Forum godinnen en beeldvorming | weblog | godinnen | forum home ||
|
31 Die nacht nog ontbood de farao Mozes en Aäron. ‘Ga onmiddellijk bij mijn volk weg,’ zei hij, ‘u en alle Israëlieten! Ga de HEER maar vereren, zoals u hebt gevraagd. 32 Neem uw schapen, geiten en runderen mee, zoals u gevraagd hebt, en verdwijn! Maar bid dan ook voor mij om zegen.’ 33 De Egyptenaren drongen er bij het volk op aan zo snel mogelijk uit hun land weg te gaan. ‘Anders sterven we allemaal nog!’ zeiden ze. 34 Toen pakten de Israëlieten hun baktroggen, met daarin het nog ongedesemde deeg, wikkelden die in kleren en namen ze op de schouders. 35 Ze hadden gedaan wat Mozes had opgedragen en de Egyptenaren om zilveren en gouden sieraden en om kleren gevraagd. 36 En de HEER had ervoor gezorgd dat de Egyptenaren hun goedgezind waren, zodat ze op hun verzoek ingingen. Zo beroofden ze de Egyptenaren.
Daarom zal ik met krachtige hand ingrijpen en Egypte straffen, ik zal er wonderbaarlijke daden verrichten, en dan zal hij jullie laten gaan. 21 Ik zal ervoor zorgen dat de Egyptenaren jullie goedgezind zijn: mijn volk zal niet met lege handen vertrekken. 22 Alle vrouwen moeten aan hun buurvrouw en aan de vrouwen die bij hen in huis wonen, zilveren en gouden sieraden en ook kleren vragen. Die moeten jullie je zonen en dochters laten dragen. Zo zullen jullie de Egyptenaren beroven.’
Exodus 1:
Er kwam in Egypte een nieuwe koning aan de macht, die Jozef niet gekend had. 9 Hij zei tegen zijn volk: ‘De Israëlieten zijn te sterk voor ons en te talrijk. 10 Laten we verstandig handelen en voorkomen dat dit volk nog groter wordt. Want stel dat er oorlog uitbreekt en zij zich aansluiten bij onze vijanden, de strijd tegen ons aanbinden en uit het land wegtrekken!’ 11 Er werden slavendrijvers aangesteld die de Israëlieten tot zware arbeid dwongen. Ze moesten voor de farao de voorraadsteden Pitom en Raämses bouwen. 12 Maar hoe meer de Israëlieten onderdrukt werden, des te talrijker werden ze. Ze breidden zich zo sterk uit dat de Egyptenaren een afkeer van hen kregen. 13-14 Daarom beulden ze hen af en maakten ze hun het leven ondraaglijk met zwaar werk: ze moesten stenen maken van klei en op het land werken, en ze werden voortdurend mishandeld.
Hierna gingen Mozes en Aäron naar de farao, en ze zeiden tegen hem: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Laat mijn volk gaan, om in de woestijn ter ere van mij een feest te vieren.’ 2 ‘Wie is die HEER, dat ik hem zou gehoorzamen?’ vroeg de farao. ‘Waarom zou ik de Israëlieten laten gaan? Ik ken de HEER niet en de Israëlieten laat ik niet gaan.’ 3 Ze zeiden: ‘De God van de Hebreeën is naar ons toe gekomen. Sta ons toe drie dagreizen ver de woestijn in te trekken om de HEER, onze God, daar offers te brengen. Anders treft hij ons met de pest of met het zwaard.’ 4 Maar de koning van Egypte zei: ‘Mozes en Aäron, hoe durft u het volk van zijn werk af te houden? Vooruit, aan het werk!’ 5 En hij voegde eraan toe: ‘Dat volk is nu al veel te talrijk, en dan wilt u ook nog dat ze ophouden met werken!’
Dit is afgeleid van de naam 'Judaei', met welke naam ze bekend werden; het woord wordt beschouwd als een barbaarse verlenging van 'Idaei', de naam van de mensen die woonden rond de beroemde berg Ida op Kreta.
