Beste mensen,
Ik heb binnenkort een tentame over Wereldreligies. Ik ben in het bezit over enkele multi be choice vragen en heb jullie hulp nodig.
zouden jullie zo vriendelijke willen zijn mij te helpen met het geven van de juiste antwoorden?
Alvast bedankt:
1 Bij ieder die in Egypte het eerste paasoffer niet bracht:
A stierf een eerstgeborene
B veranderde het drinkwater in bloed
C werd de oogst door sprinkhanen opgegeten
D bleef het 3 dagen donker
E kwamen ontstekingen en puisten
F kwam een zware regenbui
2 De Israeliten spraken na de doortocht door de Rietzee tegen mozes over het leven in Egypte. Daarbij hadden ze het over
A de Nijl die hem water gaf
B de vleespotten waaruit ze aten
C het vee dat ze daar bezaten
D De stenen die ze moesten bakken
E Het stro dat ze moesten verzamelen
F de plagen die hen teisterden
3 De Israelieten mochten een geitenbokje niet
A Eten
B Offeren
C Braden in dierlijk vet
D braden in Palmolie
E koken in water uit de Rietzee
F koken in melk van zijn moeder
4 Besaleel en Oholiab hadden het toezicht op het maken van heilige voorwerpen behalve van:
A de tabernakel
B de Ark
C de stenen platen met de verbondtekst
D Het brandofferaltaar
E priesterkleding
F het Reukofferaltaar
5 In de Voorschriften die God aan Mozes gaf, was de ervaring van de Israelieten in Egypte uitdrukkelijk de motivatie voor de regels mbt
A Slavenij
B Weduwen en wezen
C Sabbatrust
D Vreemdelingen
E Eerstgeboorterecht
F het slaan van een naaste
6 De Priesterkleding was bedoeld om te worden gedragen door
A Aaron
B Aaron en zijn zonen
C Aaron en zal zijn mannelijke nakomelingen
D Mozes
E Mozes en zijn zonen
7 Van de bekende ingredienten van het kerstverhaal is bij Mattheus alleen te vinden het thema van:
A het zoeken naar een plaats in de Herberg
B de kribbe
C de stal
D de engelenzang
E de herders
F de wijzen uit het oogsten
8 Johannes de Doper wordt oa door Jezus een paar maal vergeleken met
A Elia
B Jesaja
C Abraham
D Jakob
E Mozes
F David
9 In de beroemde bergrede verklaart Jezus een aantal groepen zalig. Daarbij noemt hij niet
A Wie hongeren naar gerechtigheid
B wie vervolgd worden
C Wie hun broeders liefhebben
D de barmhartigen
E de zachtmoedigen
F de vredestichters
10 Matteus was een
A timmerman
B tollenaar
C tentenmaker
D visser
E wetgeleerde
F Priester
11 In de bergrede formuleert Jesuz een gebed dat begint met:
A Mijn Heer
B Onze heer
C mijn God
D onze God
E mijn Vader
F Onze vader
12 Nadat Jezus onder toejuichening Jeruzalem was binnegekomen ging hij de tempel binnen om
A te bidden
B het paasfeest te vieren
C niet-joden uit de tempel weg te sturen
D handelaren uit de tempel te verdrijven
E een confrontatie aan te gaan met wetgeleerden
F de joodse hogepriester op te zoeken
13 De eerste getuigen van Jezus’s opstanding was/waren
A Jakobus en Johannes
B Petrus
C Maria van Magdala en Maria de moeder van Jakobus
D Thomas en Thaddeus
E Matteus
ISLAM
14 In de Koran worden herhaaldelijk een aantal profeten genoemd die de mensen hebben gewaarschuwd maar naar wie niet of onvoldoende is geluisterd. Daartoe behoort / behoren NIET.
A Noeh(Noach) en Samoed
B Loet (Lot)
C Jadjoedj en Madjoedj (Gog en Magog)
D Haroen (Aaron)
E Ishaak (Izaak) en Isma’iel (Ismael)
F Jahja (Johannes)