"Wat algemeen als 'Middeleeuws' wordt beschouwd, werd in feite in Europa geïntroduceerd door de islam."
In de meest recente uit een serie essays[1] van John J. O'Neill, wijdt hij uit over de langdurige schade die islam heeft aangericht aan de Europese cultuur tijdens de eeuwen van de islamitische expansie. Uitvloeisels van de eeuwenlange invloed van de islam waren de Inquisitie — mogelijk zelfs een christelijke variant van de Sharia rechtbank — de Atlantische slavenhandel en het meedogenloze Spaanse optreden in Midden Amerika.
Sinds enkele decennia is er wederom sprake van Islamitische expansie naar de Westerse wereld, deze keer niet middels veroveringen maar immigratie en zelfislamisering. In dat licht gezien verwijst het onderstaand essay van John J. O'Neill indirect naar een samenhang tussen de opkomende barbarisering van de samenleving (nietsontziende straatterreur, bedreigingen, no-go-zones, enz.), de sinds Balkenende IV weer actief wordende inquisitie (zoals bijvoorbeeld tegen Nekschot en Wilders) en de worteling in het geciviliseerde en gepacificeerde Westen van een islamitische cultuur die gebaseerd is op tegengestelde waarden: parasitisme, geweld, intolerantie en ongelijkwaardigheid.
"Justitiëel gebruik van foltering: Had het Middeleeuwse Europa het van de islam?"
door John J. O'Neill
In mijn recent gepubliceerde boek, "Holy Warriors: Islam and the Demise of Classical Civilization," zet ik uitvoerig uiteen hoe een groot deel van wat algemeen als "Middeleeuws" wordt beschouwd, in feite in Europa geïntroduceerd werd door de islam, en het was de islam, en niet de Hunnen, Vandalen of de Goten, die klassieke beschaving, de rationele en humane beschaving van Griekenland en Rome, ten einde bracht. De beschaving die in Europa, in Noord-Afrika en het Nabije Oosten tot de zevende eeuw voortleefde tot het — als gevolg van de islamitische veroveringen — vernietigd werd.
In feite is de invloed van de islam op Europa veel groter geweest dan vaak wordt aangenomen, maar die invloed was uitsluitend negatief. De moslims brachten niet alleen de klassieke beschaving tot een eind, maar sleepten op den duur Europa op vele niveaus mee naar een barbaarsere vorm van cultuur. Het was van de moslims bijvoorbeeld, dat christelijke Europeanen het idee overnamen van "Heilige Oorlog," een concept dat in vroeger eeuwen ondenkbaar geweest zou zijn. Ook de instelling van slavernij en slavenhandel kreeg van de islam een nieuwe en krachtige impuls.
In tegenstelling tot de opvattingen van sommige moderne anti-christelijke auteurs, bracht het christendom een onmiddellijke en dramatische verbetering van de levensomstandigheden van de slaven, de armen en de onderdrukten met zich mee in het Romeinse Rijk. In "Holy Warriors," toon ik aan hoe de Kerk in de vroege eeuwen, in de loop der tijd het houden van slaven moreel onverdedigbaar maakte en uiteindelijk bijdroeg tot de complete afschaffing van het instituut slavernij. En net zoals het christendom onvermoeibaar doorwerkte aan de verlichting van de toestand van de slaven, bracht het een revolutie teweeg in het het strafrecht wat leidde tot meer humane behandeling van gevangenen. De eerste stap werd gezet door Constantijn, die uit respect voor Christus de barbaarse straf van kruisiging afschafte. Constantijn probeerde ook tevergeefs de wedstrijden met gladiatoren tot een eind te brengen, hoewel dit barbaarse vermaak minder dan een eeuw later, nadat de monnik Telemachus door toeschouwers werd gedood toen hij in een Romeinse arena twee gladiatoren uitelkaar hield, uiteindelijk alsnog verdween.
