Van Fenische joden tot joodse Berbers
De joodse geschiedenis van Marokko begint ver voor de komst van de islam. Volgens de joodse overlevering gaat ze zo'n tweeduizend jaar terug. Reeds vanaf de tiende eeuw voor Christus zouden joodse handelaars samen met Fenicische handelaars vanuit Palestina naar Noord-Afrika gekomen zijn en zich over de Fenicische handelsnederzettingen langs de Noord-Afrikaanse kust hebben verspreid.
De eerste tastbare bewijzen van joodse aanwezigheid dateren uit de Romeinse tijd. Joodse documenten uit die tijd (Talmoed van Babylonië) tonen aan dat de joden onder de Romeinse heerschappij hun godsdienst vrij beoefenden en er wordt zelfs aangenomen dat grote delen van de plaatselijke Berberbevolking zich tot het jodendom zouden hebben bekeerd. Zeker is dat beide bevolkingsgroepen (joden en Berbers) zeer nauw met elkaar samenleefden. Vermoedelijk hebben de joden na zich aanvankelijk in de kustgebieden van Noord-Afrika te hebben gevestigd, zich vervolgens ook over het binnenland verspreid, waar ze temidden van de plaatselijke Berberbevolking leefden. Dit blijkt onder andere uit het feit dat een aantal jaar geleden een joodse Haggadda (het verhaal over de bevrijding van de joden uit de Egyptische slavernij) in het Tamazight werd ontdekt. De joden identificeerden zich net als de Berbers met de regio waarin ze leefden en genoten de bescherming van de plaatselijke Berberse stammenchefs. Dit blijkt uit het feit dat vele joods-Marokkaanse familienamen tot vandaag het voorvoegsel Aït (Berbers voor "stam") dragen, gevolgd door de naam van de stam.
De eerste geschreven getuigenissen over de joodse aanwezigheid in Marokko zijn afkomstig van moslims op veroveringstocht. Dit gaf aanleiding tot één van de beroemdste legendes uit de Berbergeschiedenis, namelijk die van de joodse Berberprinses La Kahina. Toen de moslims in de achtste eeuw in het westelijke gedeelte van Noord-Afrika aankwamen, zouden zij volgens de elfde-eeuwse Arabische reiziger en auteur Al Bakri in het binnenland op talrijke joodse gemeenschappen zijn gestoten die met de Berberbevolking samenleefden. Sommige van deze gemeenschappen zouden onder leiding van een joodse Berberprinses, afkomstig uit het Aurèsgebied in het huidige Algerije, een groot Berberleger hebben gevormd, dat tientallen jaren lang weerstand bood tegen de Arabische veroveraar.
Duidelijk is dat vóór de komst van de islam joodse gemeenschappen verspreid leefden over heel Marokko, van het Atlasgebergte tot de zuidelijke oases (Pre-Sahara). Deze joodse Berbers spraken de Berbertaal van de plaatselijke bevolking en hielden er rituelen op na die vergelijkbaar waren met de pre-islamitische rituelen van de Berbers (zoals de verering van ‘heiligen’ en bepaalde feestrituelen die met de landbouwfeesten verband hielden).
Lees verder:
http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE/verdonck1.htm