door willy » wo 12 apr , 2006 16:32
Seneca, Dialogus 6.26.6-7
...Niets zal blijven staan op de plaats waar het staat, het verloop van de tijd zal alles omverwerpen en met zich wegvoeren. En niet alleen met de mensen (want wat een klein onderdeel vormen zij van alles waar het blinde lot macht over heeft), maar ook met plaatsen, met streken, met de delen van de kosmos zal het lot zijn spel spelen. Bergen zal het volledig doen wegzinken en het zal nieuwe rotsen uit de bodem persen; zeeën zal het opslurpen, rivieren een andere loop geven, en wanneer het contact tussen de volkeren verbroken is, zal het een einde maken aan de gemeenschap van het menselijk geslacht en aan de eenheid ervan; elders zal het steden doen wegzakken in reusachtige spleten, ze met aardschokken teisteren, en uit het binnenste van de aarde zal het verderfelijke dampen doen opwalmen, en het zal met overstromingen heel de bewoonde wereld bedekken en elk levend wezen doden door de aardschijf (platte aarde ?) onder water te zetten, en het zal met reusachtige branden alle sterfelijke wezens verzengen en verbranden.
En wanneer voor de kosmos de tijd gekomen zal zijn zichzelf te doven teneinde zich te hernieuwen, zullen die onderdelen van de kosmos zichzelf vernietigen met de kracht die elk eigen is, en sterren zullen op sterren botsen, en wanneer de materie volledig in lichter laaie staat, zal alles wat nu op zijn eigen plaats licht geeft, in één vuurzee opgaan.
[7] Ook wij, de gelukzalige zielen aan wie de eeuwigheid ten deel viel, zullen op het ogenblik dat de god besluit alles opnieuw tot stand te brengen, in de oorspronkelijke elementen opgaan wanneer alles wegvalt, en zo ook zelf een kleinigheid toevoegen aan de reusachtige ineenstorting.
Seneca, Naturales Quaestiones 3.27-30
[27. I] Op dit punt nu voel ik me geroepen te onderzoeken hoe de landen voor een groot gedeelte onder de golven bedolven worden, wanneer de door het lot beschikte dag van de grote vloed gekomen is : zijn de krachten van de Oceanus daar de oorzaak van en stijgt het water in de Buitenzee om over ons uit te stromen, of doen zware, onafgebroken regenbuien en een winter die na het verdrijven van de zomer maar voortduurt, een onmetelijk grote massa water uit de opengescheurde wolken vallen, of voorziet de aarde de rivieren overvloediger van water en ontsluit zij nieuwe bronnen, of heeft een zo grote ramp niet slechts één enkele oorzaak, maar zweren alle geledingen van het bestel samen en speelt zich dit tegelijkertijd af, het vallen van de regenbuien, het wassen van de rivieren, het aanstormen van de uit hun vaste standplaats opgezweepte zeeën, en werpen zij zich gezamenlijk in één stroom op het menselijke geslacht om dat te vernietigen?
[2] Zo is het. Niets is moeilijk voor de natuur, vooral niet wanneer zij snel op haar eigen einde afgaat. Als dingen ontstaan, maakt ze maar spaarzaam van haar krachten gebruik en deelt ze zichzelf zo spaarzaam uit, dat alle groei onopgemerkt plaats vindt; maar voor de afbraak rukt ze onverhoeds met volledige inzet uit. Hoeveel tijd is er niet nodig om een baby, eenmaal verwekt, zo sterk te maken, dat hij geboren kan worden; hoeveel inspanningen kost het niet het tere kind groot te brengen; welk een nauwgezet dieet vraagt het lichaam tenslotte niet om volwassen te worden! Maar hoe wordt dit alles zonder enige moeite te niet gedaan! Een stad stichten neemt een heel leven, haar vernietigen slechts een uur; as heeft men in een ogenblik, een bos slechts na lange tijd; slechts dank zij intensieve zorg kan alles bestaan en bloeien, snel en plotseling valt het uiteen.
