Als een gansch andere godheid treedt Holda op in het gedeelte harer mythen, dat wij thans behandelen gaan. Hier heeft zij macht over den stormwind en vliegt zelve in den storm mede; hier brengt zij regen en sneeuw; hier roept men haar aan om zonneschijn en een helderen hemel.
Het is aantewijzen dat onder de vele vrouwen die in den loop der eeuwen allengskens tot de wilde jacht zijn gaan behoren ook Holda voorkwam, waarom Grimm haar ergens windsbraut en wirbelwind noemt. In Frankenhausen trekt Holda rond aan het hoofd der wilde jacht, in Schwarza (Thüringen) in gezelschap van der treue Eckhart. In Häsloch en Grüneworth is haar paard dan met klokjes versierd en de bewoners roepen: Horcht der Rollegaul (Hollegaul) zieht um! Dan vervolgt zij een of ander spookachtig wild. Wanneer men in sommige streken van Oostenrijk het stooten in den hoorn, hondengeblaf en hallogeroep hoort in den nacht, dan zeggen de menschen sidderend tot elkander dat Wodan en frau Holke dor de lucht stormen. Heksen beweren dat zij op hare nachtelijke tochten door Holda worden aangevoerd. Alberus spreekt, zooals wij reeds zagen, van viel Weiber die frau Hulda had uitgezonden.
Onder de optochten, in dien tijd gehouden, kwamen ook voor Wodan, Holda en de wilde jacht. Op een paard gezeten, verscheen frau Holle in den stoet, in den hoorn stootend, (naar luidt van het oude volksliedje):
Uit al deze dingen blijkt dat ook Holda in de wilde jacht gedacht werd. Evenwel deelt zij in deze functie hare plaats met andere, gelijk Berchta ook als godin der spinsters voorkomt. In Noord-Duitschland inzonderheid met Frigg.
Duidelijk blijkt uit deze twee sagen dat het volk zich den stormwind als een vraatzuchtig monster voorstelde. Daarvoor zijn nog andere bewijzen aan te voeren. Toen het eens hard stormde te Bamberg, verhaalt Praetorius in zijn Weltbeschreibung, I, 429, nam een oud wijf een zak met meel, schudde die uit het venster in de lucht en zeide: "ga liggen lieven wind en breng dit aan je kind." Zij hoopte met dat meel den honger van den wind te stillen. Eene andere vrouw, minder goedwillig, zeide: "in plaats van hem te eten te geven, stak ik den hond liever dood", en zij wierp een mes het venster uit.
Gecit. naar Grimm, D.M. s. 529, anm. 1.
Ook in onze kinderliedjes wordt de wind in deze karaktertrek gepersonifieerd: Heb je niet gehoord van die holle bolle wagen waar die bolle Gijs opzat? | Hij kon schrokken, | Groote brokken | Een koe en een kalf | En een heel paard half | een os en een stier | en zeven tonnen bier | En een schuit met schapen | En nog kon Gijs van de honger niet slapen. Van Vloten, a.w. I, 27.
Grimm. In Chemnitz kan men den storm stillen als men een zak meel uitstrooit en er bij zegt:siehe da wind, Koch ein mus für dein kind.
Elders maakt de duivel den stormwind. Grimm, D.M. 236, anm.1
Alle verhalen dienaangaande stemmen nagenoeg woordelijk overeen. Soms komen twee vrouwen in plaats van de eene. Een paardenknecht was eens 's nachts bij de koppels aan een kruisweg, toen eene vrouw hem vroeg haar over den kruisweg heen te dragen. De man doet het en kort daarop komt de wilde jager met zijne honden. Ook dezen brengt de knecht over den weg en het duurde niet lang, of de wilde jager kwam terug en had de vrouw dwars over den zadel liggen.
Verdoemden kunnen nooit zonder hulp eenen kruisweg overkomen (wegens den heiligen vorm).
