Tijdens de catechisatie van vandaag aandacht voor de ziener Bileam en zijn sprekende ezelin.
Centraal tijdens dit bijbelklasje: de vrijheidsrede van Zambrias (Zimri) tegen Mozes, die hem vraagt terug te keren naar de wet die Mozes zelf voorschreef.
Deze geschiedenis staat in de bijbel beschreven in Numeri 22 - 25. Bij Josephus Flavius staat het in boek vier, vers 100 - 156 (hoofdstuk zes).
Bileam/Balam was een ziener die bij de Eufraat in Mesopotamië woonde. De volken daar, de Midianieten en de Moabieten, zagen hoe Mozes en zijn volk oprukten uit Egypte, alles en iedereen plunderend en overwinnend die zij tegenkwamen. Bevangen door angst sloten zij een verbond tegen Israël.
Balak, de Moabitische koning, nodigde Balam uit om een vloek uit te spreken tegen Israël. Zijn vloeken kwamen namelijk altijd uit, dus een aanval tegen Midiaan en Moab zou er door mooi worden afgeslagen.
Maar Balam kon alleen de woorden uitspreken die god hem in de mond legde, en dat waren zegeningen over Israël en voorspellingen over grote rijkdom, en zegenrijke victorie. Midian en Moab waren hier niet blij mee, en probeerden Balam te paaien zijn profeties te herzien.
In de bijbel staat dat het Israelische volk na de succesprofeties begon te hoereren met de Moabitische vrouwen, en hun goden ging aanbidden. (Numeri 25:1)
Flavius Josephus vermeldt dat ze dit deden volgens een suggestie van Balam, die hij uitgebreid beschrijft.
Balam vroeg god wat hij nou moest doen, en deze antwoordde dat Balam de gezanten niet moest tegenspreken, maar naar Balak moest gaan. Onderweg werd het pad belemmerd door een grote engel, die door god was gestuurd. De ziener zag de engel niet, maar zijn ezel zag hem wel. Het beest week uit en weigerde verder te gaan. Ontstemd geselde Balam de ezel met zijn stok. Ten slotte zakte de ezelin van de pijn door haar poten, en zei klaaglijk tegen Balam dat deze wrede behandeling onrechtvaardig was, omdat er een grote engel in de weg stond.
Ontdaan doordat de ezel opeens bleek te kunnen spreken, zag Balam de engel nu ook. De engel zei dat de ezel geen schuld trof, maar dat hij door god was gezonden, die vertoornd was omdat Balam tegen de wil van god handelde. De engel kwam met een opdracht, die door Balam werd uitgevoerd.
Hier even verder met de versie van Josephus Flavius.
Er werden zeven altaren gebouwd, en hierop werden evenveel rammen en stieren gebrandofferd. Vervolgens sprak Balam een grootse zegen uit over het Israelische volk. Hier een klein stukje:
[boek IV, 116] Wanneer jullie zo talrijk zijn geworden, zal God niet ophouden jullie in vredestijd een overvloed van allerlei zegeningen te geven en in oorlogstijd de overwinning en de heerschappij. [117] Laten de kinderen van jullie vijanden maar branden van verlangen om de wapens op te nemen en met jullie de strijd aan te gaan. Want niemand van hen zal als overwinnaar terugkeren of in staat zijn de harten van zijn kinderen en vrouw te verblijden.
Balak was behoorlijk ontstemd, maar Balam legde uit dat hij alleen maar de woorden kon uitspreken die hem door god in de mond waren gelegd. Maar hij wilde nog wel eens iets proberen. Vervolgens viel hij met zijn gezicht op de grond, en schetste een beeld van de rampspoed die de koningen en meeste steden in de toekomst te wachten stond. Balak was woedend, maar Balam wilde toch iets goeds doen voor Moab.
Hij gaf het volgende advies. De Midianieten en Moabieten moesten de meisjes naar de Israelische jongens sturen en hun hartstochten losmaken. Als ze de jongens in hun liefde hadden verstrikt, moesten de meisjes terugkeren met als verklaring dat ze hun ouderlijke huizen en de tederheid en liefde van hun ouders en familieleden niet wilden missen.