Ons werd verteld dat de zevende dag werd gereserveerd als rustdag, omdat deze het einde markeerde van hun inspanningen. In de loop van de tijd brachten de verleidingen der ijdelheid hen er ook toe elk zevende jaar aan de traagheid te wijden. Anderen zeggen dat dit een teken is van respect voor Saturnus, omdat zij hun basisprincipes danken aan de religie van de Idaei, die, zoals ze zeiden, waren verdreven in het gezelschap van Saturnus en de stichters werden van het Joodse ras, of omdat van de zeven sterren die over de mens heersen degene die de hoogste baan bezet en de grootste invloed uitoefent Saturnus is.
Volgens Velikovsky is er een verband tussen Oedipus en Echnaton. David Rohl heeft in een lezing over Echnaton gezegd dat hij het daarmee eens is. Er is waarschijnlijk ook een verband tussen Mozes en Echnaton. Zou er dan misschien ook een verband zijn tussen Mozes en Oedipus? Wie de levensverhalen van Oedipus en Mozes met elkaar vergelijkt, ziet al gauw dat er veel overeenkomsten zijn:
OEDIPUS MOZES
Oedipus wordt als baby te vondeling gelegd, maar hij wordt gered door een herder. Mozes wordt als baby te vondeling gelegd, maar hij wordt gered door een prinses.
O. wordt als een prins opgevoed door een koning die zijn echte vader niet is. M. wordt door de farao geadopteerd en als een prins opgevoed.
O. verlaat zijn vermeende vaderland en vermoordt zijn vader, zonder het te weten. M. vermoordt een Egyptenaar en vlucht naar het buitenland, naar Midian.
O. komt terug in Thebe, zijn echte vaderstad, en bevrijdt de Thebanen van de terreur van de sfinx. M. komt terug in Egypte en bevrijdt zijn volk uit de slavernij.
Er ontstaan een pestepidemie of andere ramp doordat er een vloek rust op O. M. veroorzaakt de Tien Plagen over Egypte.
O. wordt verbannen en zwerft rond door de wereld in gezelschap van zijn dochter Antigone. M. verlaat zijn land en zwerft veertig jaar door de woestijn in gezelschap van zin broer Aäron en zijn zuster Mirjam.
Flavius Josephus schreef in de Romeinse tijd Tegen Apion, waarin hij zich afzet tegen verschillende versies van het Mozesverhaal die in zijn tijd in omloop waren en die duidelijk niet ontleend zijn aan de bijbel. (Meer versies zijn te vinden in de Historiën van Tacitus, uit dezelfde tijd.) Als je die versies vergelijkt, wordt het al snel duidelijk dat ze betrekking hebben op de Amarnaperiode, de tijd van Amenhotep III of IV (Echnaton dus). Zelf had Josephus een andere theorie: dat de verdrijving van de Hyksos door farao Ahmose de exodus was. Hij kon toen nog niet weten dat daar archeologische argumenten voor waren: Jericho is toen verwoest. Daar is dus best iets voor te zeggen. Maar voor de plaatsing van de Exodus in de Amarnaperiode ook. Wat moeten ze nu kiezen?
Of zijn de theorieën soms allebei juist? Stel nu eens dat Mozes en Aäron helemaal geen broers waren, maar dat Mozes (Hebreeuws Mosje, Arabisch Nabi Moesa) eigenlijk farao Ahmose was, veranderd in een bevrijder van het volk van Israël? Ahmose werd hoog vereerd door de Egyptenaren en de joden hebben zijn verhaal misschien aangepast. De naam 'Aäron' (in het Arabisch Haroen) lijkt een beetje op 'Echnaton'. Diens naam wordt door Josephus, Sextus Julius en Eusebius (die Manetho citeren) weergegeven als 'Akencheres', 'Acheres' en 'Achencherses'. Dan kan 'Aäron' best een andere variant zijn.