[3] Iedere afwijking, die de natuur in de huidige stand van zaken aanbrengt, is voldoende om het einde der stervelingen te veroorzaken. Wanneer dat door het noodlot bepaalde ogenblik gekomen is, zetten de lotsbeschikkingen tal van oorzaken tegelijkertijd in beweging. Want volgens sommigen, onder anderen Fabianus, moet de kosmos bij een zo fundamentele verandering tot op zijn grondvesten schudden.
[4] Eerst vallen er excessieve regenbuien, er is geen sprankje zon, een sombere, bewolkte hemel, voortdurend mist en ten gevolge van al dat vocht een dichte duisternis omdat er geen droogmakende winden waaien. Vervolgens bederft het zaad, gewassen schieten zonder vrucht te zetten op en rotten weg. Dan is wat met de hand gezaaid werd, verrot en op alle velden groeien moerasgrassen.
[5] Spoedig daarop bemerken ook de sterkere planten dat ze kapot gaan : de bomen, waarvan de wortels immers niet langer vast in de grond zitten, vallen om, en de wijnstok en al het struikgewas worden niet vastgehouden door de grond, die nu een modderbrij is. Al gauw draagt de grond zelfs geen grassen en kruiden meer die bij veel water gedijen. Hongersnood breekt uit en men steekt de hand uit naar wat de mensen in het grijze verleden aten : steeneik of eik — waar deze nog staat—wordt leeggeschud, en zo iedere andere boom die op de steile hellingen nog stevig in een hoop keien ingebed stond.
[6] Huizen dreigen in te storten, zijn door en door nat, en wanneer de fundamenten al dat water tot op het diepste punt opgezogen hebben, zakken ze weg en wordt de grond één grote waterplas(14); men tracht de verzakkende fundamenten te stutten, tevergeefs, want elke versterking wordt in glibberige, modderige grond bevestigd; nergens heeft men nog vaste grond onder de voeten.
[7] Vanaf het ogenblik dat er van de wolken meer en meer dreiging uitgaat en de in de loop der eeuwen opgetaste sneeuwmassa's wegsmelten, stort een bergstroom zich van de hoogste bergen omlaag en sleurt de wouden, die niet langer hecht geworteld zijn, mee en wentelt rotsblokken, losgekomen uit de opengebroken binten(15) voort, spoelt boerenhoeves weg en sleurt kudden met hun eigenaars mee omlaag; de stroom, die de kleinere huizen eenvoudig optilde en als terloops afvoerde, slaat ten slotte, wanneer ze een andere richting neemt, met kracht tegen de grotere huizen, sleurt steden en de binnen de eigen stadsmuren bijeen gedreven bevolking weg, die in het ongewisse verkeert of ze nu een instorting of een ramp op zee bejammeren - zo volmaakt gelijktijdig zijn ze overvallen door wat hen bedelft en door wat hen verdrinken doet. Vervolgens wordt ze al verder stromend door de opname van een groot aantal bergbeken steeds groter en verwoest ze over een grote oppervlakte het vlakke land; wanneer ze bij zoveel stof om zich te voeden tot aan de boorden vol is van de lijken van al die volkeren, mondt ze ten langen leste in een delta uit.
[8] Zelfs de van zichzelf al reusachtige rivieren, die als het stormt voortrazen, hebben hun beddingen verlaten! Welke aanblik biedt, dunkt je, de Rhodanus [Rhóne], welke de Rhenus [Rijn] en de Danuvius [Donau] — rivieren, die zelfs binnen hun vaste bedding snel voortstromen - wanneer ze zich, over hun oevers stromend, nieuwe oevers maken en de grond openscheurend uit hun bedding te voorschijn komen?
