In deze functie is haar woonplaats onder de aarde of in de bergen. Dit verklaart haar verband met dwergen, aardmannetjes of elven, wier woonplaats ook onder den grond is of in de bergen, en wij treffen dus hier dezelfde gedachte aan als bij de Grieksche Kore, die, onder den grond, den planten wasdom geeft.
Mannh. Germ. M. s.267, die Holda voor de Wasserfrau houdt, die in de wolken troont, verklaart de bergen, bronnen en wouden, waarin Holda wordt gezegd te wonen, voor de wolken. Van eene andere verklaring zal blijken dat zij de voorkeur verdient.
Deze ijzeren stang is de bliksem door de wolkengodin geslingerd, zoo verklaart op zijn standpunt Mannh., G.M. 434, anm. 2Zij komt behouden thuis en de doos is vol goud. De andere dochter ondervindt alles omgekeerd en krijgt eene roode doos met padden.
Baba Yaga is een bovennatuurlijk wezen, voorgesteld als eene leelijke oude vrouw, met langen neus (denk aan frau Precht mit der lange Nase). Zij heeft macht over de elementen en kan de menschen in steenen veranderen. Ralston, Songs of the Russian people, p.161, 162, 168 ss.De stiefdochter wordt naar de Baba Yaga gezonden, wier jongste kind zij wiegen moet, water in een zeef halen en de andere kinderen (padden en kikvorschen) in de badkamer helpen. Zij volbrengt alles goed en vlug en krijgt eene blauwe doos ten geschenke, die bij hare thuiskomst vol goud is. De stiefmoeder zendt nu hare eigene dochter, die alles juist verkeerd doet. Zij ontvangt een roode doos; daaruit springt vuur, dat haar en haar moeder verslindt.
Met wat deze sprookjes omtrent Holda's woning mededelen, stemmen sagen en legenden overeen: Holda vertoeft bij Barbarossa in de Kyffhäusser als hofmeesteres, of als Venus in den Hörselberg, waar ook prachtige weiden zijn en alles van goud blinkt.
Dit zijn van "één dag van duizend jaar" keert vele malen terug. Tot in Japan vindt men deze trek, die later behandeld zal worden, terug: Een jonge visscher komt in een onderzeesch paleis en huwt er de bewoonster van. Na eenigen tijd krijgt hij heimwee naar de aarde, keert terug, maar vindt in zijn dorp vreemde gezichten en alles veranderd. Hij is 300 jaar weggeweest. Japanische Märchen und Sagen von D. Brauns, s. 59
Appels, symbolen van groeikracht en vruchtbaarheid. Iduna's appelen enz.
Ten overvloede vergelijke men nog deze sage: Een schaapherder weidt zijne schapen. Plotseling staat een prachtige Königsfräulein voor hem, voert hem in een nabijgelegen berg en laat hem daar een deur met den springwurzel openen (cf. over deze plant Grimm, D.M., 812 ff). Midden in den berg zitten twee jonkvrouwen ijverig te spinnen. De "booze geest" zit onder tafel vastgebonden. Op verzoek der jonkvrouw vult de herder zijne zakken met goud, dat daar bij hoopen ligt, doch laat bij zijn vertrek den wortel liggen. Nu verdwijnt alles achter hem.
Vernaleken 140 -141. Zou de booze geest de derde der nornen zijn, en is het Königsfräulein frau Holde?, vraagt V. Wat hij van dit Königsfräulein verhaalt, deelen Kuhn en Schw. mede van die Prinzessin Ilse van den Ilsenstein bij Ilseburg. (Nordd. Sagen s. 178 n 200, 2). Goud is overigens een gewoon symbool van overvloed en vruchtbaarheid. Ook Wodan schenkt goud, zooals nog herhaaldelijk voorkomt in sagen van den wilden jager. Wodan vraagt aan een boer zijn wagen te willen herstellen. De spaanders, door den gewilligen man in den zak gestoken, blijken later goud te wezen. (of "Zwei Drittel" Bartsch I, 3, 7. Schwartz Präh. Studiën s. 28 ff.) Soms ook fru Gode, Bartsch I, 19-22. Schwartz verklaart nog in zijn jongste werk (1884, Berlin) deze cyclus aldus: Als fru Gwode rondrijdt, rolt de donder onder het gehuil der haar begeleidende stormhonden; als de wagen vastraakt (= als de donder zwijgt) dan schieten de goudspaanders (= de bliksem).
Dit wat betreft de woning van de godin der vruchtbaarheid; thans onderzoeken wij hoe hare werkzaamheid zich openbaart.
De stad Heilbronn (heilacprunno) b.v. ontleent haren naam aan hare bron. Das Kloster IX, 480. Overigens weet men dat de kracht van het water van vele der tegenwoordige badplaatsen eerst laat werd ontdekt.
