Forum godinnen en beeldvorming | weblog | godinnen | forum home ||
|
Maimonides writes that Abraham was a Sabian.
“In these books and in their chronicles, the history of Abraham our father is given in the following manner. Abraham was brought up in Kutha; when he differed from the people and declared that there is a maker beside the Sun, they raised certain objections and mentioned in their arguments the evident and manifest action of the Sun in the Universe. … In short the king put him in prison; but he continued many days while in prison to argue against them At last the king was afraid that Abraham might corrupt the kingdom and turn the people away from their religion; he therefor expelled Abraham into Syria after having deprived him of all his property.” (83)
In this story Abraham comes from Kutha not Ur of the Chaldees. Kutha is one of the locations specifically named for having Mandaeans.
“Abu al-Zanad (D. 130/747), who was from Iraq, remarks that they are a tribe who lives in ‘Kutha’ in Iraq.” (84)
In another story about Abraham as describe by ‘Ibn Sankila, quoted by al-Bruni:
“Abraham left the community simply because leprosy appeared on his foreskin and that everybody who suffered from this disease was considered impure and excluded from all society. Therefore he cut off his foreskin i.e. circumcised himself. In this state he entered one of their idol-temples when he heard a voice speaking to him: ‘O Abraham, you went away from us with one sin and you return with two sins. Go away and do not come to us again.’ Thereupon Abraham seized by wrath, broke the idols in pieces and left their community.” (85)
The story goes on to describe Abraham sacrificing his son to the planet Saturn. When the planet Saturn sees that he is truly repented Saturn allows Abraham to sacrifice a ram instead. Whereas part of this Abraham story is in line with the Jewish tradition, it also holds some unique connection with the Mandaeans tradition in the area of why he was circumcised.
“Abraham was of our people-we called him Bahram. Yes, he was a Mandai, a Nas'urai. His brother was a rish 'amma (head-of-the-people, a king-priest), and they were a family of priests. Bahram developed a sore (dumbala) and, because of it, he was circumcised. He was very troubled when this happened, for being thus he could no longer act as a slaughterer or priest. For the Mandai do not accept maimed persons, or those who have lost a finger, ear, or part of any member as their priests. These are henceforth unclean.
He dared not tell his brother, but his brother discovered what had happened and said to him: 'It is written that you may not be a priest any more. No doubt the origin of your sickness was in darkness, and you committed a fault; for, to the pure, no sickness may come.”
Legends connect Sarah's death with the sacrifice of Isaac (ib. lviii. 5), there being two versions of the story. According to one, Samael came to her and said: "Your old husband seized the boy and sacrificed him. The boy wailed and wept; but he could not escape from his father." Sarah began to cry bitterly, and ultimately died of her grief (Pirḳe R. El. xxxii.). According to the other legend, Satan, disguised as an old man, came to Sarah and told her that Isaac had been sacrificed. She, believing it to be true, cried bitterly, but soon comforted herself with the thought that the sacrifice had been offered at the command of God. She started from Beer-sheba to Hebron, asking every one she met if he knew in which direction Abraham had gone. Then Satan came again in human shape and told her that it was not true that Isaac had been sacrificed, but that he was living and would soon return with his father. Sarah, on hearing this, died of joy at Hebron. Abraham and Isaac returned to their home at Beer-sheba, and, not finding Sarah there, went to Hebron, where they discovered her dead ("Sefer ha-Yashar," section "Wayera"). During Sarah's lifetime her house was always hospitably open, the dough was miraculously increased, a light burned from Friday evening to Friday evening, and a pillar of cloud rested upon the entrance to her tent (Gen. R. lx. 15).W. B. J.
Ibri zou taalkundig/etymologisch dus kunnen duiden op een inwoner van een streek of plaats met de naam "oversteken/oversteekplaats." Er is een stad in Sumer met precies die naam: Nippur (Ni.Ib.Ru). Dat de 'n' wegviel bij de vertaling van Sumerisch naar Akkadisch/Hebreeuws is niet vreemd, want dat kwam vaak voor. Ni-ib-ri, een inwoner van Nippur.