Precies hetzelfde gebeurde met het gebruik van marteling om bewijzen los te krijgen of bekentenissen af te dwingen: de kerk werkte aan de uitbanning daarvan uit de maatschappij. Zoals Philip Schaff schreef:
"De kerk, trouw aan haar humaniserende instincten, stond aanvankelijk vijandig tegenover het hele systeem van bewijsafdwinging. Een Synode van Auxerre (585 of 578) verbood de geestelijkheid getuige te zijn van een marteling. Paus Gregorius I wees een bekentenis die was afgedwongen door opsluiting en honger, af als waardeloos. Nicolaus I verbood nieuwe bekeerlingen in Bulgarije om bekentenissen af te dwingen door te krassen en te prikken met een puntig suk ijzer, als zijnde in strijd met ieder recht, zowel menselijk als goddelijk (866). Gratian vestigde de algemene grondregel dat "Confessio cruciatibus extorquenda non est". (Philip Schaff, History of the Christian Church, Vol. IV: Medieval Christianity. AD. 590-1073)
Aldus was de houding van de Kerk tot de twaalfde eeuw. Daarna echter vond er een complete en dramatische ommekeer plaats. Vanaf 1215 en verder, werd de Kerk — die zich tot dan toe had ingespannen ter verlichting van de toestand van gevangenen — de ondersteuner van de meest barbaarse vormen van marteling. In de woorden van Schaff:
"... In een latere periode, in de omgang met ketters, sanctioneerde helaas de hoogste autoriteit van de Romeinse kerk het gebruik van foltering en pleegde daarmee verraad aan haar nobele instincten en heilige missie. Het vierde Concilie van Lateranen (1215) inspireerde de verschrikkelijke kruistochten tegen de Albigenzen en de Waldenzen, en leidde tot de oprichting van de beruchte ecclesiastico-politieke Inquisitie-rechtbanken. Deze rechtbanken zagen foltering als meest effectieve manier van straffen en uitroeiïng van ketterij, en vonden nieuwe vormen van geraffineerde wreedheid uit die verder ging dan die van de vervolgers uit het heidense Rome. Paus Innocentius IV, in zijn instructie voor de sturing van de Inquisitie in Toscane en Lombardije, droeg de civiele magistraten op alle ketters door marteling een bekentenis af te dwingen van hun eigen schuld, en al hun medeplichtigen te verraden (1252). Dit was een onheilspellend precedent, dat meer kwaad heeft gedaan aan de reputatie van het pausdom dan de uitroeiing van een aantal ketters het goed gedaan zou kunnen hebben." (Ibid.)
Wat zou zo'n complete volte face veroorzaakt kunnen hebben? Een aanwijzing hiertoe is misschien te vinden in het feit dat niet in alle delen van Europa men met enthousme instemde met de nieuwe richtlijn:
"Als gevolg van de restricties van de kerkelijke macht door de [Duitse] keizer, kon de inquisitie in Italië niet volledig haar moordzuchtige karakter tenuitvoer brengen. In Duitsland was er verzet van burgers en bisschoppen tegen de invoering en Koenraad van Marburg, die tot inquisiteur was benoemd, werd in 1233 vermoord. Maar in Spanje kreeg het de volle steun van zowel de kroon als de burgers, die tot dan aan toe met vreugde deelnamen aan bloedige spektakels of aan stierengevechten. De Spaanse inquisitie die onder de regering van Ferdinand en Isabella werd ingesteld en van pauselijke sanctie voorzien (1478),[2] bereikte haar hoogtepunt onder de gevreesde Groot-inquisiteur Torquemada (vanaf 1483), die in zijn ijver om Moren, Joden en ketters uit te roeien zulke afschikwekkende excessen pleegde dat zelfs de pausen tegen het machtsmisbruik protesteerden, zij het met weinig resulaat. De inquisitie voerde het syseem van marteling op tot de uiterste grenzen. Na de Reformatie werd er nog steeds gebruik van gemaakt in rechtszaken wegens tovenarij en hekserij, tot de revolutie in de opinie in de achttiende eeuw het bestaan ervan wegvaagde, tesamen met de wrede straffen. Deze overwinning is te danken aan de gecombineerde invloed van rechtvaardigheid, menselijkheid en tolerantie." (Ibid.)
