door els » wo 31 jul , 2002 16:02
ESTER
De koning der Perzen verstoot de koningin. Ieder man heer in eigen huis
Ten tijde van Ahasweros - dit is de Ahasweros die regeerde van Indië tot Ethiopië, honderdzevenentwintig provinciën - in die tijd, toen koning Ahasweros op zijn koninklijke troon in de burg Sjusjan zat, in het derde jaar van zijn regering, richtte hij een maaltijd aan voor al zijn vorsten en dienaren: Het heir der Perzen en Meden, de edelen en vorsten der provinciën stonden vóor hem, terwijl hij de rijkdom van zijn koninklijke heerlijkheid en de luistervolle pracht van zijn grootheid ten toon spreidde, veel dagen achtereen, honderdtachtig dagen. En na afloop van die dagen richtte de koning voor al het volk dat zich in de burg Sjusjan bevond, van de aanzienlijkste tot de geringste, in het hof van de tuin van het koninklijk paleis een maaltijd van zeven dagen aan. Witte, bonte en violetkleurige stoffen, vastgemaakt met linnen en purperen koorden aan zilveren bogen en marmeren zuilen! gouden en zilveren rustbedden op de mozaïekvloer van malachiet en marmer, van parelmoer en zwarte steen! drank gereikt in gouden bekers, de een verschillend van de ander, en koningswijn in overvloed, naar 's konings rijkdom. Het drinken ging naar het voorschrift: niemand drong; want zóo had de koning al zijn hoge hofbeambten gelast: dat men naar ieders believen moest handelen.
Ook de koningin Wasti had in het paleis van koning Ahasweros een vrouwenmaaltijd aangericht. Op de zevende dag nu, toen de koning vrolijk was van de wijn, beval hij Mehuman, Bizzeta, Harbona, Bigta, Abata, Zethar en Karkas, de zeven kamerlingen, die voor koning Ahasweros dienst deden, koningin Wasti met de koninklijke kroon vóor de koning te brengen om haar schoonheid aan de volken en vorsten te tonen; want zij was schoon van uiterlijk. Maar koningin Wasti weigerde op het bevel van de koning dat de kamerlingen haar overbrachten te komen. Toen werd de koning zeer vergramd, en zijn toorn ontbrandde in hem.
En de koning zei tot de wijzen, de kenners der tijden - want in zulke gevallen pleegt de koning zich te beraden met al de kenners van wet en recht; die hem het naast stonden waren Karsjena, Sjethar, Admatha, Tarsjis, Meres, Marsena, Memuchan, de zeven vorsten der Perzen en Meden, die het aangezicht des konings zagen, de ereplaatsen bekleedden in het rijk -: Wat volgens het recht te doen met koningin Wasti, omdat zij aan het bevel van koning Ahasweros, hetwelk de kamerlingen haar hebben overgebracht, niet gehoorzaamd heeft? Hierop zeiden Memuchan en de vorsten tot de koning: Niet tegen de koning alleen heeft koningin Wasti zich misdragen, maar tegen al de vorsten en al de volken, in alle provinciën van koning Ahasweros; want het geval van de koningin zal bekend worden aan alle vrouwen, en maken dat zij haar mannen zullen minachten, wanneer men verhaalt: koning Ahasweros beval de koningin Wasti vóor hem te brengen, en zij is niet gekomen.
Diezelfde dag nog zullen de vorstinnen der Perzen en Meden, als zij het geval van de koningin horen, het vertellen aan alle vorsten van de koning; en dan geen gebrek aan minachting en gramstorigheid! Indien het de koning goeddunkt, vaardigt hij een koninklijk bevel uit, en schrijft hij dit op in de wetten van Perzen en Meden, onherroepelijk: Dat Wasti niet meer vóor koning Ahasweros kome! En haar koninklijke waardigheid geve de koning aan een andere, die beter is dan zij.
Wanneer dan deze verordening van de koning, die hij uitvaardigen zal, in zijn gehele koninkrijk - want dat is gróot - vernomen wordt, dan zullen alle vrouwen eer geven aan haar mannen, van de aanzienlijkste tot de geringste.
Dit dacht de koning en de vorsten goed; de koning deed naar de raad van Memuchan en zond brieven naar alle provinciën van de koning, naar elke provincie in haar eigen schrift en naar elk volk in zijn eigen taal, dat ieder man heer in zijn huis zou zijn en bevelen kon wat hem behaagde.
Ester wordt koningin
Hier, toen de gramschap van koning Ahasweros bedaard was, dacht hij weer aan Wasti, aan wat zij gedaan had en aan wat over haar besloten was. Toen zeiden de jongelingen van de koning, die hem bedienden: Men zoekt voor de koning jonge maagden, schoon van uiterlijk. De koning moet beambten aanstellen in alle provinciën van zijn rijk, die alle jonge maagden, schoon van uiterlijk, verzamelen moeten en naar de burg Sjusjan brengen, in het vrouwenvertrek, on de hoede van Hegai, de kamerling van de koning, de bewaker van de vrouwen, en men moet haar de schoonheidsmiddelen geven die ze nodig hebben. En het meisje dat de koning behaagt zal koningin worden in plaats van Wasti.
Edited By admin on 04 oktober. 2002 at 14:56