[9] Hoe snel stormen zij in den blinde voorwaarts, wanneer de Rhenus, als ze over de vlakke velden stroomt, zelfs niet over een lange afstand aan vaart inboet, maar haar ongelooflijk brede watermassa's als door een smalle opening perst; wanneer de Danuvius niet meer langs de voet van de bergen, niet meer langs de hellingen halverwege scheert, maar de bergkammen zelf ontzet, omdat ze doordrenkte flanken van de bergen, uiteengeslagen rotsen en uitlopers van bergen die boven uitgestrekte streken oprezen, met zich meevoert : toen hun fundamenten het begaven, raakten ze zelflos van de kern van de berg; vervolgens kan de Danuvius geen uitweg meer vinden, omdat ze die alle voor zichzelf afgesloten had, en daarom beschrijft ze een boog en keert naar haar uitgangspunt terug, en in één lus omspant ze de reusachtige omtrek der continenten en steden!
[10] Ondertussen valt onafgebroken regen, de hemel wordt zwaarder en stapelt zo ramp op ramp. Het eerst zo nevelige uitspansel is nu één en al nacht, en nog wel een verschrikkelijke, angstaanjagende nacht, omdat er onophoudelijk huiveringwekkend licht opflitst. De ene bliksem na de andere schiet immers door de lucht, en stormwinden striemen de zee, die dan voor het eerst ten gevolge van de instroom van de rivieren in omvang toegenomen en zichzelf te eng geworden is. Ze schuift de kust immers al voorwaarts en laat zich niet langer binnen haar grenzen vasthouden; maar de razende stromen maken het haar onmogelijk naar buiten te treden en drijven de vloed terug. Toch loopt het grootste gedeelte van deze stromen, als door een smalle opening tegengehouden, over het land uit en maakt van de akkers één groot meer.
[11] Nu wordt, zo ver als het oog reikt, alles door de wateren bedekt; iedere heuvel ligt onzichtbaar in de diepe zee en onpeilbaar groot is allerwegen de diepte. Alleen op de hoogste bergkammen zijn nog plaatsen waar het water laag staat; naar die hoogst gelegen plaatsen zijn ze met hun kinderen en vrouwen gevlucht, hun kudden voor zich uitdrijvend. Handelsverkeer en andere contacten tussen de ongelukkige zijn verbroken, omdat alle lager gelegen gebieden onder de golven bedolven liggen.
[12] Als er nog pieken zeer ver uitsteken, klampen de restanten van de mensheid zich daaraan vast; deze mensen, die naar de rand van de afgrond gedreven zijn, hebben slechts één troost, namelijk dat hun paniek in verdoving is overgegaan. In hun verbijstering is voor angst geen ruimte meer, zelfs voor verdriet is geen plaats; dat verliest zijn betekenis immers als iemand zo ongelukkig is, dat hij zelfs niet kan voelen dat hij lijdt.
[13] Als eilanden verheffen zich dus torenhoog bergen, en deze vermeerderen de uitgestrooide Cyclades, zoals die meest geniale dichter zo voortreffelijk zegt. Zoals ook zijn volgende woorden bij zijn verheven onderwerp pasten : Alles was zee, ook de kusten ontbraken haar..., als hij de hoge vlucht die zijn genialiteit en zijn onderwerp namen, niet tot kinderlijk geleuter verlaagd had : Daar zwemt een wolf tussen schapen, een golf sleurt een rossige leeuw mee.
[14] Van werkelijk serieus werk is geen sprake als iemand zich laat gaan wanneer het rond der aarde verzwolgen is. Hij heeft fantastische regels gedicht en het beeld van de zo enorme verwarring ving hij in de volgende woorden : losgebroken razen de stromen over de open velden en onder het water bedolven wankelen de torens(16) Schitterend is dat! Had hij zich maar niet druk gemaakt over de lotgevallen van de schapen en de wolven. En kan men eigenlijk wel in een grote vloed, in een maalstroom zwemmen als er toen was? Zou alle vee niet ook verdronken zijn in diezelfde snelle stroom waardoor het meegesleurd was?