Maar Echnaton had ook een oom die 'Aänen' heette en dat lijkt nog veel meer op 'Aäron'! Hij was priester in On (Heliopolis) en dat is interessant, omdat Manetho zegt dat Mozes een priester uit Heliopolis was. Helaas is er maar weinig over hem bekend. Jozef werd volgens de bijbel ook naar Heliopolis gebracht. Volgens het verhaal in de bijbel en de versie van Manetho was noch Mozes, noch Aäron een farao. De kleine Toetanchaton is ook geen waarschijnlijke kandidaat voor de rol van de wrede farao. Manetho schrijft dat de farao Amenophis heette en dat kan alleen maar Amenhotep IV of Echnaton zijn, zoals Nicholas Reeves opmerkt in zijn nieuwe boek Achnaton, valse profeet en gewelddadig farao (Tirion, Baarn 2002, p. 90). Reeves oppert dat Aanen Echnaton zijn religieuze ideeën bijgebracht zou kunnen hebben. In het boek wordt Mozes overigens nergens genoemd. Manetho schrijft dat Mozes eerst 'Osarsiph' heette, naar Osiris; dat kan misschien 'uitverkoren door Osiris' betekenen (vgl. 'Setepen-amon'=Uitverkoren door Amon). Een naam die daar op lijkt kan ik niet vinden.
De naam 'Mirjam' (Ex. 15:20, Num. 12:10) zou best een afkorting kunnen zijn van 'Meri(t)amon', de naam die prinses Meritaten waarschijnlijk aannam toen de Atondienst werd afgeschaft (Toetanchaton werd Toetanchamon enz.). De t in het midden is een vrouwelijke uitgang die niet werd uitgesproken. De naam 'Jethro' zou kunnen overeenstemmen met 'Yahtiri', de naam van de gouverneur van Gaza en Joppe die een van de Amarnabrieven heeft verstuurd. Gaza en Joppe liggen niet in Midian, maar iemand die uit Egypte vlucht komt waarschijnlijk wel in Gaza terecht.
In Amarna woonde een priester (zijn huis is teruggevonden in de deftige zuidelijke wijk) die Panehsi heette en die best de Pinehas van Exodus 6:24 kan zijn, zoals Ahmed Osman al eerder heeft geopperd. In dezelfde zuidelijke wijk woonde een generaal die Ramose heette. Wat de naam betreft zou hij Mozes kunnen zijn. De naam van Ramses II werd afgekort als 'Mose' of 'Mes' en dat is vrijwel identiek aan 'Mosje' (het Hebreeuws voor 'Mozes') behalve dat de S een scherpe S en geen SJ is, maar die twee essen wisselden wel eens (denk b.v. aan 'sibbolet/sjibbolet'). Dat de naam 'Mozes' is afgeleid van het Egyptische 'Mose' is algemeen aanvaard. Het is niet onlogisch dat een generaal de leiding krijgt van een operatie als de exodus. In dat geval kunnen Mozes en Aäron toch in zelfde tijd geleefd hebben. In Numeri 12:1 staat merkwaardig genoeg dat Mozes een Ethiopische vrouw genomen had. Ramose was vizier van het zuiden onder Amenhotep III en een bloedverwant van Amenhotep, zoon van Hapoe (Reeves p. 99). Hij liet bij Thebe een graftombe bouwen die prachtig versierd is maar niet is voltooid, kennelijk omdat hij naar Amarna verhuisde. Op de wanden is hij afgebeeld met Echnaton en Nefertiti. Zijn graf in Amarna is ook onvoltooid gebleven. Hij leefde te vroeg om identiek te zijn aan de latere farao Ramses I, hoewel die al heel oud was toen hij farao werd en ook officier was. Hij heette eerst Paramessoe. Er was ook een Ahmose.
Ahmed Osman denkt ook dat Joeja Jozef was. Het is inderdaad mogelijk dat Joeja van buitenlandse afkomst was (zoals David Rohl ook denkt), omdat zijn naam op veel verschillende manieren wordt gespeld, maar hij woonde waarschijnlijk al in Egypte, in Achmim. Dat Mozes het gebeente van Jozef meenam zou dan ook niet kloppen, omdat het graf en de mummie van Joeja zijn gevonden in Egypte.
Het tegenwoordige Amarna is genoemd naar een dorp vasn de bedoeïenenstam Beni Amran. Dat kan 'Zonen van Amram' betekenen. Amram was de vader van Mozes en Aäron (Exodus 6:20). Het dorp heette el-Till el-Amarna (Till van de Amran-stam). Het zou merkwaardig zijn als de moderne naam toch iets te maken heeft met de oude geschiedenis.