Nork zegt dat bij de oude Israëlieten de bron reeds symbool der animale vruchtbaarheid was. Immers Izaäk, Jacob, Mozes vinden hunne vrouwen aan de bron. (Gen. 23: 13-20, 26: 2-9; Exod 2:15). Het feit zelf is zoo algemeen dat ook de Hebreërs aan hunne bronnen die kracht hebben kunnen toekennen, maar de argumentatie is vreemd, want Rebekka kwam elken dag aan de bron om water te putten en die haar spreken wilde, begaf zich dus daarheen.
Daartoe behoort, niettegenstaande de gelijkheid der namen, deze sage: In een bosch bij Oberschönbach in de nabijheid van Landshut aan de Isar ligt eene boerenhofstede, die het water ontvangt uit de Höllebron. Eens werd een meid van den boer des nachts door dorst gekweld en ging met een kruik naar de bron. Eerst echter besprengde zij zich met wijwater (hat 'n weihbrunne g'nome) en nam uit voorzorg den hond en de kat mede. Toen zij nu water schepte, klonk uit de bron eene stem: wenn du nur 's geweiht net hest, 's beisset (de hond) und 's gleisset (de kat) färcht i net. Panzer II, 151. Hier zien wij alleen een brongeest, zonder vermelding van een enkele eigenschap dan de gewone vrees voor wijwater.Onze aandacht valt thans slechts op die bronnen welke met den korenoogst in verband staan.
In deutschen landen hat man die kleinen mendling geheissen: Wichtlichen, Erdmennerchen, gutten hulden. Agricaol, Sprichw. 2,1 3 bij Vernaleken, s. 160. Op Wieringen heeten zij sommeltjes en staan ook met de idee der vruchtbaarheid in verband. Want als zij eene vroedvrouw noodig gehad hebben, schenken zij haar eene mand stof, dat later in goud verandert. Brief van O.G. Heldring in de G. volskalm. 1845, blz. 80.Want de gegevens zijn vele waaruit ontwijfelbaar valt op te maken dat zij de vruchtbaarheid in het algemeen maar in het bijzonder den korenwasdom schonk. Van deze zijde van Holda's karakter heeft Maria veel overgenomen.
Christus wilde eens, om de menschen voor hunne zonden te straffen, de korenaren doen uitroeien. Doch Maria bad haren zoon ze toch niet geheel aan de aarde te ontnemen. Christus gaf toe en thans zijn ze alleen wat schraler dan eertijds, want dit kon Maria niet verhinderen.
1) Pfannens, a.w.s. 63 - Het ghesciede op een tijt, dat die brueders van St. Bernardus oerde in den velde waren maeyen. Doe ghingen daer twie brueder uutten cloester om die ander brueders te visenteren ende in horen arbeit te troesten ende te helpen. Ende doe si bi die andere quamen, doe saghen si een scoen suverlike vrouw met twie ander maechden na volghen ende sie saghen dat dese scone vrouwe enen witten doeck in hoor hant hadde ende ghine van brueder tot brueder en veechden hem dat sweet van horen aensicht. (Dat zijn Maria, Katherina ende Magdalena.) Uit De Warande V. 388: "Hoe Maria die brueders dat sweet of droghede". 2) Tac. Germ. cap 40. Deze dingen bewijzen nader de boven behandelde stelling dat Holda oorspr. adj. van Frigg was. In Spornitz gelooft men dat het omwoelen van den akker door de handen van frau Gau een tienvoudigen oogst geeft. Bartsch I, 24.
Zoo kan men ook bij vele andere bovennatuurlijke vrouwen die in het Folklore van andere volken voorkomen, en van wie ik de overeenkomst met Holda boven aanwees, verband met den korenoogst zien. Madame Gould rust bij voorkeur op een ploeg.
Bij deze verklaring van Holda's wezen als vruchtbaarheid schenkende komt ook de sleutelbos tot zijn recht, welken wij zagen dat Holda als hofmeesteres van Barbarossa in den Kyffhäuser draagt. Mannhardt spreekt er niet in het bijzonder van, waar hij over Barbarossa handelt, maar elders lezen wij van den sleutel: zum kinderbergenden Wolkentels. Voor Schwartz was, gelijk wij zagen, het rammelen van den sleutelbos het rollen van den donder.
1) De haas is bij de Grieken aan Aphrodite gewijd, maar ook wel aan Artemis. 2) M. in Wolfs Zetischr. f. D.M.III, 85. Zelve licht zij (en het is een vriendelijke trek te meer in haar karakter) verdwaalden voor. Henne am Rhyn, s.417.De ijsvrouw, die te Ichstedt in Thüringen dicht bij den Kyffhäusser woont in den slottuin, heeft een zilvergrauwen haas tot gezelschap, en in het Spitalwoud bij Wemding in Zwaben, waar zich de witte vrouw laat zien, loopen driebeenige hazen rond. Dat in het later bijgeloof de hazen met heksen in verband worden gebracht, kan onze stelling slechts bevestigen. Dit is immers het lot van alle dieren geweest die aan de oude godinnen en goden geheiligd waren, een enkele misschien uitgezonderd.
