De vrolijke wetenschap van het hedonisme

De vrolijke wetenschap van het hedonisme
De libertijnse gnosis leefde lang voort, ondanks de vervolgingen van de kerk, haar banvloeken en haar afkondigingen van ketterijen. Ze kende variaties, onderging veranderingen, verdichtingen en verplaatsingen. Elke keer heeft ze gefunctioneerd als een ironische plaagstoot, een kluchtige verstoring van de geest van zwaarwichtigheid waarvan de hele beschaving, ten prooi gevallen aan het ascetisch ideaal, doortrokken is. Het hedonisme is een schaterlach, een vrolijke stellingname, opgewekt temidden van de algemene strengheid: Aristippus tegenover Plato, de Cyrenaïci tegenover de epicuristen, Simon de Magiër tegenover Augustinus de heilige, de gnostici tegenover de kerkvaders. De uitbundige tegenmoraal staat altijd in het teken van een strijd tegen de aanhangers van de dood, de onthechting en de haat tegen de zintuigen. En de middeleeuwen vormen geen uitzondering: die krijgen schijnbaar gestalte rondom een zuiver christendom en produceren theologische summa's of compendia tegen de heidenen, papieren kathedralen bestemd om de kerk te dienen en haar de middelen te verschaffen om zich te verzekeren van haar macht over geest en lichaam. Ongelovigen, sodomieten en sceptici worden verbrand, Abélard gecastreerd, tongen afgesneden en universiteiten opgericht om het woord Gods te verspreiden. En de meerderheid van de denkers stelt haar talenten in dienst van de macht. Onder de monnikspij verbergt men de dood, die men overal wil laten triomferen.
Koppig, rebels en libertijns zeggen de Broeders en de Zusters van de Vrije Geest Nee tegen het ascetisch ideaal en laten een groot, protesterend Ja horen, dat men nog vandaag kan vernemen, dankzij de arbeid van Raoul Vaneigem, die al meteen aan het begin over dit onderwerp verklaart: 'De middeleeuwen zijn christelijk geweest, zoals de Oostbloklanden communistisch zijn'23 - het werk dateert van 1986. En onder zijn pen zie je barsten springen in een coherente middeleeuwse periode, geheel in de ban van de kerk, ten gunste van een opkomende levendige, machtige en vastbesloten hedonistische kracht.
Het lichaam wordt, nogmaals, het instrument van de verlossing, partner in een soteriologische relatie. De genietingen van het vlees worden geprezen zonder dat men zich bekommert om de klassieke moraal: het komt erop aan het genot eenvoudig toe te staan. In zijn Onderzoek van de nieuwe geest (uit omstreeks 1259, 1262) vermeldt Albertus Magnus het principe waar de aanhangers van de Vrije Geest zich op beroepen: 'Wie een is met God kan ongestraft zijn vleselijke begeerte bevredigen op om het even welke manier, met beide geslachten, en zelfs door de rollen om te draaien. '24 Om de vrijheid zonder schuldgevoel te beleven moet men zich ontdoen van alle dogma's die in dienst staan van een hypothetische verlossing of een mogelijke verdoeming: zo worden het paradijs, de hel en het vagevuur teruggewezen naar de depots van perverse hulpmiddelen. Men wijst op hun noodlottige rol en hun castrerende functie, en heel het politieke, ideologische gebruik dat de kerkelijke macht - dus de macht tout court - ervan kan maken.
De traditionele en dogmatische wegen tot de volmaaktheid worden ontluisterd: vasten, zelfkastijdingen, ascetisme worden als onwaardig en onheilbrengend bestempeld. Met de zonde wordt afgerekend ten gunste van een immanente moraal, gesitueerd voorbij goed en kwaad, die een maximaal genieten hier en nu verlangt: men laat de zonde en het kwaad van de christenen achter zich. Ook moedigt men aan tot snoeperij, tot diefstal, overspel en tot om het even welke overtreding die gericht is op de bevrediging van het lichaam, de zintuigen, het vlees en de materie. Het offensief richt zich ook op de officiële theologische leer: de maagdelijkheid van Maria, haar onbevlekte ontvangenis, en de transsubstantiatie zijn leuterpraatjes en groteske illusies, instrumenten om macht uit te oefenen over de lichamen en de zielen.