[15] Je hebt, zoals van je verwacht werd, een groots beeld opgeroepen : alle landen onderwater gelopen, zelfs een hemel die zich op de aarde stort. Zo moet je doorgaan! Wat pas geeft, zul je weten als je je realiseert dat het het rond der aarde is dat zwemt. [...]
[28.I] Laten wij nu naar ons thema terugkeren. Sommigen zijn van mening dat excessieve regenbuien de continenten wel zwaar beschadigen kunnen, maar niet onder water zetten; een grootscheepse vernietiging vraagt om een grootscheepse aanval. Stortregens zullen de gewassen te velde bederven, hagel zal de vruchten uit de bomen slaan, rivieren zullen binnen hun oevers aanzwellen, maar weer zakken.
[2] Anderen willen dat de zee in beweging komt om daaraan de oorzaak van een zo grote ramp te ontlenen : een zo grote watersnood kan niet door het exces van bergstromen, regenbuien of rivieren veroorzaakt worden. Wanneer die catastrofe op handen is en tot een vernieuwing van de mensheid besloten is, gutsen onafgebroken regenbuien, dat wil ik wel toegeven, en wordt aan de regen geen paal en perk gesteld, en omdat de noordenwinden en de zuidenwinden met hun drogere lucht tegengehouden worden, zijn wolken en stromen boordevol water. Maar tot dan toe wordt er schade toegebracht, meer niet : Alle gewassen op 't veld zijn geplet, en beweend door de boeren liggen hun wensen verloren, een jaar lang zwoegen haalt niets uit.
[3] De continenten moeten niet slechts beschadigd, maar begraven worden. Na het voorspel van die rampen wassen de zeeën dus, en ze laten de vloed gaan tot voorbij het verste punt, waar de zwaarste storm zijn sporen achterliet. Vervolgens steken winden vanuit zee op, en dan stuwen de zeeën hun enorme watermassa landinwaarts, en ver uit het zicht van de vroegere kust breekt die op de nieuwe. Twee-, driemaal wordt de kust landinwaarts verschoven en houdt de zee op vreemde bodem halt; zodra dit gebeurd is, stormt de vloed vervolgens, als was een grendel weggenomen, van dichtbij voorwaarts vanaf het punt waar het water bij eb zijn laagste stand bereikte.
[4] Want evenals van lucht en ether bestaat er een grote hoeveelheid van dit element, en in nog veel groter overvloed in het verborgene. Wanneer deze ten gevolge van de lotsbeschikkingen en niet door de vloed in beweging gekomen is - de vloed is immer het instrument waarvan het lot zich bediend —, stuwt ze het zeewater vanuit de uitgestrekte voorraadkamer(17) op en drijft het voor zich uit. Dit verheft zich vervolgens tot een verbluffende hoogte en steekt boven de veilige plaatsen uit die de mensen opgenomen hadden. En voor de wateren is het niet moeilijk zo hoog te stijgen; ze komen immers van hetzelfde niveau als het land.
[5] Als iemand de uitstekende gebieden afvlakt, liggen de zeeën op gelijke hoogte [als het land]. Het niveau van de aarde zelf is immers overal gelijk - de holtes daarin en de vlakke gebieden liggen er een weinig onder, maar die hebben de aardbol haar volmaakt ronde vorm gegeven; maar onderdeel van de aardbol zijn ook de zeeën, die in elkaar overgaan en zo hun bijdrage aan diezelfde symmetrische bol leveren. Maar zoals iemand die over de velden uitkijkt, de flauwe kromming van het land ontgaat, zo nemen wij de kromming van de zee niet waar en lijkt alles wat zich aan het oog vertoont vlak; maar dat zeevlak ligt op één lijn met het land, en hoeft daarom niet door grote watermassa opgestuwd te worden om uit te stromen : om boven het op gelijk niveau gelegen gebieden uit te komen heeft het aan een lichte stijging voldoende. De overstroming gaat niet uit van de kust, waar de zee lager is dan het land, maar vanuit het middelpunt van de zee, waar zich die waterberg bevindt.