Deze twee vrouwen zijn eens door de wilde jageres gehaald. Moeder Warnke zag haar te paard, de beide witte vrouwen met de haren te zamen gebonden voor zich over den zadel hangend. Dat de jagerin in deze sage in plaats van den jager komt, is zonder twijfel een latere verbastering, waarvan ik geen andere voorbeelden vond. Het is een op zichzelf staand geval, dat de algemeen voorkomende trekken geene geloofwaardigheid doet verliezen.
Deze enkele voorbeelden mogen volstaan. Bij Jahn, 1 - 30, Bartsch I, 2 - 17, Panzer II, 66 - 73, kan men het verdere over dezen wilden jager lezen. Het staat bij de meesten vast, dat deze Wauld de oude Duitsche Wodan is, die in het volksgeloof tot een verdoemde werd. Ons is het er slechts om te doen na te sporen welke plaats Holda in de wilde jacht inneemt.
Naast Holda en Frigg komen nog Herodias en Diana in het gevolg van Wodan. Herodias, de dochter van Herodes, die door haar dansen middellijk tot den dood van Johannes den Dooper medewerkte, heeft zich op meer dan ééne wijze in de literatuur der middeleeuwen met sagen vermengd. Een der treffendste is wel deze, dat zij, in liefde voor Johannes ontstoken, zien moest hoe hij werd gedood. Het hoofd van den doode wil zij nog kussen, maar dit wijkt achteruit en blaast, waardoor Herodias voor altijd in de lucht zweven moet.
Grimm, D.M. 237, houdt het niet voor onmogelijk dat reeds in de 7e eeuw onder Diana Holda werd verstaan; het verdere aldaar s. 234 ff.
Illud etiam non omittendum, quod quaedam sceleratae mulieres retro post Satanam conversae, daemonum illusionibus et phantasmatibus seductae, credunt se et profitentur nocturnis horis cum Diana, paganorum Dea, vel cum Herodiade et innumera multitudine mulierum equitare super quasdam bestias et mult terrarum spatia intempestae noctis silentio pertransire ejusque jussionibus velut dominae obedire et certis noctibus ad ejus servitium evocari.Aldus in een Züricher handschrift van 1393 vertaald:
140 v. Ovch ist dat nüt vnder wegen ze lassene oder ze übersehenne das etlich meintetigu wiber die da nach dem túvel sathan bekert sind, vnd mit der túvel verspottung vnd mit fantasiën oder trúmússe sint verwiset. Das die globent vnd veriehent das sie selber und ein grössu mengi wiben ritten vnd varen mit der heiden gúttinnen dú da heisset dyana oder mit herodiade vf etlichen walttieren in der nacht stilli dur vil ertriches oder landes. Vnd das si irem gebot gehorsam sien, als einer gewaltigen frouwen. Vnd das sú du selb g'ttinne ze benemten nechten rüffe zu irem dienst.Naast Frigg en Holda, naast Herodias en Diana, wordt de jachtstoet in de lucht gevormd door heksen, verdoemden, nachtvrouwen en dergelijke. Een man uit Oisterwijk had in het jaar 1517 te Zaltbommel een proces bijgewoond en vertelde daarvan o.a.: "Ik heb 't bijgewoond te Bommel, dat er ook zoo'n heks ha' geprueft van de torture en doar goat ze alles zegge... da' ze op den Bloksberg mit Diana en Herodias ha' gedansen."
Het vreeselijk geraas van de wilde jacht, het geblaf der honden, het gillen der vrouwen, het gehinnik der paarden heeft men eeuwen lang gehoord, en nog heden ten dage is het geloof er aan niet uitgestorven. De menschen sluiten 's nachts hunne woningen, opdat niet een afgedwaalde hond binnen komen zal, of de wilde jager een paardenlende door het venster naar binnen werpe. Het bijgeloof heeft er eeuw in eeuw uit trekken aan toegevoegd en de oorspronkelijke mythe bijna onkenbaar gemaakt. Diana, Herodias, de heksen en feeën, de nachtvrouwen en verdoemden, het zijn alle toevoegselen. Oudste bestanddeelen vormden Wodan, Frigg en Holda.