Albertus Magnus bericht dat de Broeders en Zusters van de Vrije Geest niet geloven in de wederopstanding, die enkel maar verkondigd wordt met het doel om iedereen afstand te laten doen van zijn begeerte ten behoeve van een hypothetisch hemels geluk. De hedonistische sektariërs kennen maar één tijdsdimensie, nl. het heden: je moet ieder ogenblik genieten van wat er te genieten valt. Nooit uitstellen, nooit een genot dat hier en nu mogelijk is opschorten tot morgen, de prooi nooit laten schieten voor een schim. Leven, leven en nog eens leven.
De partizanen van de Vrije Geest prediken de Noodzakelijkheid en de onderwerping van de werkelijkheid aan de wetten van de materie: het dient nergens toe, zich te verzetten tegen ophanden zijnde dingen. Je kunt er beter mee instemmen en het grote Ja tegen het leven praktizeren. Het handelen is niet onderworpen aan de grillen van een eventuele, vrije scheidsrechter, de enige vrijheid waarbij de mens baat kan hebben bestaat in het aanvaarden van de Noodzakelijkheid. De natuur is een goede raadgeefster, je moet gehoorzamen aan de impulsen die ze opwekt en de raad die ze geeft opvolgen. Het zou een dwaling zijn te geloven in de mogelijkheid tegen de natuurlijke beweging van de dingen en van het werkelijke in te gaan.
De begard neemt de betekenis van het woord kerk letterlijk: dat is de gemeenschap, de vergadering der gelovigen, het cenakel. Maar hij vat de vereniging niet op zoals je zou denken en deelt met de bandeloze gnostici het idee dat de eenheid bevorderd moet worden door de orgie. En opnieuw krijgt het lichaam een hoofdrol. Willem van Egmond bericht hoe de Broeders en Zusters van de Vrije Geest tijdens parodistische missen Jezus en Maria opvoeren om hun de oorspronkelijke scène te laten spelen van de onschuld die voorafging aan de zondeval. De Christus die de mis opdraagt, is gekleed in kostbare gewaden en draagt een diadeem. En dan verschijnt er 'een naakte prediker, die de vergadering uitnodigt zich uit te kleden om te getuigen van de hervonden onschuld. Een feestmaal dat het Laatste Avondmaal uitbeeldt, eindigt met gezang en vrolijkheid in een orgie.'25 Gehoorzamen aan de begeerte is goed, het geeft een bevrediging die men kan schenken en kan veranderen in liefdadigheid. Het kan niet zo zijn dat mensen beschikken over een vermogen tot genieten opdat dat gesard, verboden en onderdrukt zou worden. De verdringing van sensuele energieën is het kwade volgens de ethiek van de Vrije Geest. Men moet de koorzusters van Schweidnitz op hun woord geloven als ze belijden: 'Al wat het oog ziet en begeert - dat de hand het krijgen moge! Als een hindernis voor hem - de broeder -oprijst, dat hij die met recht uit de weg ruime. Want als een mens het hoofd biedt aan wat zich tegen hem keert, dan wordt zijn vrijheid niet belemmerd.'26 En de koorzusters prediken dat niet zonder risico's, want deze woorden spreken ze tegenover Gallus Neuhaus, de inquisiteur die hen vervolgt. Op diezelfde dag zullen ze de gelegenheid aangrijpen om het bestaan van de duivel, de hel, het vagevuur en het paradijs te loochenen en zeggen dat deze uitvindingen van de kerk alleen de zaak van de castratie en de verdringing dienen. De Bezetenen van Loudun kunnen er nog wat van leren...