Noot bij Oudheden
(18) That the Jews were called Hebrews from this their progenitor Heber, our author Josephus here rightly affirms; and not from Abram the Hebrew, or passenger over Euphrates, as many of the moderns suppose. Shem is also called the father of all the children of Heber, or of all the Hebrews, in a history long before Abram passed over Euphrates, Genesis 10:21, though it must be confessed that, Genesis 14:13, where the original says they told Abram the Hebrew, the Septuagint renders it the passenger, (GREEK): but this is spoken only of Abram himself, who had then lately passed over Euphrates, and is another signification of the Hebrew word, taken as an appellative, and not as a proper name.
51. En voorheen schonken Wij aan Abraham zijn rechtschapenheid en Wij kenden hem goed.
52. Toen hij tot zijn vader en tot zijn volk zeide: "Wat zijn deze beelden waaraan gij zo gehecht zijt?"
53. Antwoordden zij: "Wij vonden dat onze vaderen deze aanbaden."
54. Hij zeide: "Voorwaar, gij met uw vaderen verkeert in duidelijke dwaling."
55. Zij zeiden: "Hebt gij ons de waarheid gebracht, of speelt gij slechts met ons?"
56. Hij antwoordde: "Neen, uw Heer is de Heer van de hemelen en van de aarde, Die deze schiep en ik leg getuigenis er van af."
57. En, bij Allah, ik zal tegen uw afgoden een plan beramen nadat gij hun uw rug hebt toegewend."
58. Alsdan brak hij ze in stukken, behalve de grootste daarvan, opdat zij zich tot hem zouden wenden.
59. (Toen zij dit zagen) zeiden zij: "Wie heeft dit onze Goden aangedaan? Voorwaar, hij moet een boosdoener zijn."
60. Enigen hunner zeiden: "Wij hoorden een jonge man over hen spreken; hij heet Abraham."
61. Zij zeiden: "Brengt hem dan voor de ogen des volks, opdat zij kunnen getuigen."
62. Zij vroegen: "Hebt gij dit onze Goden aangedaan, o Abraham?"
63. Hij antwoordde: "Iemand heeft het gedaan; dit is de grootste van hen. Vraagt hen of zij kunnen spreken."
64. Toen kwamen zij tot inkeer en zeiden (bij zichzelf) "Gij zijt zelf de boosdoeners."
65. En zij lieten (beschaamd) het hoofd hangen, "Gij weet wel dat deze niet kunnen spreken."
66. Hij zeide: "Aanbidt gij dan in plaats van Allah datgene wat u geenszins kan baten noch schaden?"
67. "Schande over u en over hetgeen gij buiten Allah aanbidt. Hebt gij dan geen verstand?"
68. Zij zeiden: "Verbrandt hem en helpt uw goden indien gij iets wilt doen."
69. Wij zeiden: "O vuur, wees koel en onschadelijk voor Abraham."
70. En zij wensten hem kwaad te doen doch Wij deden hen de grootste verliezers zijn.
71. En Wij redden hem en Lot en voerden hen naar het land dat Wij zegenden voor alle volkeren.
In de dagen van de machtigen koning Nimrod leefde in Mesopotamia een man met de naam Abraham. De vader van Abraham, die Azar heette, was een maker van afgodenbeelden , die door de mensen werden vereerd. Maar Abraham geloofde maar in 1 god, en niet in goden die met de hand waren gemaakt.
Azar stuurde Abraham en zijn andere zonen naar de markt om de beelden te verkopen. Maar Abraham riep naar de voorbijgangers: "Wie zou mijn afgodsbeelden willen kopen? Ze zullen je niet helpen, en kunnen je ook geen kwaad doen. Wie zou ze willen kopen?"
Vervolgens bespotte Abraham de godenbeelden van hout. Hij nam ze mee naar de rivier, duwde hun gezichten in het water en beval: "Drink! Drink!"