Dat in sommige sagen twee vrouwen gejaagd worden, komt van de samensmelting van een Frigg- een een Holda-sage.
Hoe is nu dit geloof aan de wilde jacht ontstaan? Volgens den Zweedschen natuuronderzoeker S. Nilsson heeft het gedruisch en gegaggel, door de wilde ganzen, de groote en kleine tezamen, op hare tochten veroorzaakt, tot de legende van de wilde jacht aanleiding gegeven, en zoo oordeelt ook F.C. Progge Zierstorf in het Freumüthiges Abendblatt van 1832, nr. 121.
In Biesenthal. Kuhn, Märk. Sagen, s. 94, nr 167. Cf. Das Kloster IX, 534. Euhemeristisch is evenzeer de voorstelling dat hij zijne meretrix najaagt of de concubina van een geestelijk heer. Kuhn und Schwartz, s. 481, nr 115, 2.
Ten laatste blijft nog deze opvatting te noemen over: gelijk Apollo of Hermes de nymfen of Hecate vervolgen, zoo jaagt de wilde jager de vrouw na. Dit is een overblijfsel der Wodan- en Frigg-mythe, waarin Frigg is de windbruid, venti conjux, de windstoot of wervelwind, die aan den storm voorafgaat.
Schwartz' hypothese eener basse mythologie wordt in casu naar het mij voorkomt niet gesteund. Dat Holda (nml. in de spookachtige verschijning in welke wij haar in deze zijde der mythe leerden kennen) Diana, Herodias, heksen en wie nog maar verder medetrekken, alle aan de oorspronkelijke mtyhe zijn toegevoegd, toen reeds het Christendom onder de Duitschers was opgetreden en Wodan van zijne hooge plaats was afgedaald, zal wel door niemand worden ontkend. Doch wat er dan overblijft, de vrouw dwars over den zadel, de jachthoornen, de zwarte hengst, de kruisweg, eindelijk de wilde jager (is Wauld dan primair en Wuotan secundair?) zelf, hoe kan dit alles bestaan hebben in een praehistorisch tijdperk vóór de vorming Duitsche mythologie? Waarom zijn juist die trekken bewaard gebleven en weêr "opgedoken" (s.v.v) in de sage, terwijl zij gerust hebbn in de eeuwen toen de godenmythen bloeiden? Waren er in dit praehistorisch tijdvak reeds zadels en kruiswegen en zakken meel? Ik ontken niet, dat sommige trekken b.v. de paardenlende, die Wuotan soms door den schoorsteen slingert, in dezen ruwen vorm geen bestanddeel van de mythe van den stormwind kan geweest zijn, doch zie niet in dat het latere volksgeloof dat naast veel fijne en schoone trekken toch ook andere van minder gehalte heeft ingeweven, ook niet van dit barbaarsche bijvoegsel de oorzaak kan geweest zijn.
De zielen der afgestorvenen trekken in den stormwind door de lucht onder aanvoering van Holda.Aldus Mannhardt. En daarnaast anderen: Holda is de wervelwind, door den storm gejaagd.
Dit verband tusschen Wodan en den wind blijkt nog uit de volgende sagen: Over het dorp Sieber trekt de wilde jager alle zeven jaren met zijn gevolg heen. Hij komt met een windstoot aanstormen, waarin men jachtmuziek hooren kan. Pröhle in Wolfs Zeitschr. f. D.M. I, 197.En daar Holda adjectief van Frigg was, ging wat de mythe oorspronkelijk van de gemalin van Wuotan verhaalde in sommige sagen op Holda over, in de meeste andere bleef het frau Gwode etc. In hoeverre reeds in den onbekenden bloeitijd der Duitsche mythologie aan de afzonderlijke Holda dit attribuut van Frigg (het heerschen over den stromwind) ten deel viel, is niet meer uit te maken; onmogelijk is het niet, dat men reeds toen in sommige streken aan haar macht over de winden toeschreef en niet meer aan Frigg, daar wij zullen zien dat zij ook regen en sneeuw geeft.