Dat de inquisitie haar spirituele tehuis in Spanje vond is natuurlijk alom bekend: Maar waarom dit het geval was is niet onderzocht, noch begrepen. Mogelijke verklaringen neigen ernaar zich te baseren op chauvinistische of ronduit racistische uitspraken die gedaan zijn over het inherente karakter van de Spanjaarden. Zelfs Schaff toont die neiging waar hij verwijst naar het genoegen dat de Spanjaarden vinden in stierengevechten. Maar er is een veel meer rationele verklaring; één die uitstekend strookt met de bekende feiten.
Uniek onder de volkeren van West-Europa, hebben de Spanjaarden vele eeuwen onder de heerschappij van de islam doorgebracht. Nu had de islam, in tegenstelling tot het christendom, geen enkele moeite met barbaarse vormen van executie zoals kruisiging of foltering. Marteling werd door profeet zelf al toegepast en in een berucht voorval had hij de leider van een joodse gemeenschap die hij had aangevallen, gemarteld totdat hij opbiechtte waar de schatten van de stad te vinden waren. Nadat de man bezweek en het geheim onthulde, liet Mohammed hem alsnog executeren. (al-Bukhari, Deel 5, Boek 59, Nummer 512).
Moslims hebben natuurlijk altijd al Mohammed als rolmodel voor de perfecte gelovige beschouwd en hem waar mogelijk nagedaan. Aldus hoeven we niet verbaasd te zijn te ontdekken dat door de eeuwen heen foltering en verminking, als de meest barbaarse vormen van executie, regelmatig werden toegepast door de volgelingen van de profeet. Zo ook is de geschiedenis van de islam in Spanje, dat vanaf het allereerste begin weinig meer was dan een eindeloze litanie van martelingen, kruisigingen, slachtpartijen en rooftochten.
Spanje-Historici, zelfs die de islam goed gezind zijn, hebben in de regel afgegeven op de vernietigende gevolgen van het nieuwe geloof op het land en het karakter van de inwoners. Richard Fletcher, een schrijver die zo islamofiel is als maar kan, schrijft:
"De periode van maximale onrust en ontwrichting op het schiereiland als geheel, lijkt ruwweg de halve eeuw geweest te zijn na het uitbreken van de Berberopstand in 740. De ineenstorting van de openbare orde, verstoring van de administratieve structuren en juridische gewoonten, gevechten en vendetta's tussen fracties, de gedwongen deportatie van hele gemeenschappen van de ene plaats naar de andere, willekeurige slavenjacht en diefstal van vee — waar Theodulf misschien met een innerlijke huivering naar verwees in een van zijn gedichten, als zijnde een "overweldigende ramp" — moet ernstigste sociale en economische gevolgen hebben gehad waar we alleen maar naar kunnen gissen. In sommige regio's zou dit eeuwen voortduren. In de "tierras despobladas" kwijnden olijfboom- en wijngaarden onverzorgd weg, gras en struikgewas overwoekerde de wegen en dorsvloeren, achtergeblevenen in de verlaten steden zochten gealarmeerd naar hun kinderen wanneer de plof klonk van instortend metselwerk. Steden als Salamanca zouden pas na de twaalfde eeuw weer uit het puin tevoorschijn kruipen." (Fletcher, The History of Moorish Spain, pp. 31-2)
Deze beschrijving van het land is nog extreem ingetogen en bedekt of negeert de verschrikkelijke realiteit op de grond. Want de oorlog die de Arabieren en Berbers naar Iberië hadden gebracht was als geen ander. Volgens Louis Bertrand, waren plundertochten en vernieling vanaf het allereerste begin aan de orde van de dag:
"Om christenen in hun plaatsen te isoleren was het niet voldoende hen omringen met een zone van hongersnood en vernietiging. Het was ook nodig om onder hen terreur te zaaien en moordpartijen aan te richten. Tweemaal per jaar, in de lente en de herfst, trok een leger vanuit Córdoba erop uit om christenen te overvallen en hun dorpen, versterkte posten, kloosters en kerken te vernietigen, ..." (Louis Bertrand, The History of Spain (19; p. 91)
De Spaanse christenen, die vele eeuwen gedwongen tussen de Arabieren en Berbers hadden moeten leven, begonnen veel van de karakteristieken van hun vijanden over te nemen:
"Het ergste kenmerk dat de Spanjaarden overnamen was het parasitisme van de Arabieren en de (Noord-)Afrikaanse nomaden: de gewoonte om van de opbrengsten van de buren te leven en de overvallen promoverend tot het niveau van een instituut, waar plunder en roverij erkend werd als het enig nodige middel van bestaan voor de strijder. Op dezelfde manier waarop zij [Arabieren] hun brood gingen "winnen" op Moors grondgebied [Noord-Afrika], gingen Spanjaarden er later op uit om goud te "winnen" op het grondgebied van Mexico en Peru.