Maar als de jongens echt van de meisjes hielden, vroegen de meisjes, moesten ze zich losmaken van hun gesloten gemeenschap, waarin de gewoontes volledig afweken van die van de rest van de wereld. Ze wilden alleen met de jongens trouwen als ze de goden en gewoontes van het land waar ze binnenvielen wilden overnemen. Er werd dus, aldus Josephus, aan de Israelieten gevraagd zich aan te passen aan de mensen waar ze mee zouden samenleven, of anders een andere wereld te zoeken, waarin ze alleen en in overeenstemming met hun (sterk afwijkende) wetten zouden kunnen leven.
Zoals de meisjes vroegen, gebeurde het, tot afgrijzen van hen die zich aan de regels van Mozes wilden houden.
Naar aanleiding van het 'hoereren' zegt de bijbel:
'Neem al de stamhoofden en hang hen op ter ere van de Heer in de volle zon; opdat de hitte van de toorn van de Heer zich van Israel afwendt. En Mozes zei tot Israels rechters: ieder van u doodt wie van zijn mannen zich aan Baal Peor hebben gekoppeld.' (Numeri 25:3-5)Bij Josephus vindt de slachtpartij pas plaats pas na de rede van Zambrias (Zimri). Deze legt uit waarom de jongemannen liever de gewoontes van de Midianieten en Moabieten overnemen dan blijven bij de heerszuchtige, zwartgallige Israelieten. Zijn pleidooi volgt zo.
In de bijbel wordt als volgt gereageerd op de opdracht van Mozes:
'En zie, daar kwam een Israeliet het leger in en bracht een Midianitische tot zijn broeders, ten aanschouwen van Mozes en de hele gemeente der Israelieten, terwijl zij weenden aan de ingang van de tent der samenkomst.' (Numeri 25:6)Het is voor mij niet moeilijk in te zien waarom de Israelieten weenden: omdat Mozes de rechters had bevolen al hun broeders en vrienden die 'hoereerden' met het andere volk te doden. Maar:
(Numeri 25:7) "Maar Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aaron stond toen hij dit zag op uit het midden der gemeente, nam een lans in de hand, ging de Israeliet in het slaapvertrek (qubbah) achterna en doorstak hen beiden in het onderlijf (qebah).' Voor deze verraderlijke daad wordt Pinehas speciaal door god geloofd: '' Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aaron, heeft mijn gramschap van de Israelieten afgewend, doordat hij onder hen geijverd heeft zoals ik ijver.'
Pinehas heeft door de moord het joodse volk met god verzoend, waarvoor hij het eeuwige priesterschap ontving. Vervolgens werden ook anderen vermoord.
Na deze eremoord wordt er opeens een plaag geïntroduceerd die als dank voor het moorden van afvalligen werd beëindigd, maar centraal staat dat het 'hoereren' met andere volken wordt gestraft.
In de bijbel blijkt al hoe intolerant de joden zich volgens hun wet dienen op te stellen jegens mensen die zich vermengen met anderen volken. Josephus maakt door de argumentatie van Mozes en de rede van Zambrias als reactie hierop helemaal duidelijk wat de tegenstelling inhoudt.
[Boek IV; 10:141] Onder hen [de Israelieten die 'hoereerden' met de Midianieten en Moabieten] was ook Zambrias (in de bijbel Zimri), de hoofdman van de stam Simeon. Hij leefde samen met Chosbia (in de bijbel Kozbi), een Midianitische, de dochter van Sur, die destijds vorst over dat volk was. Op verzoek van deze vouw liet hij de instituties van Mozes voor wat ze waren en wijdde hij zich aan de cultus die haar naar de zin zou zijn.
[142] Zo was de situatie toen Mozes, bevreesd dat er iets ergers zou gebeuren, het volk in vergadering bijeenriep. Hij beschuldigde niemand met name, om hen die in het geheim waren afgevallen maar nog tot berouw konden worden gebracht niet tot wanhoop te drijven.
[142] Hij zei alleen dat ze zich gedroegen op een manier die henzelf en hun voorvaderen onwaardig was, als ze geneugten stelden boven god en een godvrezend leven. Het paste hun, nu het nog goed met hen ging, hun leven te beteren. Ze moesten niet denken dat dapperheid bestond uit het schenden van de wetten, maar in het beheersen van de begeerten.
