het genot als bevrediging van zuiver zinnelijk verlangen opgevat; toch is het mogelijk ook de bevrediging, die arbeid, kunst en spel en zelfs godsdienst kunnen schenken, onder het gezichtspunt van het H. te stellen. Men onderscheidde: a. zuiver H., waarbij de lust en het genot van het ogenblik in afhankelijkheid van onze individuele verlangens het doel van het handelen bepalen, en daarnaast b. rationeel H., waarbij verstandelijke overwegingen de kwaliteit van het lustverlangen beheersen. Voorbeeld van het laatste is het schijnbaar met het H. in strijd zijnde beroep op de matigheid, d.w.z. de verstandelijke beheersing van onmiddellijke begeerten, die een groter levensgenot garandeert dan het onbeperkt toegeven aan spontane lustverlangens. Het genotverlangen moet scherp worden onderscheiden van geluksstreven (z Eudemonisme).

In de oudheid was Aristippus van Cyrene (ca. 400 v.C.) bekent als vertegenwoordiger van het zuivere H., terwijl Epicurus (341-271 v.C.) gold als pleitbezorger van het rationele H. In de regel is het H. sterk individualistisch gekleurd; waar echter de vraag gesteld wordt naar het grootst mogelijke levensgenot voor zoveel mogelijk mensen, komen ook sociaal-politieke gezichtspunten ter sprake. Het H. wijst ongetwijfeld op een der diepste oorsprongen van het menselijk handelen en wordt ook door veel moderne psychologische waarnemingen bevestigd. Het is echter niet bij machte rekenschap te geven aangaande een der meest fundamentele kenmerken van het menselijke gedrag, nl. het vermogen zich in onvoorwaardelijke gehoorzaamheid te onderwerpen aan het gezag van de zedenwet*, in overeenstemming waarmee ons handelen behoort te geschieden, zulks onafhankelijk en zelfs vaak in strijd met onze begeerten. De materialistische en empirische wijsbegeerte van de 18de-19de eeuw heeft vaak geleid tot een hedonistische ethiek (Helvetius, La Mettrie, Holbach, J. Bentham, J. S. Mill, D. H. Lawrence), terwijl ook het vitalisme gewoonlijk tot een hedonistische ethiek leidt.

Elseviers Filosofische en Psychologische encyclopedie

*Niet mede eens, dit ruikt naar papendom, de zeden verschillen van ras tot ras, en van mens tot mens, wie bepaald die?
willy
 
Berichten: 1092
Geregistreerd: di 06 aug , 2002 10:01
Woonplaats: Brasschaat

Berichtdoor fbs33 » vr 06 okt , 2006 12:26

willy schreef:Hedonisme (< Gr. hêdonê, genot), de zedenleer die het genot tot maatstaf van het menselijk handelen verheft. Daad en gezindheid zijn goed in zover zij bevrediging aan lustverlangens teweegbrengen. In eerste instantie wordt het genot als bevrediging van zuiver zinnelijk verlangen opgevat; toch is het mogelijk ook de bevrediging, die arbeid, kunst en spel en zelfs godsdienst kunnen schenken, onder het gezichtspunt van het H. te stellen. Men onderscheidde: a. zuiver H., waarbij de lust en het genot van het ogenblik in afhankelijkheid van onze individuele verlangens het doel van het handelen bepalen, en daarnaast b. rationeel H., waarbij verstandelijke overwegingen de kwaliteit van het lustverlangen beheersen. Voorbeeld van het laatste is het schijnbaar met het H. in strijd zijnde beroep op de matigheid, d.w.z. de verstandelijke beheersing van onmiddellijke begeerten, die een groter levensgenot garandeert dan het onbeperkt toegeven aan spontane lustverlangens. Het genotverlangen moet scherp worden onderscheiden van geluksstreven (z Eudemonisme).

In de oudheid was Aristippus van Cyrene (ca. 400 v.C.) bekent als vertegenwoordiger van het zuivere H., terwijl Epicurus (341-271 v.C.) gold als pleitbezorger van het rationele H. In de regel is het H. sterk individualistisch gekleurd; waar echter de vraag gesteld wordt naar het grootst mogelijke levensgenot voor zoveel mogelijk mensen, komen ook sociaal-politieke gezichtspunten ter sprake. Het H. wijst ongetwijfeld op een der diepste oorsprongen van het menselijk handelen en wordt ook door veel moderne psychologische waarnemingen bevestigd. Het is echter niet bij machte rekenschap te geven aangaande een der meest fundamentele kenmerken van het menselijke gedrag, nl. het vermogen zich in onvoorwaardelijke gehoorzaamheid te onderwerpen aan het gezag van de zedenwet*, in overeenstemming waarmee ons handelen behoort te geschieden, zulks onafhankelijk en zelfs vaak in strijd met onze begeerten. De materialistische en empirische wijsbegeerte van de 18de-19de eeuw heeft vaak geleid tot een hedonistische ethiek (Helvetius, La Mettrie, Holbach, J. Bentham, J. S. Mill, D. H. Lawrence), terwijl ook het vitalisme gewoonlijk tot een hedonistische ethiek leidt.

Elseviers Filosofische en Psychologische encyclopedie

*Niet mede eens, dit ruikt naar papendom, de zeden verschillen van ras tot ras, en van mens tot mens, wie bepaald die?
"Zeden" Zijn dat niet begrensde area's die bepalen op welke wijze de oerinstincten tot uiting kunnen komen? Om op die wijze het individualistische aspect te kunnen beleven met andere individuen binnen zo'n area? En omdat het in wezen over oerinstincten gaat, zouden er dan geen aanpassing/uitbreiding/ beperking der diverse area's mogelijk zijn?
Ook meen ik te kunnen concluderen dat voor 'genieten' altijd eerst iets ingeleverd moet worden (In het zweet....enz)
Alsook dat voor 'genot' op zijn minst twee grootheden ('jezelf' en dat 'andere') in het geding zijn.
Om de wijdse perspectieven die dat 'andere' biedt, te beperken tot soortgenoten, dan zijn er volgens mij regels nodig om met zo'n soortgenoot een concensus te kunnen bereiken over 'beider'! genot! Opdat niet één van de twee allesbehalve geniet!
Een moeilijk terrein, omdat kwetsbaar opstellen een noodzakelijke voorwaarde is, dacht ik zo?
Iedere gedachte van mij daarover, opent een duizelingwekkend terrein dat zich verliest in wazige verten, helaas! Enfin,
groet fbs33
fbs33
 
Berichten: 82
Geregistreerd: di 24 jan , 2006 3:20


Keer terug naar Wetenschap, filosofie en maatschappij



Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers. en 2 gasten

cron