Tenslotte zei Abraham tegen zijn vader: "Hoe kun je iets vereren wat niet kan horen of zien, of iets goeds voor je kan doen?"
Azar antwoordde: "Durf je de goden van onze mensen te ontkennen? Verdwijn uit mijn gezicht!"
"Moge god je vergeven," zei Abraham. "Ik wil niet langer leven bij jou en je idolen." En hij verliet het huis van zijn vader.
Nu kwam de tijd van een van de feesten van het dorp. De mensen verzamelden zich rond de tempel en brachtten offers en voedsel naar hun goden.
Abraham bevond zich onder hen, en zei: "Wat loop je te vereren? Horen deze afgoden je als je ze roept? Kunnen ze je helpen of kwaad doen?"
Maar hun enige antwoord was: "Dit is zoals onze voorvaderen het altijd hebben gedaan."
"Ik ben ziek van jullie goden!" verklaarde Abraham. "Ik ben waarlijk hun vijand."
Toen de mensen waren vertrokken, nam Abraham wat voedsel en hield het voor de afgoden. "Waarom eet je niet?" vroeg hij spottend. "Heb je geen honger? Spreek tegen me!" En hij sloeg in hun gezichten.
Toen nam Abraham een bijl, en sloeg de beelden aan stukken - alle behalve het grootste beeld, de oppergod van de mensen. En hij bond de bijl aan de hand van dat beeld.
Toen de mensen terugkwamen, waren ze geschokt toen ze zagen dat al hun goden waren gebroken en versplinterd rond de tempel lagen. Toen herinnerden ze zich hoe Abraham had gesproken, en lieten hem halen.
"Abraham," zei de hoofdman, "Heb jij dit gedaan?"
"Het moet toch iemand geweest zijn!" antwoordde hij. "Hun hoofdgod staat daar met de bijl in de hand. Misschien werd hij jaloers en vernietigde de rest. Maar waarom vraag je het hem niet?"
De hoofdman zei: "Je weet dat ze slaan noch spreken."
"Waarom zou je dan de goden aanbidden die je maakt?" eiste Abraham. "Aanbid in plaats daarvan de Schepper van Alles!"
Maar een paar mensen luisterden. Abraham werd gegrepen en naar koning Nimrod gebracht om te worden gestraft.
Toen Nimrod de aanklagers hoorde, wendde hij zich tot Abraham. "Waar is de machtige god waar je het over had?
""Hij is het de leven en dood schenkt," antwoordde Abraham.
"Maar ook ik geef leven en dood," zei Nimrod. "Ik schenk genade aan een schuldige die ter dood was veroordeeld - dan executeer ik een onschuldige!"
"Dat is niet zoals mijn Heer het doet," zei Abraham. "Maar luister: elke ochtend laat mijn heer de zon opgaan in het oosten. Kun jij hem laten opgaan in het westen?"
Toen werd Nimrod kwaad. Hij liet een groot vuur aanleggen, gaf opdracht Abraham te binden en gooide hem in het vuur. Maar het vuur brandde alleen de koorden, en ze zagen Abraham vredig in de vlammen zitten. Naast hem zat een engel die eruit zag als Abraham, en die hem beschermde.
Hierna probeerde Nimrod Abraham geen kwaad meer te doen. Abraham keerde terug naar zijn stad, waar hij degenen die maar in 1 god geloofden verzamelden. Toen trok hij naar het westen, en stelde het geloof in de Heer.