[6] Dus zoals de vloed tijdens de dag- en nachtevening, onmiddellijk na de conjunctie van zon en maan, normaliter hoger komt dan bij iedere andere gelegenheid, zo is deze vloed, die vrijkomt om de continenten onder water te zetten, gewelddadiger dan onder normale omstandigheden de allerhoogste, voert grotere watermassa's mee en zakt niet terug voordat ze tot boven de toppen van de bergen, waarover ze haar water zal uitstorten, uitgegroeid is. Op sommige plaatsen dringt de vloed zonder schade aan te richten over een afstand van wel honderd mijl landinwaarts, en dit gebeurt in grote regelmaat, want ze stijgt slechts tot een bepaald niveau en neemt dan weer af.
[7] Maar bij die gelegenheid raast ze, niet langer door enige regel gebonden, zonder enige beperking voort. “Welk principe ligt daaraan ten grondslag”, zeg je? Hetzelfde op grond waarvan het tot een wereldbrand zal komen. Beide catastrofes vinden plaats op het ogenblik dat de god voor het ontstaan van een betere wereld, voor het einde van de oude besloten heeft. Water en vuur beheersen alles wat de aarde toebehoort : zij veroorzaken het ontstaan ervan, zij veroorzaken het einde ervan. Dus wanneer tot een kosmische vernieuwing besloten is, wordt van boven de zee op ons losgelaten, net zo goed als hitte en vuur losgelaten worden wanneer tot de ondergang van een ander geslacht besloten is.(18)
[29.I] Volgens Berosus, de vertaler van Belus(19), is de oorzaak van die catastrofes in de loop der planeten gelegen. Hij is zo zeker van zijn zaak, dat hij het tijdstip van de wereldbrand en van de grote vloed aangeeft. Want alles op aarde zal in vlammen opgaan, zo stelt hij, zo vaak als alle planeten, die nu hun verschillende banen beschrijven, in conjunctie in Cancer [Kreeft] staan; tot een grote vloed zal het komen wanneer diezelfde groep planeten in conjunctie in Capricornus [Steenbok] staat; het eerste sterrenbeeld bepaalt de zomerzonnewende, het laatste die in de winter(20); het zijn dominante sterrenbeelden, omdat juist in de omslag de kardinale punten van het jaar gelegen zijn. Sommigen zijn van mening dat zich dan ook aardbevingen voordoen; wanneer de aardkorst openscheurt, leggen deze nieuwe rivierbronnen bloot, die, onaangeboord als ze zijn, het water in groter hoeveelheden doen opwellen.
[2] Niet alleen die oorzaken wil ik eventueel accepteren - een catastrofe op zo grote schaal heeft immers meer dan één oorzaak —, maar naar mijn stellige mening dient men de oorzaak waaraan de filosofen uit onze school de wereldbrand toeschrijven, ook bij de vloed te betrekken : of de kosmos nu een levend organisme is of een lichaam, zoals bomen en planten, dat door de natuur [d.i. god] gestuurd wordt : vanaf het ogenblik dat hij een aanvang neemt tot zijn einde toe ligt wat hij moet doen, wat hij moet ondergaan, in hemzelf besloten.
[3] Zoals in het zaad het grondplan van iedere toekomstige mens begrepen is en een baby nog voor zijn geboorte de aard van zijn baard en haren in zich heeft - want in minuscule, onzichtbare vorm zijn het hele lichaam en de latere ontwikkeling in grote lijnen aanwezig -, zo sloot de kosmos in zijn eerste fase niet minder de zon, de maan, de omwentelingen van de sterren en het ontstaan van de verschillende levende wezens in zich dan de oorzaken van de veranderingen van alles op aarde. Daartoe behoort de grote overstroming, die niet minder dan winter en zomer volgens de kosmische wetten aanbreekt.