Velikovsky schrijft in zijn essay The "Great and Terrible Wilderness" dat de Arabieren een legende hebben die kennelijk een andere versie is van het verhaal van Mozes. De held daarvan is Amr, de zoon van Amir, de zoon van Thalabah (Amenhotep IV, de zoon van Amenhotep III, de zoon van Thoetmozes IV?), bijgenaamd Mozaikiya. Hij had een broer genaamd Amran (Aäron). Dat is dus dezelfde naam als die van die stam.
Osman merkt ook op dat tegenover Amarna, aan de overkant van de Nijl, een dorp ligt dat 'Mallawi' heet, wat hij vertaalt als 'Stad van de Levieten'. De Levieten waren een soort joodse priesters, die beweerden afstammelingen van Aäron te zijn. Volgens Osman waren ze familieleden van Echnaton en Joeja die priesters waren in de Atontempels. Volgens Osman laten de Amarnabrieven (b.v. brief EA 256 van Moetbaäl) zien dat Echnaton niet onverschillig stond tegenover het geweld in Azië, maar dat hij de opstandelingen persoonlijk kende en aan hun kant stond.
Echnaton spreekt herhaaldelijk van 'Aton, mijn vader'. Reeves schrijft dat de naam 'Aton' werd uitgesproken als 'Yati', wat lijkt op 'yata', wat 'vader' betekent (p. 101). Er is al eerder door anderen gewezen op de overeenkomst tussen 'Aton' en 'Adonai' (de Heer), de naam die de joden gebruiken voor Jehova of Jahweh. 'Yati' lijkt op 'Jahweh' of 'Ya'. Zou dat misschien ook 'Vader' betekenen? 'Onze Vader die in de hemelen zijt...' In veel talen lijkt het woord voor 'vader' op 'papa' of 'dada' (daddy). Aton werd eerst afgebeeld als een god met een valkenkop en een zonneschijf met een slang op zijn hoofd. Echnaton maakte daar een schijf met stralen van.
In feite is het helemaal niet nodig om te veronderstellen dat Echnaton na zijn val werd verbannen. Het zou best kunnen dat het verhaal van de Exodus is geïnspireerd op de uittocht naar Amarna. Tenslotte lag Amarna ook in de woestijn. Wat deed Mozes? Hij maakte ruzie met de regerende farao en kreeg tenslotte toestemming om weg te trekken uit de hoofdstad naar een barre woestijn. Hij hakte de Stenen Tafelen uit met zijn voorschriften en stichtte een tempel (het Tabernakel). Het volk jammerde omdat het was weggegaan van 'de vleespotten van Egypte' en nu in een barre woestijn een nieuw bestaan moest opbouwen. Onder leiding van Aäron werd het Goude Kalf vereerd, maar dat werd later door Mozes verboden.
Wat deed Echnaton? Het is heel waarschijnlijk dat hij eindeloze ruzies gehad heeft met de oudste farao (Amenhotep III) voordat hij eindelijk toestemming kreeg om met een grote groep volgelingen naar een plek in de woestijn te trekken. Daar liet hij de bekende grensstèles uithakken in de bergen rond de stad om te verkondigen wat zijn god hem had opgedragen (vgl. de Stenen Stafelen). Hij stichtte een grote tempel (vgl. het Tabernakel). Misschien had zijn oom Aänen uit Heliopolis de heilige Mnevisstier meegenomen en liet hij die vereren (vgl. het Gouden Kalf), totdat Echnaton ook dat verbood. Ongetwijfeld zullen veel bewoners van Achet-Aton geklaagd hebben over de barre omstandigheden in de nieuwe stad, vooral in het begin, toen de huizen nog gebouwd moesten worden en ze in tenten moesten wonen. Ze zullen wel terugverlangd hebben naar de 'vleespotten van Thebe'.