Het principe van de Noodzakelijkeid, gekoppeld aan het immoralisme, impliceert een volledig immanente interpretatie van het werkelijke - het wrede, zou Clement Rosset zeggen. En de koorzusters schrikken niet terug voor de consequenties van hun metafysische posities, wat hen ertoe brengt stellingen te verdedigen met een retorica die men in dezelfde vormen aan het werk zal zien bij markies de Sade. Onze aardige nonnetjes rechtvaardigen namelijk de misdaad, die nooit meer is dan een noodzakelijke verstoring van een bepaald gegeven van de materie. Doodslag, dat is het bevorderen van een impuls die al werkzaam is in de werkelijkheid, een dynamiek waaruit onophoudelijk nieuwe vormen ontstaan ten koste van oude. 'Broeder,' zeggen ze, 'wanneer je slaat wie jou slaat, doodt wie jou wil doden, dan hoef je geen slecht geweten te hebben, biecht het niet aan een priester. Degene die je gedood hebt, die heb je alleen maar teruggegeven aan zijn oorsprong, waar hij vandaan kwam.'27 De theorie is helder en precies. De aansporing windt er geen doekjes om. En de nonnen schrikken niet terug voor de praktische, concrete consequenties van hun metafysica. Als een kloosterlinge ongelukkigerwijs de genoegens van de onbevlekte ontvangenis leert kennen, zoniet de vrucht van orgiastische onvoorzichtigheid, kan ze zonder schaamte of wroeging een abortus plegen, ja zelfs kindermoord -want sprekend over een kind dat op de wereld zou komen zonder instemming van zijn verwekkers, beiden leden van de Vrije Geest, zeggen de kloosterzusters: 'Zij kunnen het met recht doden of in het water gooien als een willekeurige worm.'28 Ze maken geen grapjes in het klooster van Schweidnitz, dat je, met een beetje fantasie, zou kunnen vergelijken met Chateau de la Coste.
De Broeders en de Zusters kennen geen seksuele verboden en beweren dat 'alles wat een mens onder de gordel doet geen zonde is'.29 Zuster Adelheid geeft zelfs bijzonderheden voor wie een vademecum zou willen en bekent dat 'wederzijdse onkuise aanrakingen in de anale zone'30 een subtiel genot schenken. Zo wordt ook incest ontdaan van het taboe dat erop rust. Johannes Hartmann d'Astmanstett schrijft over een man die incestueuze begeerten zou hebben: 'Als de natuur leidt tot de liefdesdaad, kan hij zich daar legitiem aan overgeven met zijn eigen zuster of met zijn moeder, op welke plaats dan ook, zelfs op het altaar. '30 Het is waar, als dan je toch een kerk kiest, dan kun je maar beter de heiligste plek uitkiezen; daar namelijk, binnen handbereik van de officiant, zijn de gewijde relikwieën geplaatst, verzegeld in de steen, die de kerkelijke bemiddelaar wat extra bezieling geven. Transgressie en heiligschennis, je moet het zekere voor het onzekere nemen. Merken we tenslotte op dat de kloosterzusters houden van erotische opschik en gebruik maken van kostbare stoffen, en chic ondergoed, gedragen onder hun habijt, als ze tenminste het goed niet rechtstreeks laten maken in de vorm van werkkleding, wat de vreugde een ironisch tintje geeft.
Het lidmaatschap van de Beweging van de Vrije Geest zou moeten volstaan om de leden te informeren over de intenties van de hedonistische intersubjectiviteit die in hun werkplaatsen werd bevorderd. Niettemin, om het eenvoudiger te maken met een feestelijke code, hadden de Broeders en Zusters een gebarentaal ontwikkeld om uiting te geven aan de begeerte, om te laten merken dat je zin had in een pleziertje. Zo wordt de wil tot genieten uitgedrukt in zorgvuldig gecodeerde tekens: 'Als de zuster een vinger op de neus legt, nodigt ze de broeder uit, of het nu in de kerk is, of in het openbaar. Als zij haar hoofd aanraakt, dan komt de broeder de kamer binnen en maakt het bed op. Als ze haar borst aanraakt, stapt hij in bed en beoefent het werk der natuur en de liefde zo vaak hij kan.'32 De gebarentaal in de kloostergangen van Schweidnitz moest wel sterk doen denken aan een gewoon doofstommeninstituut - voordat het gebarenalfabet door de abt van het Zwaard werd gecodificeerd.