Bartsch, II, 38. Omgekeerd: Werpt men over den kop van een haas een stuk ijzer, dan staat plotseling een oud wijf voor u, die als haas over den weg liep. Grimm, aberglaube, s. 47 n. 886
En zooals het met den haas is gegaan, ging het ook met de eieren. Zij staan nu met heksen in verband. De eieren zijn insgelijks symbolen van animale vruchtbaarheid; men kent ze algemeen als zoodanig als paaseieren; niet alleen aan Ostara, ook aan Holda waren ze heilig. Dit schijnt mij o.a. te blijken uit een bijgeloof dat in Rauen heerscht: Wanneer de boeren daar vlas zaaien (dat onder bijzondere bescherming van onze godin stond) laten zij niet na veel eieren te eten en de schalen in de voren te werpen, dan groeit het gras voordeelig op.
Te middernacht ligt dan het echte kind weêr in de wieg.Ik bün so olt As Böhmer gold Doch dat seih ik taum irsten Mal, Dat man Bier brugt in Eierschaal!
Ik bin so olt As Böhmer gold Oewerst dat heww ik minleder nich tru't, Wenn man 't Bier dorch 'n Eierdopp bru't.
V.d.Bergh, blz.5. Of een tooverheks vaart erin over de zee (mondelinge mededeeling).
In de Ommelanden zegt men dat de heksen in ledige eierschalen naar Engeland varen. Dit wist Waermond ook al: Herderinnetje, zeijde Waermond, men heeft de menschen hier (de reizigers te Katwijk) te vooren veel wijs gemaekt van kollen, die in mosselschelpen en eyerschalen van hier tot in Engelant over(voeren) terwijlse die aardige schuitjes met de punten van naelden door de woedende baeren van de wilde zee heen roeyden.
Toonde ik aan hoe de symbolen der animale vruchtbaaheid aan Holda gewijd waren, de invloed dien men haar op den animalen wasdom toekende schijnt mij voorts te blijken uit de lichaamsziekten die zij als straffen toezendt aan de menschen. Daartoe moet reeds nu herinnerd worden aan iets dat wij later uitvoeriger zullen behandelen, dat Holda als godin van den huiselijken arbeid eenige nachten des jaars het spinnen verbiedt. En nu is het merkwaardige dat men in Questenberg gelooft dat frau Holle bij overtreding van dit gebod krom gegroeide runderen doet geboren worden. Elder straft zij ongehoorzaamheid te dezen opzichte met het ziek maken der jonge kalveren of met schapeschurft. Duidelijk is hier haar macht op het animale leven, die zich niet alleen over dieren, maar ook over de menschen uitstrekt. Reeds boven herinnerde ik hoe de gewijde kruiden van Unser Frauen Wurzweihe hielpen tegen ziekten; dezelfde macht bezit het koren, dat, gelijk wij zagen, van Holda komt.
Vernaleken s. 345. Duister bleef mij de betekeekenis van het volgend versje uit Rauen, waarvan het opzeggen helpen moet tegen bloeden uit neus of wonden:Es kamen drei Jungfern ....................................... Die eine, die hiess Hille, Die andre sprach: Blut steh stille.
K.u.Sch. s. 437 n. 310
Mag men hier al bij Hille denken, dan blijft nog de moeielijkheid dat niet deze Hille, maar 'die andre' het bloed stelpt.
Deze koestaart bij de godin is zeer oud, overblijfsel uit de ruwere periode; de koe zelve als symbool van vruchtbaarheid is zeer gewoon. Men denke aan de heilige koe van Isis (Herodotus II,41). Deze Isis met de koeiekop, of althans eene andere godin van deze zelfde natuur, werd gewis nog herdacht in voorstellingen uit later eeuwen, door de kerkvaders te vergeefs bestreden. Zoo zijn er drie preeken, die aan Augustinus worden toegeschreven (maar in waarheid uit de 6e of 7e eeuw zijn) waarvan twee de kalendis januariis (de derde: de christiano nomine cum operibus non christianis) in welke de schrijver met verontwaardiging spreekt van de menschen die zich dien dag in koehuiden kleeden of koeiekoppen opzetten.
Uitgestorven is het nog altijd niet. In Holzberndorf in Middentranken stellen de jongelieden van het dorp Eisenbertha voor (de oude Perahta). Eén steekt zich in een koehuid met de hoornen op het hoofd, heeft appelen en noten bij zich en een bezem in de hand. Eens heeft de werkelijke Eisenbertha hen overvallen, die over dit nabootsen vertoornd was. (Panzer II, 117)
Ik heb getracht met de middelen die mij ten dienste stonden aan te tonen dat Holda is godin van vegetale en animale vruchtbaarheid. Dit is natuur-mythisch als men wil, maar naar het mij voorkomt nadert men zoo het dichtst tot de denkbeelden der oude Germanen, die zich den oorsprong van alle leven uit den grond dachten, gelijk zij trouwens zagen dat de plant uit de aarde opgroeide. Men zal hebben bespeurd dat deze opvatting sterk afwijkt van die van Mannhardt op zijn vroeger standpunt, van Schwartz, Kuhn e.a. Hier is geen gedachte aan wolkenbronnen, bliksemschichten of een rijk van Holda boven het uitspansel.