Het blijft onduidelijk wat nu precies de aanleiding was voor de stichting van Achet-Aton. Op een van de grensstèles staat: 'Wat de ... in Achet-Aton betreft: dat was erger dan de dingen die ik in het vierde regeringsjaar hoorde'. Dat wordt herhaald (in het derde, tweede, eerste jaar enz.) maar er wordt niet gezegd wat er mis was. Nicholas Reeves denkt dat het een politieke intrige was en trekt een vergelijking met het Japan van de 8ste eeuw na Chr., waarin de hoofdstad ook werd verplaatst (p. 104). Dat is mogelijk maar onbewezen.
Omdat er in de verhalen over Mozes en Oedipus telkens sprake is van epidemieën en er in de Amarnatijd inderdaad epidemieën uitbraken, is het waarschijnlijker dat het om een epidemie ging, zoals Graham Phillips veronderstelt. Waarschijnlijk niet ten gevolge van de uitbarsting van Thera, ook omdat Thebe daar te ver vanaf ligt. Als Amenhotep III alle zieken in quarantaine bracht door ze in steengroeven te laten werken, verklaart dat het verhaal van de slavernij, ook al zegt de bijbel dat de slaven tichelstenen moesten maken. Amarna is overigens voor het grootste deel gebouwd met tichelstenen. In de omgeving zijn albastgroeven. Het gebruik van speciale kleine stenen (talatat) kan gebeurd zijn om ze eenvoudiger hanteerbaar te maken voor amateurs, die niet met de gebruikelijke grote stenen overweg konden. Achet-Aten heeft inderdaad iets van een ouderwets sanatorium, waarin lijders aan tuberculose werden blootgesteld aan zo veel mogelijk frisse lucht omdat men in die tijd nog niet wist hoe die ziekte anders genezen kon worden. Men dacht misschien dat zonnestralen de ziekte konden genezen.
Later werd dit verhaal waarschijnlijk samengesmolten met het oudere verhaal van de verdrijving van de Hyksos.
Bellerophon en het brandende braambos
Iedereen neemt aan dat Midian in Arabië lag, ten oosten van de Golf van Akaba. De berg Horeb of Sinaï lag ten westen van Midian (Ex. 18:27, Num. 10:29,30). Omdat niemand er werkelijk in is geslaagd die berg te vinden, vroeg ik me af of Midian misschien het rijk Mitanni kon zijn, dat erg belangrijk was in de Amarnaperiode, maar dat korte tijd later is opgeslokt door de Hittieten en de Assyriërs. In de tijd toen de bijbel geschreven werd, was iedereen het rijk waarschijnlijk al vergeten.
Toch speelt het gebied van Mitanni een grote rol in het boek Genesis. Abraham kwam waarschijnlijk uit Urfa in oostelijk Turkije, niet uit de grote stad Ur in het zuiden. De Hof van Eden wordt hier gesitueerd en de Ark van Noach zou geland zijn in 'de bergen van Ararat' d.w.z. Oerartoe, het rijk dat in de plaats kwam van Mitanni. David Rohl veronderstelt dat Mozes de oude verhalen uit dit gebied leerde in de woestijntent van Jethro. Het is veel waarschijnlijker dat hij die verhalen leerde als hij in Mitanni verbleef.
Stel nu eens dat Mitanni Midian was en dat de heilige berg, waarop Mozes en brandende braambos zag en door God werd toegesproken (Ex. 3), ten westen daarvan lag? Ik had weinig hoop dat ik één of andere bijzondere berg zou vinden, maar voor de aardigheid bladerde ik door een reisgids van Turkije. Wat bleek? Op de Turkse zuidkust is een plek waar zelfs nu nog vlammen uit de grond opstijgen, waarschijnlijk door aardgas. Zou dat niet het brandende braambos kunnen zijn? In de Sinaï heeft nooit iemand zoiets gevonden. Bij de Dode Zee schijnt ook aardgas in de grond te zitten, maar als daar een plek was waar eeuwige vlammen branden, zou vast en zeker iemand die plek al hebben ontdekt.