So they gathered together a huge amount of wood. As-Suddi said, "I if a woman was sick, she would make a vow that if she recovered she would bring wood to burn Ibrahim. Then they made a hole in the ground and set it aflame, and it burned with huge sparks and immense flames. There had never been a fire like it. They put Ibrahim, peace be upon him, into a catapult, at the suggestion of a nomadic Kurdish man from Persia.'' Shu`ayb Al-Jaba'i said, "His name was Hayzan, and Allah caused the earth to swallow him up, and he will remain sinking into it until the Day of Resurrection. When they threw him he said, `Sufficient for me is Allah, and He is the best disposer of affairs.' '' This is similar to what Al-Bukhari recorded from Ibn `Abbas that Ibrahim said, "`Sufficient for me is Allah, and He is the best disposer of affairs,'' when he was thrown into the fire,
- (O fire! Be you cool and safety for Ibrahim!), and there was no fire left on earth that was not extinguished.'' Ibn `Abbas and Abu Al-`Aliyah said: "Were it not for the fact that Allah said,
(and safety), Ibrahim would have been harmed by its coldness.'' Qatadah said: "On that day there was no creature that did not try to extinguish the fire for Ibrahim, except for the gecko.'' Az-Zuhri said: "The Prophet commanded that it should be killed, and called it a harmful vermin.''
7 Ook zei de HEER tegen hem: ‘Ik ben de HEER, die jou heeft weggeleid uit Ur, uit het land van de Chaldeeën, om je dit land in bezit te geven.’ 8 ‘HEER, mijn God,’ antwoordde Abram, ‘hoe kan ik er zeker van zijn dat ik het in bezit zal krijgen?’ 9 ‘Haal een driejarige koe,’ zei de HEER, ‘een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge gewone duif.’ 10 Abram haalde al deze dieren, sneed ze middendoor en legde de twee helften van elk dier tegenover elkaar. Alleen de vogels sneed hij niet door. 11 Er kwamen gieren op de kadavers af, maar Abram joeg ze weg.
12 Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel Abram in een diepe slaap. Opeens werd hij overweldigd door angst en diepe duisternis. 13 Toen zei de HEER: ‘Wees ervan doordrongen dat je nakomelingen als vreemdeling zullen wonen in een land dat niet van hen is en dat ze daar slaaf zullen zijn en onderdrukt zullen worden, vierhonderd jaar lang. 14 Maar ik zal hun onderdrukkers ter verantwoording roepen, en dan zullen ze wegtrekken, met grote rijkdommen. 15 Wat jou betreft: je zult in vrede met je voorouders worden verenigd en in gezegende ouderdom begraven worden. 16 Pas de vierde generatie zal hierheen terugkeren, want pas dan hebben de Amorieten zo veel misdaden bedreven dat de maat vol is.’
17 Toen de zon ondergegaan was en het helemaal donker was geworden, was daar plotseling een oven waar rook uit kwam, en een brandende fakkel die tussen de dierhelften door ging. 18 Die dag sloot de HEER een verbond met Abram. ‘Dit land,’ zei hij, ‘geef ik aan jouw nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat: 19 het gebied van de Kenieten, Kenizzieten en Kadmonieten, 20 de Hethieten, Perizzieten en Refaïeten, 21 de Amorieten, Kanaänieten, Girgasieten en Jebusieten.’
"Abraham," zei de hoofdman, "Heb jij dit gedaan?"
"Het moet toch iemand geweest zijn!" antwoordde hij. "Hun hoofdgod staat daar met de bijl in de hand. Misschien werd hij jaloers en vernietigde de rest. Maar waarom vraag je het hem niet?"
De hoofdman zei: "Je weet dat ze slaan noch spreken."
"Waarom zou je dan de goden aanbidden die je maakt?" eiste Abraham. "Aanbid in plaats daarvan de Schepper van Alles!"
Abraham was van edele afkomst en blonk uit in wijsheid. Hij zocht en verkreeg kennis over astrologie en de Chaldeese vaardigheid. Hij reisde naar Fenicië en woonde daar. Hij deed de Fenicische koning een groot genoegen door de Feniciërs te leren over de cyclus van de zon en de maan, en alle andere dingen ook.
[In Egypte] woonde Abraham in Heliopolis met de Egyptische priesters, en leerde hen veel: hij leerde hen astrologie en de andere wetenschappen.
- Pseudo Eupolemus.