De seksuele en sensuele losbandigheid sloot echter de kuisheid niet uit, want men definieert die bij de adepten van de Vrije Geest op een aangename manier: men is kuis wanneer men een seksuele relatie onderhoudt met een lid van de libertaire gemeenschap, heel simpel. Zelfs het herstel van een maagdelijkheid die door verkrachting is verloren gegaan is mogelijk: Johannes Hartmann d'Astmanstett geeft daartoe de gebruiksaanwijzing. Een jong, onstuimig meisje heeft achtereenvolgens tien partners. 'Een van hen, grover van lichaamsbouw en potenter, bezit haar als eerste. De anderen volgen, tot en met de laatste, die de kleinste is, de geringste onder hen. Wel, als degene die haar als laatste bezit iemand van de Vrije Geest is, dan krijgt het verdorven meisje dankzij hem de maagdelijkheid terug die de anderen haar hebben ontnomen.'33 Het is voldoende om de volgorde op de juiste manier te regelen. Het lichaam staat iedereen ter beschikking, daar is het voor gemaakt: het is het instrument van het genot en het zoeken daarvan is natuurlijk. Het principe is eenvoudig: 'Het is met vrouwen zoals met kalveren en holhoornigen: aangezien ze voor de mannen zijn geschapen, die ze kunnen gebruiken, zijn de vrouwen geschapen opdat degenen die in de Vrije Geest leven er gebruik van maken.'34 De natuur onderwijst de eenvoud en de hang naar genot; de cultuur maakt alles gecompliceerd en verdringt de genietingen. De vrijheid bestaat erin, de natuurlijke behoefte te volgen, die tot vreugde leidt. De instincten en hartstochten zijn goed, want ze nodigen op natuurlijke wijze uit tot het zoeken van het genot en het ontvluchten van pijn en ongenoegen.
De hedonistische ethiek van de Broeders en Zusters van de Vrije Geest neemt de thematiek weer op die Aristippus had ontwikkeld: het lichaam is het enige instrument van het genot; de moraal is betrekkelijk, het gaat erom die ondergeschikt te maken aan het lustprincipe; het individu is de maat van het ware en het goede, geheel eigenmachtig. Het heden is de enige dimensie van de werkelijkheid; de natuur is een betrouwbare gids en de behoefte beveelt alleen het aangename; de immanentie, zoniet het materialisme, zijn de enige metafysische waarheden, er zijn geen andere werelden, dus zonde, noch wroeging noch schuldgevoel is legitiem; God, de goden, het goddelijke en het heilige zijn ongefundeerd. Over blijven alleen de vrijheid en het genot derzelve. Op de vraag van de inquisiteur naar de aard van deze Vrijheid van de Geest antwoordde Johannes Hartmann: 'Die bestaat daarin dat de gewetenswroeging helemaal ophoudt te bestaan.' Voorbij goed en kwaad is de vrije mens de schepper van zijn eigen waarden, hij beweegt over de toppen, in gezelschap alleen van de arend en de slang. 'Degenen die leven in genoemde geest van volmaaktheid en vrijheid zijn niet meer verplicht te gehoorzamen aan mensen, noch aan welk voorschrift ook, noch aan de regels van de kerk: zij zijn werkelijk vrij. Een dergelijk vrij mens is de koning en de meester van alle schepselen. Alles behoort hem toe. Alles wat hem behaagt, kan hij rechtens krijgen om het te gebruiken. (...) Hij heeft het recht alles te ondernemen wat hem verzekert van zijn genot. Het zou beter zijn dat de hele aarde verging dan te moeten afzien van een daad waartoe de natuur aanspoort.'35
Geen wonder dat deze voorvader van Sade, Stirner en Nietzsche waarschijnlijk op de brandstapel is gestorven, in Erfurt, in 1368, in gezelschap van zes andere broeders.
Noten
23. Raoul Vaneigem, Le mouvement du Libre-Esprit. Généralités et témoignages sur les affleurements de la vie a la surface du Moyen-Age, de la Renaissance et, incidemment, de notre époque, éd. Ramsay, p. 48. Een belangrijk werk, het enige van een dergelijke volledigheid dat in het Frans beschikbaar is.