De berg ligt bij Antalya en Finike. Hij is verbonden met de mythe van Bellerophon, die het vuurspugende monster de Chimaera versloeg. De mythe van Bellerophon heeft veel overeenkomsten met die van Oedipus en dat is vast geen toeval. Het voornaamste verschil is dat Bellerophon op het vliegende paard Pegasus reed. Dat is waarschijnlijk een plaatselijk toevoeging, want dit was een echt paardenland. De echte Bellerophon was waarschijnlijk een snelle ruiter, die tragisch ten val kwam. Als de kinderen Israël werkelijk veertig jaar door de woestijn zwierven, moet de berg Sinaï of Horeb die ze daarbij tegenkwamen, een andere zijn.
God zegt tegen Mozes, als die zijn naam wil weten, 'Ik ben die ik ben' en dat hij moet zeggen dat 'hij die is' hem heeft gestuurd. In het Hebreeuws is dat eerste 'Eya asjer eya' en dat kan ook betekenen 'Ik ben degene die Eya is'. Eya of Ya was een Semitische godheid. Mozes moest dus zeggen dat 'hij die Eya is' hem had gestuurd. Natuurlijk lijkt de naam van Eje, de farao die Toetanchamon opvolgde, ook erg op 'Eya'.
Als Mozes Echnaton of een tijdgenoot van hem is, dan is het niet moeilijk om een kandidaat te vinden voor de post van Jozua, de aanvoerder die Mozes opvolgde. Echnaton stierf volgens de conventionele chronologie in 1335. In 1306 kwam Seti I, de vader van Ramses II, aan de macht en begon hij meteen aan een grote veldtocht in Azië. Dat klopt dus wel ongeveer met de 'veertig jaar' vertraging, ook al zwierf Seti dan niet door de woestijn. Het getal 'veertig' werd kennelijk vaak gebruikt voor een zeker aantal jaren, ook b.v. op de stèle van koning Mesja. Seti I was heel beroemd in Palestina. Zijn cartouche en die van Thoetmozes III werden vaak gekopieerd op latere zegels, ongetwijfeld van overwinningsstèles, misschien zonder precies te weten wat de hiërogliefen betekenden. De naam 'Jozua' schijnt 'Jahweh is verlossing' te betekenen. De naam 'Seti' komt van de god Seth die als enige god werd vereerd door de Hyksos en voor wie Ramses II een speciale voorliefde had. Wat de letter -i (geschreven met twee veren) betekent weet ik niet. De naam 'Eje' wordt geschreven met drie veren. Jozua werd tot aanvoerder gekozen nadat hij de Amalekieten had verslagen (Ex. 17). Wie de Amalekieten precies waren is onduidelijk; het schijnt dat ze nergens genoemd worden in de Egyptische teksten. Het was kennelijk een Aziatisch volk en Velikovsky identificeert hen met de Hyksos.
Een andere mogelijkheid is Jisjoeja, die genoemd wordt in Amarnabrief EA 256. Die heeft in feite dezelfde naam als Jozua. Volgens David Rohl is dat Jesse of Isaï, de vader van David. Dat opent merkwaardige perspectieven: zou Jozua in feite dezelfde figuur kunnen zijn als de vader van David? Volgens de theorie van de BGA (Stichting Bijbel, Geschiedenis en Archeologie) vond de Verovering plaats in de Amarnaperiode. Als deze theorie juist is, dan moet Jisjoeja van EA 256 Jozua zijn.
De chronologie
Dat lijkt absurd. Toch zou het best kunnen dat David en Mozes of Aäron eigenlijk tijdgenoten waren en dat de verdrijving van de Hyksos en de verbannig van Echnaton later tot één verhaal zijn samengevoegd. Vanuit een pacifistisch gezichtpunt zou dat juist een mooi argument kunnen zijn om de uiterst gruwelijke verhalen over oorlog en massamoorden in de boeken van Mozes en Jozua te scheiden van de puur religieuze verhalen over Echnaton, die kennelijk een vreedzaam man was (of niet?). Maar iemand die 'de bijbel wil bewijzen' zal daarmee geen genoegen nemen. Hij wil bewijzen dat alles precies zo gebeurd is als de bijbel het beschrijft. Zo iemand zal toch wel weinig voelen voor mijn theorie.