De Chaldeërs waren boven alles getraind in astronomie. Ze schreven alles toe aan de bewegingen van de sterren, en geloofden dat alles in de wereld wordt gereguleerd door krachten die liggen besloten in getallen en numerieke verhoudingen. Ze rangschikten de getallen volgens de cycli van de son en de maan, de planeten en de vaste sterren.
els schreef:Bij de Grieken gaat de strijd tussen Athamas en Nephele vooral over de rivaliteit tussen Zeus en Hera, die hun strijd door mensen lieten uitvechten, typisch Grieks. Dit motief komt in het bijbelverhaal niet voor. Hier gaat het over vertrouwen in de goedheid van god, en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid.
In Hera is Sarah te herkennen, in Ino Hagar. Er zijn wel meerdere versies. Maar dat komt de volgende keer.
fbs33 schreef: Die hun strijd door mensen lieten uitvechten, 'typisch Grieks'
Bij de joodse monotheistische godsdienst moesten noodgedwongen buiten-groepelijke goden het ontgelden, maar ook dáár waren het de gelovige mensen die het zwaard moesten hanteren!, toch?
groet fbs33
fbs33 schreef:Die hun strijd door mensen lieten uitvechten, 'typisch Grieks'
Bij de joodse monotheistische godsdienst moesten noodgedwongen buiten-groepelijke goden het ontgelden, maar ook dáár waren het de gelovige mensen die het zwaard moesten hanteren!, toch?
Hij stond op en samen met de helpers en de Emigranten ging hij op weg naar de Ka'aba, het heilige huis, dat het embleem van de eenheid en de oppermacht van Allah was.
Ongelukkigerwijze stonden er veel afgoden, 360 in aantal. Hij vernielde ze met zijn boog, terwijl hij het volgende vers van de koran reciteerde: en zeg: De waarheid is gekomen en de leugen is verdwenen. Zeker de leugen zal altijd moeten verdwijnen'. (koran 17:91)
Allah zei verder: Zeg: 'De waarheid is gekomen en de leugen kan nooit iets scheppen noch het doen herrijzen.' (koran 34:49)
Vervolgens begon hij met zijn gebruikelijke rondgang op zijn rijdier. Hij was destijds niet in de staat van Ihram (rituele wijding).
Toen hij klaar was, ontbood hij Uthman bin Talhah, de deurwachter van de Ka'aba, van wie hij de sleutel nam. Hij ging naar binnen en zag afbeeldingen van de profeten Ibrahim en Ismael, die voorspellingspijlen gooiden. Hij keurde deze handelingen van de Qoeraish af en gaf bevel dat alle afgodsbeeldjes gedemonteerd moesten worden en afbeeldingen en beeltenissen uitgewist zouden worden. Daarna ging hij de heilige ruite binnen om tegenover de muur van de deur te staan, en verrichtte daar weer vrome buigingen en liep door, terwijl hij de grootsheid van Allah en de eenheid van Allah proclameerde. Kort daarna keerde hij terug naar de deuropening en liet zijn blik vallen op de zich verdringende menigte beneden, en richtte zich tot hen met de volgende woorden:
"Er is geen god, behalve Allah. Hij heeft geen partners. Hij houdt zich aan zijn beloftes die hij aan zijn slaaf deed en hielp hem de verenigden te overwinnen. [etc.]"
Aanbid de Schepper van Alles - dat is Brahma, dus Abraham zelf. Abraham is zelf de 'jaloerse hoofdgod' die hij de bijl in handen geeft, en slaat daarom de beelden stuk. Hij is dus (mede) zelf de 'jaloerse' god van de bijbel.
En deze keer is Abraham zelf het slachtoffer van zijn ontwijding van godenbeeldjes - hoe verzin je het.
Ook interessant is het feit dat Abraham en Ismael hier orakelpijlen schoten.
Roy schreef:Steeds meer onderzoeken, bevindingen, beschouwingen, studies etc. kunnen aantonen (toch wel bijzonder) dat het monotheïsme vanuit het polytheïsme ontstaan moet zijn, en de veelgoderij met al zijn/haar vereringen/aanbidding/idolatie één vinger diende te volgen, om niet naar de Filistijnen gebannen te worden.