24. Ibid.,p. 115.
25. Ibid.,p. 153.
26. Ibid.,p. 161.
27. Idem.
28. Idem.
29. Ibid.,p. 164.
30. Ibid.,p. 169.
31. Ibid.,p. 176.
32. Ibid.,p. 161-162.
33. Ibid.,p. 176.
34. Idem.
35. Ibid.,p. 174.
Michel Onfray: De kunst van het genieten, blz. 210-216 - ISBN 90 263 1179 6
De libertijnse gnosis leefde lang voort, ondanks de vervolgingen van de kerk, haar banvloeken en haar afkondigingen van ketterijen. Ze kende variaties, onderging veranderingen, verdichtingen en verplaatsingen. Elke keer heeft ze gefunctioneerd als een ironische plaagstoot, een kluchtige verstoring van de geest van zwaarwichtigheid waarvan de hele beschaving, ten prooi gevallen aan het ascetisch ideaal, doortrokken is. Het hedonisme is een schaterlach, een vrolijke stellingname, opgewekt temidden van de algemene strengheid: Aristippus tegenover Plato, de Cyrenaïci tegenover de epicuristen, Simon de Magiër tegenover Augustinus de heilige, de gnostici tegenover de kerkvaders. De uitbundige tegenmoraal staat altijd in het teken van een strijd tegen de aanhangers van de dood, de onthechting en de haat tegen de zintuigen. En de middeleeuwen vormen geen uitzondering: die krijgen schijnbaar gestalte rondom een zuiver christendom en produceren theologische summa's of compendia tegen de heidenen, papieren kathedralen bestemd om de kerk te dienen en haar de middelen te verschaffen om zich te verzekeren van haar macht over geest en lichaam. Ongelovigen, sodomieten en sceptici worden verbrand, Abélard gecastreerd, tongen afgesneden en universiteiten opgericht om het woord Gods te verspreiden. En de meerderheid van de denkers stelt haar talenten in dienst van de macht. Onder de monnikspij verbergt men de dood, die men overal wil laten triomferen.
Koppig, rebels en libertijns zeggen de Broeders en de Zusters van de Vrije Geest Nee tegen het ascetisch ideaal en laten een groot, protesterend Ja horen, dat men nog vandaag kan vernemen, dankzij de arbeid van Raoul Vaneigem, die al meteen aan het begin over dit onderwerp verklaart: 'De middeleeuwen zijn christelijk geweest, zoals de Oostbloklanden communistisch zijn'23 - het werk dateert van 1986. En onder zijn pen zie je barsten springen in een coherente middeleeuwse periode, geheel in de ban van de kerk, ten gunste van een opkomende levendige, machtige en vastbesloten hedonistische kracht.
Het lichaam wordt, nogmaals, het instrument van de verlossing, partner in een soteriologische relatie. De genietingen van het vlees worden geprezen zonder dat men zich bekommert om de klassieke moraal: het komt erop aan het genot eenvoudig toe te staan. In zijn Onderzoek van de nieuwe geest (uit omstreeks 1259, 1262) vermeldt Albertus Magnus het principe waar de aanhangers van de Vrije Geest zich op beroepen: 'Wie een is met God kan ongestraft zijn vleselijke begeerte bevredigen op om het even welke manier, met beide geslachten, en zelfs door de rollen om te draaien. '24 Om de vrijheid zonder schuldgevoel te beleven moet men zich ontdoen van alle dogma's die in dienst staan van een hypothetische verlossing of een mogelijke verdoeming: zo worden het paradijs, de hel en het vagevuur teruggewezen naar de depots van perverse hulpmiddelen. Men wijst op hun noodlottige rol en hun castrerende functie, en heel het politieke, ideologische gebruik dat de kerkelijke macht - dus de macht tout court - ervan kan maken.
De traditionele en dogmatische wegen tot de volmaaktheid worden ontluisterd: vasten, zelfkastijdingen, ascetisme worden als onwaardig en onheilbrengend bestempeld. Met de zonde wordt afgerekend ten gunste van een immanente moraal, gesitueerd voorbij goed en kwaad, die een maximaal genieten hier en nu verlangt: men laat de zonde en het kwaad van de christenen achter zich. Ook moedigt men aan tot snoeperij, tot diefstal, overspel en tot om het even welke overtreding die gericht is op de bevrediging van het lichaam, de zintuigen, het vlees en de materie. Het offensief richt zich ook op de officiële theologische leer: de maagdelijkheid van Maria, haar onbevlekte ontvangenis, en de transsubstantiatie zijn leuterpraatjes en groteske illusies, instrumenten om macht uit te oefenen over de lichamen en de zielen.