Het eind van de Amarnaperiode scheelt ongeveer een eeuw met de tijd van Ramses II, waarin de exodus meestal geplaatst wordt. Ahmose leefde 200 jaar eerder. David Rohl heeft er al op gewezen dat de traditionele chronologie de periode van de Richteren 200 jaar te kort maakt. Voor wie conventioneel is ingesteld, is de Amarnaperiode misschien de beste keus. Het zou natuurlijk kunnen dat er toen werkelijk een Mozes en een Aäron en een Mirjam leefden die misschien aanhangers van het atonisme waren. Het is niet onmogelijk dat de figuur van Jozef is geïnspireerd op Amenhotep zoon van Hapoe, die in de Amarnaperiode leefde. De enige andere beroemde wijze man in het oude Egypte is Imhotep, maar die leefde veel te vroeg, in het Oude Rijk.
Ik denk dat je de 'echte' geschiedenis niet meer kunt achterhalen.
Het nieuwe testament is ook lastig. Het is pas geschreven vele honderden jaren na dato. De originele taal is het grieks. Dus dan vraag je je af hoeveel van de griekse mythologie erin is geslopen.
Daarbij nog, dat er door oa de katholieke kerk heel veel is veranderd in de bijbel (het oorspronkelijke verhaal is heel anders, is wel te vinden, maar volgens christenen is de 'moderne' bijbel echter dan de oorspronkelijke geschriften... raar, maar ik heb het ze horen zeggen), en ik denk dat dat binnen de islam ook wel is gebeurd.
De koran is overigens veel minder gewijzigd dan de bijbel. De bijbel is door de katholieke kerk telkens aangepast aan het politieke klimaat zodat de kerk aan de macht bleef. Binnen de islam is dit minder gebeurd, dus als je op zoek gaat naar oorsprong binnen de verhalen je beter kunt uitgaan van de koran dan van de bijbel.
Chapter XXX. 1. En in de dagen van de wetgever Mozes, die dienaar van god die de exodus van de kinderen uit Egypte leidde in de dagen van Petissonius, dat is de farao Amosius, koning van Egypte, die regeerde met hulp van het bloed van de tovenaars Jannes en Jambres, die schaamteloze dingen uitdachten tegenover de machtige Mozes, die sprak met god - om deze reden, zeggen ze, wilden ze de kinderen van Israel niet laten gaan na de tekenen en wonderen die hij verrichte met zijn staf. Petissonius nu ging naar de waarzeggers, die in Memphis waren, en naar het gevierde orakel, en offerde hier. 3. En toen een van de Hebreeërs aan de waarzegger Taninus vroeg: : Wie is de eerste onder u?", antwoorde hij: "Hij die in de hemel is, de onsterfelijke, de eerste: voor wie de hemelen schudden, en die evenzo de aarde en alle zeeën vrezen, en de satans zijn bang, en slechts een paar engelen houden zich staand; want hij is de schepper van de krachten en maten." 4. En Petissonius noteerde dit orakel op een tablet en plaatste het in de tempel van de goden bij de watermaat waar ze leren over het volume van de Nijl. 5. We zouden moeten vertellen dat toen de tempel al vernietigd was, dit het enige tablet in Egypte was dat nog onbeschadigd was toen de funderingen van de afgodentempels omver waren geworpen, en het was niet langer mogelijk om een van de tempels van Memphis te onderhouden.
6. Het was door de kracht van onze heer Jezus Christus dat alle tempels waren vernietigd. 7. Nu was deze krankzinnige Petissonius, dat wil zeggen de farao Amosius, verzwolgen in de Rode Zee, samen met zijn paarden en ruiters. 8. En toen hij nadat de kinderen van Israël waren vertrokken uit Egypte vernam dat ze de rijkdommen van de Egyptenaren mee hadden genomen - iets wat ze deden met toestemming van god en in overeenstemming met zijn wet; want de kinderen van Israël hadden de rijkdommen van de Egyptenaren meegenomen als compensatie voor het zware werk waaraan ze zonder ophouden waren blootgesteld.