Hij vernielde ze met zijn boog, terwijl hij het volgende vers van de koran reciteerde: en zeg: De waarheid is gekomen en de leugen is verdwenen. Zeker de leugen zal altijd moeten verdwijnen'. (koran 17:91)
Niet God werd jaloers,... de díénaars (!!!) die deze God dienden schreeuwden de menigte toe hoe duivels, demonisch etc. etc. de veelgoderij, incluis de Veel-Godin en de Drievoudige Godin, wel niet was! Waren er ooit Hogepriesteressen ... nu dus de Hoogpriesters die vloekten, veroordeelden, scheidden, kliefden etc. etc.
Grote waarde werd door de Brahmanen aan het offeren gehecht, omdat daardoor de krachten van de bovenaardse machten werden versterkt. Later kwam de opvatting dat het offer moest dienen, om de gunst der goden te verwerven en dat men daardoor voordelen zou kunnen verkrijgen. Zo maakte de eertijds zo eenvoudige offers langzamerhand plaats voor zeer ingewikkelde offerplechtigheden. Angstvallig werd gewaakt voor elk onderdeel van het ritueel.
Het levensdoel van de mens moet zijn: zich van het stoffelijke te bevrijden en op te gaan in Brahme, de wereldziel. Om dit doel te bereiken, moest veel geofferd worden. Grote waarde werd voorts gehecht zelfkastijding en aan bespiegelend inkeren tot zichzelf.
Een enkel menselijk leven is niet voldoende om het doel te bereiken; telkens wordt men na een verblijf in hemel (of hel) wedergeboren totdat men ten laatste in de wereldziel zal verzinken. Geeft men toe aan boze lusten, dan komt aan het aantal wedergeboorten geen einde; dan heeft men de kans terug te keren als dier of plant.
In het wetboek wordt de weg naar volkomen verlossing nauwkeurig aangegeven.
Erkenning van de brahmanen als belichaming van het brahman en onfeilbare autoriteiten in wereldbeschouwelijke zaken behoren tot de meest karakteristieke trekken van het brahmanisme, dat zich ook voordoet als een in toenemende mate door het kastenwezen gekenmerkt sociaal stelsel.
Tijdens mijn studie naar de oorsprong van godsdienst en mysterieën las ik ooit dat abraham met een stam wegtrok uit India met het meenemen van 4 boeken. Hij was een Bramaan. In het sanskriet staat a voor een naam voor niet. A-braham betekend dan in deze zin niet bramaan.
De stam met wie hij vertrokken zou zijn zijn de Joden.
In de bijbel wordt Abraham eigenlijk niet eens geassocieerd met boeken.
verafschuwing van de weelderige vormen van de rituele danseressen (en reken maar dat die weelderig waren, beroemd van oa. de Harappa cultuur)
Bluehue schreef:De islam heeft veel uit de Bijbel overgenomen, maar dat was niet de KATHOLIEKE bijbel, doch de, d.d. Bisschop Efraïm van Nisibus, verkortte Syrischer"Peshitta", geschrewven vóór 379, dus daardoor heeft de Islam die "Heilige Triniteit/Drievuldigheid ( TetraGrammaton.)niet ( kunnen) over-nemen, daarom is dat christelijk essentieel aspect geen onderdeel van hun Allah-immage
bluehue schreef:ABRAHAM leefde volgens bartjes dus rond 2000 vC.
En inderdaad, Els, ABRAHAM lijkt op de figuur ATAMAS,wat het vermoorden van hun zoontjes betreft. Maar dat lijkt me een Fabeltje, meestal glijden messen op offertafels per-ongeluk uit....
Willy schreef:http://www.ccel.org/c/charles/otpseudep ... lee/12.htm
Els ik weet niet of dit een antwoord is op uw tekst, er wordt wel over boeken gesproken, maar het is wel apocrief ? Men noemt er ook geen aantal (4 volgens Jessy)
Elders schreef iemand, dat Hagar en Haya hetzelfde zouden zijn
Het woord "Sabbath" betekent "halt houden".
Keer terug naar jodendom christendom islam
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers. en 10 gasten