"Ze voerden ook daar de barbaarse, bruute praktijken van de Arabieren in, door alles aan het zwaard te rijgen en plat te branden, met het kappen van fruitbomen, de verwoesting van gewassen, het in puin leggen van hele gebieden om de vijand uit te hogeren en ze te onderwerpen; overal slaven makend en zo de bevolking van de veroverde landen te veroordelen tot gedwongen arbeid. Al deze afschuwelijke methodes hadden de conquistadores geleerd van de Arabieren.
"Een aantal eeuwen bleef de slavernij in het christelijke Spanje gehandhaafd zoals in de islamitische landen (waar het nog steeds voortleeft). Zeer zeker is dat de Spanjaarden de onverzettelijkheid en hun fanatisme aan de Arabieren te danken hadden, de pretentie om Gods uitverkorene te zijn, ten minste het meest katholieke land van het christendom. Philip II, bijvoorbeeld heette net als Abd er Rahman of El Mansour, 'Verdediger van het Geloof.' (Bertrand, Ibid., Blz. 160)
Hierbij kan opgemerkt worden dat het eveneens vanuit het Iberisch schiereiland was dat in de vijftiende en zestiende eeuw een nieuw tijdperk van slavenhandel werd geïntroduceerd [De Atlantische slavenhandel, in navolging van de dan al eeuwenoude Arabische slavenhandel]. Bertrand hierover:
"Ten slotte was het niet zonder risico op besmetting dat de Spanjaarden eeuwenlang in contact met een ras geleefd hadden van mannen die hun vijanden kruisigden en uitmuntten in het opstapelen van duizenden afgehakte hoofden bij wijze van trofee. De wreedheid van de Arabieren en de Berbers maakte school op het schiereiland. De gewelddadigheid van de emirs en kaliefen, die hun broers of hun zonen met eigen handen vermoordden, zou worden overgedragen op Pedro de Wrede en Hendrik van Trastamare, die wurgers op bivak, die geen haar beter waren dan de doorsnee moordenaars." (Bertrand, Ibid., blz. 160)
Dat de pausen, die in Italië verbleven, berustten in de opleving van foltering in Europa, kan ook worden toegeschreven aan de invloed van de islam. Eeuwenlang lag het Italiaanse schiereiland in de frontlinie van de voortdurende oorlog tussen de islam en het christendom, een oorlog waar de moslims zelf van hadden besloten dat hij oneindig zou zijn.
Zuid-Italië, evenals de eilanden Sicilië en Sardinië, ondergingen gedurende enige tijd hetzelfde lot als Spanje — met hetzelfde resultaat: christenen uit deze regio's gingen net als die van het Iberisch schiereiland, de houding en gewoonten van hun islamitische vijanden overnemen: Sommigen gingen deelnemen aan de Arabische slavenhandel, anderen gingen er harems op nahouden die volgepropt werden met talrijke concubines en net als bij de Arabieren onder toezicht werden gesteld van eunuchen.
Weer anderen deden de oude gebruiken van marteling en kruisiging herleven, gebruiken die juist afgeschaft waren door de christelijke prelaten en vorsten van voor de zevende eeuw… van vóór de islamitische invasie…
http://www.hetvrijevolk.com/index.php?pagina=10954