"De Keitumers van den ouden tijd (op het eiland Sylt) schijnen inderdaad zeer ijverige vereerders der Oud-Noorsche goden geweest te zijn. Zij offerden op heilige heuvels aan Wedn en Thor en Hel. In het noordwestelijk deel van het eiland, op een hoogte, ligt dicht bij het dorp nog een overblijfsel van zulk ene heuvel: Winsjhoog, of Wednshügel, gewijd aan Wedn, Weda of Wodan. De Friezen dachten zich Wedn als den opperkrijgsgod, die den zeekrijgers niet alleen de zege in den slag, maar ook wind op hunne tochten gaf. Cf. Hansen, a.w.s. 23. Veel wind beteekent krijg. Wolfs Zeitschrf. I, 202.
Deze Holda van den stormwind maakte het Folklore tot het spookachtige wezen dat met Diana, Herodias en de anderen rondtrekt, den Bloksberg bezoekt of verdwijnt in en Kyffhäuser.
Nader bevestigd door 't volgende, dat van de witte vrouw van Barchem wordt verhaald. Eens wierp een boer, die de witte juffer plagen wilde, een zeisenaanbeeld in de kuil te Barchem en riep:Witte, witte, wit, Hier breng ik oe ene spit!
De witte juffer volgde hem onder een losbarstenden storm op de hielen, zoodat hij zich slechts ternauwernood door de openvliegende deuren van zijnen dorschvloer redden kon. Het aanbeeld werd hem daar nog nageslingerd.
Cf. de reeds vermelde artikels van Janssen en Halbertsma in den Geld. volksalm. van 1842, blz. 192 en den Overijselschen van 1837, blz. 237.
Holda brengt sneeuw.
Te vinden in het Idioticon Osnabrugense. Ein Hochzeitsgeschenk etc von Johann Christoph Strodtmann, Rector des Gymnasii zu Osnabrück, Leipzig und Altona, 1756. (L. Bibl.) en aldaar blz. 336 sub voce Pels: De aule Wijver schüddet den Pels ut: es schneyet. In alten Zeiten trugen Frauenspersonen viel Pelzwerk, folglich fielen ihnen auch die Flocken öfters ab, wenn der Wurm hinein kam. Overigens is de vergelijking van de sneeuw met vederen of wol niet alleen Duitsch: [Hebreeuws voorbeeld uit Psalm 147:16]. [Grieks voorbeeld Herodotus IV, 7 in fine]
Deze betrekking tusschen Holda en de sneeuw blijkt nog te meer uit de beschouwing van een feestdag van den Roomschen kalender. Den 5en Augustus viert de kerk den dag van Notre Dame aux neiges, Maria ad nives, Maria zur Schnee, Maria Sneeuw, Maria della neve. Op dezen dag gaan de Brusselsche kantwerksters naar het altaar der Madonna en bidden haar, om haar werk zoo wit als sneeuw te maken. De Roomsche kerk heeft een legende gereed om te verklaren waarom juist de 5e augustus aan Maria-Sneeuw gewijd is. Zij luidt aldus.
Das Kloster VII, t.a.p. Daar vind ik ook dat te Nivelles bij Namen eene kerk voor Marie aux Neiges staan moet. Baedeker spreekt wel van de kerk, maar niet met dien naam. De naam der stad klinkt als eene herinnering.