[4] Dat alles zal dus geen gevolg van alleen maar de regen zijn, maar mede een gevolg daarvan; niet alleen maar een gevolg van de opdringende zee, maar mede een gevolg daarvan; niet alleen maar een gevolg van een aardbeving, maar mede een gevolg daarvan. Alles zal de natuur bijstaan bij het realiseren van haar doelstellingen. De belangrijkste oorzaak die tot haar inundatie leiden zal, zal desondanks de aarde zelf bijdragen, omdat die, zoals we zeiden, veranderlijk is en in water uiteenvalt.
[5] Zo vaak als de menselijke aangelegenheden hun grens bereiken omdat onderdelen van de kosmos aan hun eind zijn of massaal volledig vernietigd moeten worden, opdat ze opnieuw massaal in hun oorspronkelijke vorm en zonder een spoor van kwaad in zich ontstaan kunnen, zal er dus een grotere hoeveelheid water dan ooit ontstaan. Op dit ogenblik zijn de elementen immers voor hun voorbestemde doel afgewogen; maar bij één hoeft : er maar een kleinigheid bij te komen of dit verstoort de balans van de elementen die in evenwicht waren. Stel, er komt extra water bij. [De gevolgen zullen desastreus zijn,] want op dit ogenblik kan het water de continenten wel omringen, maar ze niet onderwater zetten; alle extra water stroomt noodzakelijkerwijs uit over een plaats waar het niet behoort te zijn.
[6] De aarde moet dus misschien wel kleiner worden, opdat het zwakke onder de sterkere bezwijkt. Om te beginnen zal ze dus losser worden, vervolgens alle samenhang verliezen en in vocht overgaan en in één voortdurende modderstroom wegvloeien. Dan zullen onderuit de bergen rivieren tevoorschijn springen en door hun onstuimige vaart de bergen zelf doen schudden; vervolgens krijgen ze mondingen en stromen verder.
[7] De aardbodem zal allerwege water geven; de bergtoppen zullen ervan doorweekt zijn.
Zoals een ziekte op gezonde lichaamsdelen overslaat en de pijn zich ook in de directe omgeving van een zweer doet voelen, zo zullen stukken grond, al naar gelang ze dichter bij of verder van de wegstromende aardmassa's liggen, ook zelf schoongespoeld worden en wegdruppelen, vervolgens omlaag stromen, en wanneer de rots op meer plaatsen open splijt, zal daardoor zeewater opspuiten en de zeeën tot een geheel samenvoegen. Geen Adria [Adriatische Zee] meer, geen engten van de Siculum [Straat van Messina](21), geen Charybdis, geen Scylla; een nieuwe zee zal alle mythes overspoelen en de Oceanus, die in zijn huidige vorm rondom de continenten ligt en de uiteinden der aarde verkreeg, zal in het centrum komen te liggen.
[8] Wat toch is het geval? [Men zou kunnen denken dat het zo al erg genoeg is, maar] desondanks zal de winter maanden van andere seizoenen in haar greep krijgen, de zomer zal niet mogen aanbreken, en van iedere ster die de landen uitdroogt, zal de warmte tegengehouden worden en hij zal niet langer op de aarde inwerken. Zo vele namen zullen verdwijnen, Caspium en Rubrum [Arabische Zee], de Golf van Ambracia [Golf van Arta] en de Creticum [wateren ten zuiden van Creta], Propontis [Zee van Marmora] en Pontus [Zwarte Zee](22) : alle onderscheid zal verdwijnen, alles wat de natuur scheidde en waaraan ze een eigen plaats toewees, zal zich met elkaar vermengen. Stadsmuren noch torens zullen bescherming bieden, tempels noch acropölis zullen smekelingen helpen : het water zal de vluchtelingen de pas afsnijden en zelfs van de stadsburchten omlaag sleuren.