De farao was zeer verontwaardigd. Hij ging achter ze aan met zijn leger. En hij was overwelmd door de zee met zijn volgelingen, en niemand was gespaard. 10. En de kinderen van Israël marcheerden door de zee als over droog land, en ze kwamen op de plaats waar god het wilde. Hij is de veroveraar van alle geschapen elementen, glorie zij hem. 11. En nadat de Egyptenaren waren vernietigd, vereerden de overblijvende demonen en ze zworen god af. Deze ongelukkigen vernietigden zichzelf en werden als de engelen die rebelleerden tegen god, en ze aanbaden het werk van hun eigen handen. 12. Sommigen aanbaden de koe, anderen de os, sommigen de hond en ook de muilezel. En sommigen de ezel, en sommigen de leeuw; en sommigen de vis, en sommigen de krokodil; en sommigen het (look?) en vele andere dingen. 13 En ze noemden hun Egyptische steden naar hun god. En ze vereerden de gebouwen van Busir en Manuf en Samnud en Sahraisht en Esna en van de boom en de krokodil. [?] En ze gaven de gebouwen van vele steden goddelijke eer, evenals de storm.
CHAPTER XXXI. 1. En in de tijd van hem die als eerste over de Egyptenaren regeerden, toen ze beelden dienden en wezens die al genoemd zijn, en met betrekking tot de geëerde stad Absai of Nakius, en de naam van de koning was Prosopis, een naam die kan worden vertaald als 'Liefhebber van de goden met drie gezichten', woonde nu op de westelijke over van de rivier, en hij was voortdurend in oorlog met de barbaren die Mauritaniërs werden genoemd, die uit de vijf landen kwamen. 2. En toen zij vertoornd verschenen, bevochten de bewoners hen energiek, en ze doden velen van hen. 3. En als gevolg van deze gelukkige overwinning kwamen de barbaren lange tijd niet meer tegen de stad, dankzij de genade van god die door het machtige gezag van zijn goddelijkheid alles had gemaakt uit niets. 4. En de grote rivier van Egypte heette Chrysorroas met de Griekse naam, maar in het door god geïnspireerde boek heette hij Gihon. 5. Deze rivier nu vloeide (van oudsher) naar het oosten van de stad, maar zijn loop wijzigde van het oosten naar het westen van de stad, en de stad werd zo een soort eiland in het midden van de rivier, als een aanplant van bomen met de naam Akrejas, de mirteboom.
OEDIPUS MOZES
Oedipus wordt als baby te vondeling gelegd, maar hij wordt gered door een herder. Mozes wordt als baby te vondeling gelegd, maar hij wordt gered door een prinses.
O. wordt als een prins opgevoed door een koning die zijn echte vader niet is. M. wordt door de farao geadopteerd en als een prins opgevoed.
O. verlaat zijn vermeende vaderland en vermoordt zijn vader, zonder het te weten. M. vermoordt een Egyptenaar en vlucht naar het buitenland, naar Midian.
O. komt terug in Thebe, zijn echte vaderstad, en bevrijdt de Thebanen van de terreur van de sfinx. M. komt terug in Egypte en bevrijdt zijn volk uit de slavernij.
Er ontstaan een pestepidemie of andere ramp doordat er een vloek rust op O. M. veroorzaakt de Tien Plagen over Egypte.
O. wordt verbannen en zwerft rond door de wereld in gezelschap van zijn dochter Antigone. M. verlaat zijn land en zwerft veertig jaar door de woestijn in gezelschap van zin broer Aäron en zijn zuster Mirjam.
Calimero_a : Geplaatst: Sat 03 Sep , 2005 11:43
Jozua 1:2-4
‘Nu mijn dienaar Mozes is gestorven, moet jij je gereedmaken om met heel dit volk de Jordaan over te trekken. Ga naar het land dat ik het volk van Israël zal geven. 3 Elk stuk grond dat jullie zullen betreden geef ik jullie, zoals ik Mozes heb beloofd. 4 Jullie gebied zal zich uitstrekken van de woestijn tot aan de Libanon, en van de grote rivier, de Eufraat, met het land van de Hethieten, tot aan de Grote Zee in het westen.
Keer terug naar jodendom christendom islam
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers. en 5 gasten