Een heer, in Waalwijk woonachtig, plaatste op den 5en Augustus een arreslede geheel opgetuigd op een wagen, spande er de paarden voor, kleedde zichzelven in pels en bont en reed zoo het dorp door. Dit wekte groote verontwaardiging bij de katholieke bevolking, die er eene belediging van Maria in zag. (Mondeling uit Waalwijk)
Deze legende is niet op Maria gemaakt, maar men kan aantoonen dat ze omwerking is van eene Duitsche sage, waaruit blijkt dat eertijds aan Holda de sneeuwval toegeschreven werd. Men oordele: Kaiser Ludwig führte allzeit ein Mariënbild an seinem Halse; nun begab sich's dass er ritt durch einen Wald, stieg ab seine Füsse zu decken und setzte dieweil das Bild auf einen Stein. Als er 's darauf wieder zu sich nehmen wollte, vermochte er es nicht von der Stätte zu bringen. Da fiel der König auf die Knie und betete zu gott: dass Er ihm kund thäte, ob er einer Missethat schuldig wäre, derentwegen das Bild nicht von dem Steine weichen wollte? Da hörte er eine Stimme rufen die sprach: soferne und weit ein Schnee fallen wird, so gross und weit sollt du einem Thumb bauen zu Mariën Ehre! Und alsbald hub es an vom Himmel zu schneien auf die Stätte; da sprach Ludwig: (niet zooals men, na al 't gebeurde, verwachten zou: Dies ist Marienschnee, maar) Dies ist Hilde-Schnee, und es soll auch Hildeschnee heissen. Daarop bouwde hij de kerk, en de stad die langzamerhand daaromheen oprees, heette (al wederom niet Mariaheim, maar) Hildesheim.
Men ziet het, de keizer is nog niet zulk een goed Christen en Maria-dienaar, of hij denkt bij 't vallen van de sneeuw dadelijk aan Hille en ook de stadsnaam luidt naar haar.
Het is moeielijk zich een zoodanig wezen voor te stellen, en dit bezwaar zal ook voor de oude Duitschers hebben bestaan. Meer waarschijnlijk dacht men zich de godin ergens plaatselijk, boven in den hemel, vanwaar zij de sneeuw zond, of ook van daaruit in den stormwind over de aarde trok. Wat ons bleek van Holda ten opzichte van wind en sneeuw, dat hier nml. haar oorspronkelijke eenheid met Frigg duidelijk uitkomt, geldt ook van haren invloed op een ander gedeelte der weêrsverschijnselen; zonneschijn en helderen hemel.
De chrysomela is de Duitsche Goldlaubkäfer met een prachtigen goudglans. De Coccinella zal ons voornamelijk bezighouden. Hij is half-kogelvormig gewelfd, rood, geel of met zwarte punten en leeft op planten. De bekendste soort in de mythologie is de Coccinella Septempunctata, naar de zeven zwarte puntjes op de roode vleugels. Van de vele namen die hij in het Folklore draagt, geeft reeds Rösel er eenige op. Dezelve heeft ook boven andere kevers dien bijzondere voorrang dat men het Gods koetje, Gods schaapje, Mariën-kevertje, Lieven Heerschwormpje noemt, dewijl deze kevers, gelijk de heer Frisch in zijne Beschrijving van allerlei Insecten IV, 2 zegt niet alleen geen schade doen, maar zich ook alreede op het eerste Mariën-feest, namelijk dat van Maria-reiniging laten zien. Ook hebben ze, volgens het zeggen van den heer Reaumur in zijne Mem. pour servir à l'Histoire des Insectes Tome III, mem. Ii, p394 Ed. Paris, daar hij dezen kever onder de wormen, die de Bladluizen opeeten, beschrijft, in 't Fransch even dergelijke naamen die hij onderstelt dat hun van de kinderen gegeven zijn, nademaal zij dezelve Vaches à Dieu, Bêtes à Dieu, Chevaux de Dieu, Bêtes de la Vierge, Gods koetjes, Gods Diertjes, Gods Paardjes en Mariën Diertjes noemen.
Andere namen luiden: Mariënkühlein, Unserer Lieben Frauen Kühlein, Herrgottshünschen, der liebe froue henje, la Gallina del Signora (Grauwbunderland), Marihöne (Deensch), Muttergottslämchen.
In Mecklenburg zegt men dat Frau Gauden veel van kinderen houdt die zingen:Ladybird, Ladycow, Ladyfly, bête à la Vierge, vache à Dieu.Fru Gauden hett mi 'n Lämmken gewen Dormit sall ik in Freuden lewen.
Ook met de andere functie dezer godin. In Zweden laten de meisjes hem op de hand omkruipen; vliegt hij op, dan letten zij op den kant waarheen, want van die zijde komt haar bruidegom:Jungfru Marie, Nyckelpie (d.i. piga) fly öster, flyg vester flyg dit min Käreste bor (minnaar woont). Bij Mannhardt.