Albertus Magnus bericht dat de Broeders en Zusters van de Vrije Geest niet geloven in de wederopstanding, die enkel maar verkondigd wordt met het doel om iedereen afstand te laten doen van zijn begeerte ten behoeve van een hypothetisch hemels geluk. De hedonistische sektariërs kennen maar één tijdsdimensie, nl. het heden: je moet ieder ogenblik genieten van wat er te genieten valt. Nooit uitstellen, nooit een genot dat hier en nu mogelijk is opschorten tot morgen, de prooi nooit laten schieten voor een schim. Leven, leven en nog eens leven.
De partizanen van de Vrije Geest prediken de Noodzakelijkheid en de onderwerping van de werkelijkheid aan de wetten van de materie: het dient nergens toe, zich te verzetten tegen ophanden zijnde dingen. Je kunt er beter mee instemmen en het grote Ja tegen het leven praktizeren. Het handelen is niet onderworpen aan de grillen van een eventuele, vrije scheidsrechter, de enige vrijheid waarbij de mens baat kan hebben bestaat in het aanvaarden van de Noodzakelijkheid. De natuur is een goede raadgeefster, je moet gehoorzamen aan de impulsen die ze opwekt en de raad die ze geeft opvolgen. Het zou een dwaling zijn te geloven in de mogelijkheid tegen de natuurlijke beweging van de dingen en van het werkelijke in te gaan.
De begard neemt de betekenis van het woord kerk letterlijk: dat is de gemeenschap, de vergadering der gelovigen, het cenakel. Maar hij vat de vereniging niet op zoals je zou denken en deelt met de bandeloze gnostici het idee dat de eenheid bevorderd moet worden door de orgie. En opnieuw krijgt het lichaam een hoofdrol. Willem van Egmond bericht hoe de Broeders en Zusters van de Vrije Geest tijdens parodistische missen Jezus en Maria opvoeren om hun de oorspronkelijke scène te laten spelen van de onschuld die voorafging aan de zondeval. De Christus die de mis opdraagt, is gekleed in kostbare gewaden en draagt een diadeem. En dan verschijnt er 'een naakte prediker, die de vergadering uitnodigt zich uit te kleden om te getuigen van de hervonden onschuld. Een feestmaal dat het Laatste Avondmaal uitbeeldt, eindigt met gezang en vrolijkheid in een orgie.'25 Gehoorzamen aan de begeerte is goed, het geeft een bevrediging die men kan schenken en kan veranderen in liefdadigheid. Het kan niet zo zijn dat mensen beschikken over een vermogen tot genieten opdat dat gesard, verboden en onderdrukt zou worden. De verdringing van sensuele energieën is het kwade volgens de ethiek van de Vrije Geest. Men moet de koorzusters van Schweidnitz op hun woord geloven als ze belijden: 'Al wat het oog ziet en begeert - dat de hand het krijgen moge! Als een hindernis voor hem - de broeder -oprijst, dat hij die met recht uit de weg ruime. Want als een mens het hoofd biedt aan wat zich tegen hem keert, dan wordt zijn vrijheid niet belemmerd.'26 En de koorzusters prediken dat niet zonder risico's, want deze woorden spreken ze tegenover Gallus Neuhaus, de inquisiteur die hen vervolgt. Op diezelfde dag zullen ze de gelegenheid aangrijpen om het bestaan van de duivel, de hel, het vagevuur en het paradijs te loochenen en zeggen dat deze uitvindingen van de kerk alleen de zaak van de castratie en de verdringing dienen. De Bezetenen van Loudun kunnen er nog wat van leren...