[9] Stromen uit het westen, stromen uit het oosten zullen de handen ineen slaan. Eén enkele dag zal de mensheid onder de golven begraven; alles wat het goedgunstige lot in een reeks van eeuwen opgebouwd heeft, wat het boven anderen verheven heeft, alle adel even goed als alle luister alsmede de koninkrijken der volkeren : één dag zal dit alles vernietigen.
[30.I] Voor de natuur is, zoals ik al opmerkte, alles gemakkelijk, vooral wat zij zich vanaf het eerste begin voornam te doen, waartoe zij niet plotseling, maar eerst na een aankondiging toe overgaat. Maar reeds vanaf de eerste dag van de kosmos, toen ze vanuit de uniforme, ongedifferentieerde massa in de huidige structuur overging, is bepaald wanneer alles op aarde verdrinken zou(23); en de zeeën bereiden zich hier al lang op voor, opdat de inspanning hun te zijner tijd niet als bij een onbekende onderneming zwaar zou vallen.
[2] Zie je niet hoe de vloed op de stranden afstormt, als staat hij op het punt uit te breken?
Zie je niet hoe het opkomende water over zijn grenzen heen gaat en de zee ten strijde voert om de continenten in bezit te nemen? Zie je niet hoe dat in een voortdurend gevecht met zijn kluisters gewikkeld is? Wat zie je nog meer? Dreigt soms van die kant, waar je zo grote verwarring ziet, gevaar?
Van de kant van de zee en van de rivieren, die vol strijdlust willen uitbreken?
[3] [Neen! want] er is geen plek waar de natuur geen water opsloeg om ons van alle kanten aan te kunnen vallen, wanneer haar dat lustte. Ik zou liegen als ik zei dat bij het verrichten van graafwerkzaamheden ons geen water tegemoet komt, en zovaak als onze hebzucht ons onder de grond brengt of wij ons om de een of andere reden gedwongen zien dieper in de aarde door te dringen, komt er op een gegeven ogenblik een eind aan het graven. Bedenk verder dat zich in het onderaardse enorme meren bevinden, dat daar een grote hoeveelheid zee opgeslagen ligt, een grote hoeveelheid rivieren, die in het verborgene verder stromen.
[4] De oorzaken voor de grote vloed bevinden zich dus overal : sommige wateren stromen immers onder de continenten, andere daar omheen, en hoe lang deze ook aan banden gelegd zijn, ze zullen de overhand krijgen en rivieren met rivieren, poelen met moerassen verbinden. Dan zal de zee de mondingen van alle bronnen vullen, de opening verbreden en openzetten. Zoals onze ingewanden bij de stoelgang alle vocht uit ons lichaam halen, zoals onze krachten in ons zweet verdwijnen, zo zal de aarde in vocht veranderen en, als andere oorzaken zich stil houden, in zichzelf de oorzaak vinden die haar verdrinken doet. Maar veeleer zou ik denken dat alle factoren hun bijdrage leveren.
[5] En het einde zal niet lang op zich laten wachten. Het natuurlijke evenwicht wordt op de proef gesteld en verscheurd. Laat de kosmos ook maar één keer iets van zijn huidige, adequate precisie varen, dan zal onmiddellijk van alle kanten, vanuit de zichtbare wereld, vanuit het verborgene, vanuit de hemel, vanuit het binnenste der aarde de aanval der wateren ingezet worden.
[6] Niets is zo gewelddadig, zo onbeheerst, zo onhandelbaar, zo gevaarlijk voor wie haar willen tegenhouden als een grote hoeveelheid water : het zal de toegestane vrijheid uitbuiten en omdat zijn natuur dat zo wil alles opvullen waar het tussendoorkomt of omheengaat. Zoals een brand die op uiteen gelegen plaatsen uitbreekt, snel één grote vuurhaard doet ontstaan, omdat de vlammen zich bliksemsnel verenigen, zo zullen zeeën, die op verschillende plaatsen buiten hun oevers treden, zich in een enkel ogenblik verenigen.