Uit Dömitz:Leveren deze rijmpjes alzoo geene zwarigheid op, moeielijker te verklaren vallen andere, waarin men den kever aanraadt te vluchten voor het gevaar, waarmede een zeker land wordt bedreigd, dat meestal Engelland, soms Pommerland heet.Sünnenworm fleeg' oewert hus Bring mi morr'n good weder! Sünnenworm fleeg oewer min hus Bring mi morgen good weder tot hus.
Uit Serrahn:Sünnworm fleig äwer 't hus Bring uns morgen gaud weder in 't hus!
Uit Landau a.d. Isar.Suwendkäfer flieg i 'n brunn Bring uns heut und morngn ei schöne sunn!
Uit WeenenKäferls, käferl, flieg nach Mariabrunn, und bring uns ä schöne sunn.
(Plaatsen bij Mannhardt)Frauenkäferls sitzt auf's stühl melk dein kühl flieg hinte die tanébam Und mach mir ein schön warme suneschei.
Ook bij ons:Herrgottspferdchen fliege, Vater ist im kriege Mutter ist in Engelland, Engelland ist abgebrannt Herrgottspferdchen fliege! Kritzkrebs fliege Dein Vater ist im kriege Deine Mutter ist in Engelland, Engelland ist abgebrannt, Hinter der kirche liegt der sand, Ausgestreut vor Engelland.
Vergelijk hiermede:Kroene kranen Witte zwanen, Wie wil meê naar Engelland varen? Engelland is gesloten De sleutels zijn gebroken, In Engelland Daar stuift het zand. enz. [Van Vloten, w.a. I,21]
OfKrûne krâne swikkle swâne Waner söffe no Engelland fâre? Engelland is geslôten De slôtel is tobrôken etc. [Mannhardt, G.M. 328]
Mariënwörmken flîg furt Flîg furt nach Engelland Engelland ist zugeschlossen Schlüssel davon abgebrochen. [Omstreken van Potsdam, Mannhardt]
Pommerland bijv. in:Achter de karke daar ligt rood zand, Het is de booiem van Engelland, Engelland en Spanje, Drie appeltjes van oranje, enz.
Weer eene andere variatie luidt:Maikäferchen fliege Dein Vater ist im Kriege, Deine Mutter ist im Pommerland Pommerland ist abgebrannt Makäferchen fliege
Ook de Maygaren schijnen zulk eene herinnering te bezitten, volgens deze vertaling van een hunner meikeverliedjes:Lady bird hie thy way home They home is on a fire, they children will burn.
Het aantal deze rijmpjes is ontelbaar, maar zij zijn alle variaties op hetzelfde thema. De bron, in deze liedjes voorkomend, is voor Mannhardt, wij zagen het reeds meermalen, de hemelsche kinderbron waar de zielen vertoeven. Hij wijst verder aan dat de glasberg, die in vele sprookjes voorkomt, identiek is met het Engelland dezer liedjes en beide het blauwe hemelrijk beteekenen.Lady bird, lady bird, fly away, fly away The Turks are coming, they will Throw you into a well full of Salt water; they will take you Out of that and break you on the wheel.
A.w.s. 332 ff. Een variant op de bekende vraag der booze koningin in Sneeuwwitje luidt:Spiegel unter der Bank sieh in dieses Land, sieh in jenes Land, Wer ist die Schönste in Engelland?
Dit Engelland is niet Groot-Brittannië, maar het land der engelen, elven en maren, het lichte hemelruim en vandaar moeten de kevers het schoone weder aanbrengen. Dat Engelland in brand staat verklaart hij aldus, dat hier de gloed van het avondrood mede wordt bedoeld en dat de kever zich haasten moet terug te keeren, omdat anders de toegang voor hem gesloten is. Dit doodenrijk Engelland dacht men zich als een eiland, vandaar de lijkverbranding op een schip.