Het principe van de Noodzakelijkeid, gekoppeld aan het immoralisme, impliceert een volledig immanente interpretatie van het werkelijke - het wrede, zou Clement Rosset zeggen. En de koorzusters schrikken niet terug voor de consequenties van hun metafysische posities, wat hen ertoe brengt stellingen te verdedigen met een retorica die men in dezelfde vormen aan het werk zal zien bij markies de Sade. Onze aardige nonnetjes rechtvaardigen namelijk de misdaad, die nooit meer is dan een noodzakelijke verstoring van een bepaald gegeven van de materie. Doodslag, dat is het bevorderen van een impuls die al werkzaam is in de werkelijkheid, een dynamiek waaruit onophoudelijk nieuwe vormen ontstaan ten koste van oude. 'Broeder,' zeggen ze, 'wanneer je slaat wie jou slaat, doodt wie jou wil doden, dan hoef je geen slecht geweten te hebben, biecht het niet aan een priester. Degene die je gedood hebt, die heb je alleen maar teruggegeven aan zijn oorsprong, waar hij vandaan kwam.'27 De theorie is helder en precies. De aansporing windt er geen doekjes om. En de nonnen schrikken niet terug voor de praktische, concrete consequenties van hun metafysica. Als een kloosterlinge ongelukkigerwijs de genoegens van de onbevlekte ontvangenis leert kennen, zoniet de vrucht van orgiastische onvoorzichtigheid, kan ze zonder schaamte of wroeging een abortus plegen, ja zelfs kindermoord -want sprekend over een kind dat op de wereld zou komen zonder instemming van zijn verwekkers, beiden leden van de Vrije Geest, zeggen de kloosterzusters: 'Zij kunnen het met recht doden of in het water gooien als een willekeurige worm.'28 Ze maken geen grapjes in het klooster van Schweidnitz, dat je, met een beetje fantasie, zou kunnen vergelijken met Chateau de la Coste.
De Broeders en de Zusters kennen geen seksuele verboden en beweren dat 'alles wat een mens onder de gordel doet geen zonde is'.29 Zuster Adelheid geeft zelfs bijzonderheden voor wie een vademecum zou willen en bekent dat 'wederzijdse onkuise aanrakingen in de anale zone'30 een subtiel genot schenken. Zo wordt ook incest ontdaan van het taboe dat erop rust. Johannes Hartmann d'Astmanstett schrijft over een man die incestueuze begeerten zou hebben: 'Als de natuur leidt tot de liefdesdaad, kan hij zich daar legitiem aan overgeven met zijn eigen zuster of met zijn moeder, op welke plaats dan ook, zelfs op het altaar. '30 Het is waar, als dan je toch een kerk kiest, dan kun je maar beter de heiligste plek uitkiezen; daar namelijk, binnen handbereik van de officiant, zijn de gewijde relikwieën geplaatst, verzegeld in de steen, die de kerkelijke bemiddelaar wat extra bezieling geven. Transgressie en heiligschennis, je moet het zekere voor het onzekere nemen. Merken we tenslotte op dat de kloosterzusters houden van erotische opschik en gebruik maken van kostbare stoffen, en chic ondergoed, gedragen onder hun habijt, als ze tenminste het goed niet rechtstreeks laten maken in de vorm van werkkleding, wat de vreugde een ironisch tintje geeft.
Het lidmaatschap van de Beweging van de Vrije Geest zou moeten volstaan om de leden te informeren over de intenties van de hedonistische intersubjectiviteit die in hun werkplaatsen werd bevorderd. Niettemin, om het eenvoudiger te maken met een feestelijke code, hadden de Broeders en Zusters een gebarentaal ontwikkeld om uiting te geven aan de begeerte, om te laten merken dat je zin had in een pleziertje. Zo wordt de wil tot genieten uitgedrukt in zorgvuldig gecodeerde tekens: 'Als de zuster een vinger op de neus legt, nodigt ze de broeder uit, of het nu in de kerk is, of in het openbaar. Als zij haar hoofd aanraakt, dan komt de broeder de kamer binnen en maakt het bed op. Als ze haar borst aanraakt, stapt hij in bed en beoefent het werk der natuur en de liefde zo vaak hij kan.'32 De gebarentaal in de kloostergangen van Schweidnitz moest wel sterk doen denken aan een gewoon doofstommeninstituut - voordat het gebarenalfabet door de abt van het Zwaard werd gecodificeerd.