[144] Hij voegde er nog aan toe dat het niet redelijk was dat zij die in de woestijn eenvoudig hadden geleefd, zich nu in welstand liederlijk gedroegen en door verkwisting verloren wat ze door onthouding hadden verworven. Met deze woorden probeerde Mozes de jongeren weer op het rechte pad te brengen en hen hun daden te laten overdenken.
[11:145] Na zijn toespraak stond Zambrias op. "Leef jij zelf maar,' zo zei hij, 'volgens deze wetten waarvoor je zelf zo geijverd hebt en die je alleen maar onder het volk hebt kunnen invoeren dankzij de goedmoedigheid van deze mensen. Als dat namelijk niet zo zou zijn, zou je al dikwijls tot je eigen schade hebben onvervonden dat de Hebreeërs niet zo gemakkelijk om de tuin te leiden zijn.
[146] In mij zul je geen trouwe opvolger van je tirannieke bevelen vinden. Tot nu toe heb je met je kwalijke praktijken namelijk niet anders gedaan dan onder het voorwendsel van wetten en van God slavernij brengen over ons, en de heerschappij aan jezelf gegeven. Je hebt ons de aangename dingen van het leven afgenomen en ons beroofd van een levenswijze die past bij vrije mensen die geen meester hebben.
[147] Op deze manier zou je voor de Hebreeërs nog lastiger kunnen zijn dan de Egyptenaren, omdat je wat ieder uit vrije wil wil doen onder de wetten wilt plaatsen en daarnaar wilt straffen. Maar veeleer verdien jij zelf straf, omdat je afwijst wat alle andere mensen unaniem als goed beschouwen en tegen de mening van allen in hardnekkig vasthoudt aan je eigen vreemde opvattingen.
[148] Ik zou mijn huidige positie niet waard zijn, als ik eerst zou oordelen dat wat ik doe goed is en vervolgens schroomde dat openlijk in de vergadering toe te geven. Ik heb, zoals jij zegt, een vreemde vrouw gehuwd. Inderdaad, uit mijn eigen mond zul je horen wat ik heb gedaan. Zo past het een vrij man. Ik heb absoluut niet de bedoeling dat te verbergen.
[149] Ja, ik offer aan goden aan wie ik geacht word te offeren, omdat ik het juist acht voor mijzelf de waarheid te zoeken bij velen in plaats van te leven als onder een tirannie en alle hoop voor mijn hele leven op één man te baseren. En niemand zal zich erop kunnen beroemen dat hij meer zeggenschap over mijn daden heeft dan mijn eigen vrije wil'.
Deze inspirerende, bevlogen woorden van Zambrias leidden ertoe dat Mozes aarzelde de wet ten uitvoer te brengen. Vele Israelieten hadden zich ten slotte al vermengd met andere volken. De vergadering werd dus ontbonden. En misschien zou Zambrias op dit moment een halt hebben kunnen toeroepen aan de heerszuchtige haatcultus die tot de dag van vandaag mensen onder de duim houdt en ze niet toestaat samen met anderen volken te leven en hun gewoontes over te nemen.
Maar toen stond Phineës op.
152]Omdat Zambrias' onbeschaamdheid te grote vormen zou hebben aangenomen doordat ze onbestraft bleef, besloot hij het recht in eigen hand te nemen en te voorkomen dat de wetteloosheid nog verder om zich heen zou grijpen wanneer de aanstichters ongestraft bleven.
[153] Phineas beschikte over zo'n stoutmoedigheid en lichaamskracht dat als hij zich in een gevaarlijk avontuur stortte, hij niet eerder opgaf voordat hij de strijd had beslecht en als overwinnaar te voorschijn was gekomen. Hij ging naar Zambrias' ten, doorstak hem en Chosbia met een groot zwaard en doodde hen.
[154] Alle jongeren die zich door dapperheid en roem wilden onderscheiden, volgden het voorbeeld van Phineës en doodden degenen die aan hetzelfde vergrijp als Zambrias schuldig waren.
En zo zie je maar weer hoe voordelig het voor je idealen is om je critici van het leven te beroven.
De moordenaars van de verdedigers van de vrijheid werden de helden die de geschiedenis schreven.
Zo konden zij de vrijheid bekladden als een zonde, onderwerping roemen als het beheersen van je begeerten en hun zwartgallige levensvisie verder over de wereld verspreiden.
Gelukkig heeft Josephus de woorden van Zimri onsterfelijk gemaakt!