Baldrs lijkverbranding. Gylfag. 49. De vikingen worden in schepen begraven. In onderscheidene heiligenlegenden wordt verteld, dat het lijk op een schip wordt geplaatst en aan den stroom overgelaten.Zoo vertellen Duitsche sagen van dooden die zich de rivier laten overzetten, en Berchta trekt met de heimchen over de Saale. De kevers zijn dan ook de zielen der afgestorvenen, of ook de elven. Vandaar dat ze bij Holda, de doodsgodin, thuis behooren. Achter deze hemelsche bron, zegt Mannhardt verder, deze wolkenmassa, heeft frau Holda zonneschijn, regen en sneeuw verborgen. Is de zon verborgen, rust zij in het huis der godin, dan rusten ook de elven; doet Holda de deuren des hemels open ('de sleutels zijn gebroken' betekent dus slecht weêr), dan treedt de zon naar buiten. Zóó verklaart zich dan tevens het geloof dat Maria de wolken drijft met een staf.
Terwijl ik boven trachtte aan te toonen dat Holda's doodenrijk niet boven de aarde te zoeken was, en ook thans nog Mannhardts meening daarover mij niet de ware toeschijnt, acht ik wel zijne verklaring de juiste wat het verblijf der godin aanbelangt, die stormen, sneeuw en zonneschijn zendt; dit bevond zich zeker in den hemel. Wat den oorsprong van den naam Engelland betreft, waag ik niet te beslissen. Is het Engelenland gelijk Mannhardt wil? Noemde men het Engelland omdat men een Angelen-land kende, dat ook aan de overzijde der zee was gelegen? Dit laatste is gewis niet onmogelijk en de variatie Pommerland is dan van lateren datum.
Midden op de Veluwe is een boschrijke plaats, schaars van vreemden bezocht, maar meer dan eenig ander rijk aan merkwaardige herinneringen - het is Engelanderholt. Een geringe buurtschap, Engeland genoemd, was daar reeds in 801 bekend, wellicht ontstaan uit de woningen der priesters bij het heiligdom. Zeker edelman, Folkerus, schonk in 855 eenige goederen aan de abdij Werden, waaronder onderscheiden bosschen op de Veluwe en eenige landerijen, gelegen te Urthunsula. Deze naam is thans onbekend, maar op de oude kaart van Pontanus staat, juist bij het Engelanderholt, een buurtschap Ourden aangeteekend, dat is de bedoelde plaats.265
Urthunsula = zuil der godin Urd, d.i. de Noorsche Urdr... Indien de identeit van Urthunsula en Ourden doorgaat, dan is Engelanderholt oorspronkelijk een heilig bosch geweest, waar ook volksvergaderingen werden gehouden. Nog in 1424 lieten de hertogen van Gelre zich daar huldigen. Te dezer plaatse is door Dr. L.J. Janssen een wetenschappelijk onderzoek ingesteld, en de voorwerpen daar gevonden getuigen dat de bewoners die plaats voor heilige verrichtingen afzonderden." [Gelderse volksalmanak 1851.]
Het vermoeden dat dit Engelanderholt wijst op het verblijf der Angelen in deze landen wordt door P.C.Molhuijzen als zekerheid aangenomen.
Zóó kunnen er meer bestaan hebben of nog bestaan. Doch het is niet toevallig dat de naam Engeland meer voorkomt.Maikäfer flieg Dein Vater ist im Krieg Deine Mutter ist in Hollerland Hollerland ist abgebrannt! Juch he!
Heeft iets dergelijks plaats gehad bij de Russische legenden der Baba Yaga? Uit haar huis rijdt 's morgens een witte ruiter op een wit paard: de schemering. Daarna een roode ruiter op een rossig paard: de zon. 's Avonds een zwarte op een zwart paard: de nacht. Zij zijn allen Baba Yaga's dienaars.Vasilissa the fair bij Ralston, Russian folktales, p. 150 ss. Tylor, Anfänge I, 336, 337. Is deze trek m.a.w. ook van de hemelkoningin op Baba Yaga, die toch op de aarde woont, overgegaan?