De seksuele en sensuele losbandigheid sloot echter de kuisheid niet uit, want men definieert die bij de adepten van de Vrije Geest op een aangename manier: men is kuis wanneer men een seksuele relatie onderhoudt met een lid van de libertaire gemeenschap, heel simpel. Zelfs het herstel van een maagdelijkheid die door verkrachting is verloren gegaan is mogelijk: Johannes Hartmann d'Astmanstett geeft daartoe de gebruiksaanwijzing. Een jong, onstuimig meisje heeft achtereenvolgens tien partners. 'Een van hen, grover van lichaamsbouw en potenter, bezit haar als eerste. De anderen volgen, tot en met de laatste, die de kleinste is, de geringste onder hen. Wel, als degene die haar als laatste bezit iemand van de Vrije Geest is, dan krijgt het verdorven meisje dankzij hem de maagdelijkheid terug die de anderen haar hebben ontnomen.'33 Het is voldoende om de volgorde op de juiste manier te regelen. Het lichaam staat iedereen ter beschikking, daar is het voor gemaakt: het is het instrument van het genot en het zoeken daarvan is natuurlijk. Het principe is eenvoudig: 'Het is met vrouwen zoals met kalveren en holhoornigen: aangezien ze voor de mannen zijn geschapen, die ze kunnen gebruiken, zijn de vrouwen geschapen opdat degenen die in de Vrije Geest leven er gebruik van maken.'34 De natuur onderwijst de eenvoud en de hang naar genot; de cultuur maakt alles gecompliceerd en verdringt de genietingen. De vrijheid bestaat erin, de natuurlijke behoefte te volgen, die tot vreugde leidt. De instincten en hartstochten zijn goed, want ze nodigen op natuurlijke wijze uit tot het zoeken van het genot en het ontvluchten van pijn en ongenoegen.
De hedonistische ethiek van de Broeders en Zusters van de Vrije Geest neemt de thematiek weer op die Aristippus had ontwikkeld: het lichaam is het enige instrument van het genot; de moraal is betrekkelijk, het gaat erom die ondergeschikt te maken aan het lustprincipe; het individu is de maat van het ware en het goede, geheel eigenmachtig. Het heden is de enige dimensie van de werkelijkheid; de natuur is een betrouwbare gids en de behoefte beveelt alleen het aangename; de immanentie, zoniet het materialisme, zijn de enige metafysische waarheden, er zijn geen andere werelden, dus zonde, noch wroeging noch schuldgevoel is legitiem; God, de goden, het goddelijke en het heilige zijn ongefundeerd. Over blijven alleen de vrijheid en het genot derzelve. Op de vraag van de inquisiteur naar de aard van deze Vrijheid van de Geest antwoordde Johannes Hartmann: 'Die bestaat daarin dat de gewetenswroeging helemaal ophoudt te bestaan.' Voorbij goed en kwaad is de vrije mens de schepper van zijn eigen waarden, hij beweegt over de toppen, in gezelschap alleen van de arend en de slang. 'Degenen die leven in genoemde geest van volmaaktheid en vrijheid zijn niet meer verplicht te gehoorzamen aan mensen, noch aan welk voorschrift ook, noch aan de regels van de kerk: zij zijn werkelijk vrij. Een dergelijk vrij mens is de koning en de meester van alle schepselen. Alles behoort hem toe. Alles wat hem behaagt, kan hij rechtens krijgen om het te gebruiken. (...) Hij heeft het recht alles te ondernemen wat hem verzekert van zijn genot. Het zou beter zijn dat de hele aarde verging dan te moeten afzien van een daad waartoe de natuur aanspoort.'35
Geen wonder dat deze voorvader van Sade, Stirner en Nietzsche waarschijnlijk op de brandstapel is gestorven, in Erfurt, in 1368, in gezelschap van zes andere broeders.
Noten
23. Raoul Vaneigem, Le mouvement du Libre-Esprit. Généralités et témoignages sur les affleurements de la vie a la surface du Moyen-Age, de la Renaissance et, incidemment, de notre époque, éd. Ramsay, p. 48. Een belangrijk werk, het enige van een dergelijke volledigheid dat in het Frans beschikbaar is.
24. Ibid.,p. 115.
25. Ibid.,p. 153.
26. Ibid.,p. 161.
27. Idem.
28. Idem.
29. Ibid.,p. 164.
30. Ibid.,p. 169.
31. Ibid.,p. 176.
32. Ibid.,p. 161-162.
33. Ibid.,p. 176.
34. Idem.
35. Ibid.,p. 174.
Michel Onfray: De kunst van het genieten, blz. 210-216 - ISBN 90 263 1179 6