[7] De golven zullen die ongebreidelde vrijheid echter niet altijd bezitten, maar wanneer de ondergang van de mensheid voltooid is en met hen de dieren, wier karakter de mensen aangenomen hadden, vernietigd zijn, zal de aarde de wateren weer opzuigen, zal de aarde de zee tot kalmte dwingen of binnen de gestelde grenzen zal de Oceanus te keer te gaan, en teruggeworpen uit onze woonsteden naar de hem toebehorende afgelegen gebieden verdreven worden, en het oude bestel zal terugkeren.
[8] Elk levend wezen zal opnieuw geschapen worden, en de aarde ontvangt een mens die van geen kwaad weet en onder een gelukkiger gesternte geboren is. Maar ook voor hen zal hun onschuld slechts blijven zo lang ze nog pril zijn. Slechtheid sluipt snel binnen. Deugd is moeilijk te vinden, zij heeft iemand nodig die haar leidt, de weg wijst; morele fouten leert men ook wel zonder leraar.
Aantekeningen :
14. Seneca weet waarover hij het heeft; vgl. hst. 9, aant. 54.
15. Binten : de bergen.
16. De bovenstaande citaten waren uit Ovidius' Metamorphoses, resp. 2.64; 1.292; 1.304, 1.285-6; hieronder volgt nog Metamorphoses I.272-3.
17. Voorraadkamer : sinus, een woord dat de betekenissen “(zee)boezem” en “boezemplooi” (waarin iemand iets bewaren kon) combineert.
18. Ons [...] geslacht : uit de tegenstelling wordt wel afgeleid dat Seneca nog in zijn dagen een vloed verwachtte; zie ook hieronder 30.5.
19. “Babylon, de hoofdstad van de [vooral als astrologen bekent staande] Chaldaeïsche stammen, genoot lange tijd de grootste roem onder de steden op de hele aarde; daarom heette het resterende gedeelte van Mesopotamia en Assyria Babylonia [...]. Tot de dag van vandaag staat daar de tempel van Iupiter Belus; dit was de uitvinder van de sterrenkunde” (Plinius, Naturalis Historia 6.121). Belus : de oppergod Bel of Baal, d.i. de oppergod Iupiter; voor deze interpretatio Romana zie p. 163-4.
20. Vandaar de namen Kreefts-, resp. Steenbokskeerkring.
21. Adria [...] Siculum : dit zijn de wateren om Italië; indien deze een geheel vormen, betekent dat dat Italië onder water staat. Zie ook aant. 22.
22. Caspium : zie p. 15. Oost-Azië verdrinkt omdat de noordelijke Caspium en de zuidelijke Rubrum één nieuwe zee vormen; Griekenland verdwijnt onder water wanneer de westelijke Golf van Ambracia en de oostelijke Creticum in elkaar opgaan; als Pontus en Propontis niet meer te onderscheiden zijn [in al het water], betekent dit, dat de omliggende landen (Zuidoost-Europa, West-Azië) verdwenen zijn.
23. De bepaling van het uur van ondergang op de eerste dag is stoïsch (“lotsbeschikking”).
Heel de wereld beschreven : Lucretius, Philo en anderen over kosmos, aarde en mens, blz. 112-122
ISBN 90 5352 5726
Nauwelijks minder ingrijpend lijkt de periodieke ondergang van de mensheid : niet de hele kosmos, maar alleen (een groot gedeelte van) de mensheid gaat vanwege haar slechte leefwijze ten onder, een “zuivering” op morele gronden, om zo voor een nieuw geslacht plaats te maken (een idee dat al te vinden is bij Plato, Timaeus 20c.).
De Koran spreekt van de Heer van twee oosten en twee westen, een zin die de exegeten in grote moeilijkheden bracht.
Soera 55 : De Meest Gracieuze (Ar-Rahmaan)
17. De Heer der twee Oosten en de Heer der twee Westen!
Averrhoes, de Arabische wijsgeer uit de twaalfde eeuw, schreef over de oostwaarts en de westwaarts bewegingen van de zon.