Ahhotep - twee Egyptische koninginnen op de drempel van het Nieuwe Rijk
Donderdag 17 April 2008, 10:55 am - Categorie: geschiedenis
Ahhotep. Haar naam betekent De maan is tevreden.
Ahhotep bereikte de hoge leeftijd van ca. 90 jaar. Ze heeft de hele omwenteling meegemaakt, vanaf de aanzet tot het conflict met de Hyksos, het verdrijven van de buitenlandse volken uit Egypte en de aanvang van het Nieuwe Rijk in 1539 v. Chr.. Deze periode wordt gekenmerkt door de hereniging van de landen van Egypte, restauratie van de Amon-cultus, politieke vernieuwing en grootschalig imperialisme. Tijdens deze dynastie werd het rijk in westelijke richting tot aan de Eufraat, in zuidelijke richting tot Nubië uitgebreid. Na de dood van echtgenoot Sekenenra Tao II en zoon Kamose trad Ahhotep op als regentes voor Ahmose, die nog te jong was om te regeren. Na diens dood heeft ze nog meegemaakt hoe haar kleinzoon Amenhotep I een begin maakte met de uitbreiding van het rijk. In een tempel in Nubïë, bij de vestingsstad Buhen, komt haar naam voor in een cartouche, samen met die van Ahmose, een aanwijzing dat ze samen met Ahmose heeft geregeerd. Ze werd door Ahmose op een stele in Karnak herinnerd vanwege het herstel van de orde tijdens ongeregeldheden in Thebe.
Ahhoteps ouders waren de koningin Tetisheri en de farao Tao I. Haar echtgenoot was Sekenenra Tao II; zijn bijnaam was de Dappere. Ahmose, de eerste farao van deze dynastie, en de koningin Ahmose Nefertari, zijn echtgenote, waren Ahhoteps de zoon en dochter.
Tetisheri met gierkap, op de offerstele van Ahmose.
De vrouwen uit het begin van deze dynastie zijn tegenwoordig minder bekend, maar ze hadden grote betekenis voor de ideologie van het Nieuwe Rijk. Een aantal familieleden werd vergoddelijkt. Ahmose Nefertari, de dochter van Ahhotep, werd nog zeker vijf eeuwen met haar zoon Amenhotep in het door hun opgerichte werkliedendorp bij Deir el Medina als godin vereerd. Hier woonden de mensen die werkten aan de graven in het koningsdal aan de westoever van de Nijl tegenover Thebe, waar sinds Ahmose Nefertari en Amenhotep I de koningen en koninginnen van de 18e dynastie zouden worden begraven. Ahmose werd nog begraven bij Dra Aboe el Naga op de westoever van Thebe, waar de koningen van de 17e dynastie werden begraven. Dit gebied is nog niet goed onderzocht.
Stele met Tetisheri die offers ontvangt van haar kleinzoon, de farao Ahmose.
In het piramidecomplex van Ahmose in Abydos bevond zich een stele met hierop Ahmoses overleden grootmoeder Tetisheri, aan wie hij offers brengt. De tekst, een dialoog tussen Ahmose en zijn echtgenote Ahmose Nefertari, vermeldt dat Tetisheri de moeder is van Ahmoses vader (Tao II) en van zijn moeder (Ahhotep). Zijn ouders zijn dus broer en zus. Ook is te lezen dat Ahmose zijn grootmoeder met de bouw van een piramide en een kapel zou eren. Het werd de laatste piramide, die werd gebouwd als eerbetoon. Hij was omringd met tuinen en een meer. De koningin zelf was begraven in Thebe. Terwijl Ahmose op veldtocht was of te jong was om te regeren, regelde Tetisheri de zaken aan het hof van Thebe, en trad Ahhotep op als regentes.
Als kinderen van Ahhotep zijn genoemd: de farao Ahmose, koningin Ahmose Nefertari, de zoons Ahmose Sipair en Binpu en de prinsessen Ahmose-Henutemipet, Ahmose-Meritamon, Ahmose-Nebetta en Ahmose-Tumerisy. Ahhoteps grafkist is gevonden in de buurt waar ook de kist van haar zoon Kamose is gevonden. Hun oorspronkelijke graven zijn tot nu toe niet ontdekt.
Titels en functies van Ahhotep en de koninginnen van het Nieuwe Rijk
Gier en moeder Mut met Amon. Onvoltooid beeld uit Karnak.
De titel Goddelijke Gemalin kwam al eerder voor bij niet-koninklijke vrouwen, en was verbonden met de goden Min, Ptah en Amon. Sinds de 18e dynastie werd hij voor het eerst gebruikt door koninklijke vrouwen, met name door de koningin of door haar dochter. De functie maakt duidelijk dat de rol van vrouwen sinds de aanvang van deze dynastie zowel politiek als religieus prominent was.
Armbandbeschermer met gier, grafgift gevonden in de kist van Ahhotep II.
Vier 'goddelijke gemalinnen' met gierkap, uit het graf van Khabeknet. Te lezen zijn de namen Ta-khered-qa, Sit-ir-bau en Kamose.
Ahmose Nefertari is de eerste koningin die de titel zeker droeg. De functie van Goddelijke Gemalin ging sinds Ahmose Nefertari ook nog gepaard met de titels Hand van God en Goddelijke Aanbidster.
Dat Ahhotep politiek actief was, blijkt uit een inscriptie boven een deur in een tempel in de Nubische vestingstad Buhen. Ahmose liet hier na een veldtocht in een cartouche naast zijn eigen naam die van zijn moeder schrijven. Zo'n dubbelcartouche komt alleen voor in geval van mederegentschap. Waarschijnlijk was Ahhotep regentes na de dood van Kamose, tot Ahmose oud genoeg was. MIsschien heeft ze ook daarna nog samen met hem geregeerd.
Vliegen uit de grafkist van Ahhotep II, een eerbetoon voor militaire moed.
Deze vermelding werd in het verleden in verband gebracht met de gouden vliegen uit de grafkist van Ahhotep II die is gevonden bij Dra Aboe el Naga. Gouden vliegen werden uitgereikt als een militaire orde vanwege betoonde moed. Gesuggereerd is dat het om voorwerpen van Ahmose en Kamose gaat, die in de kist van Ahhotep belandden nadat de kisten vanwege grafroverij elders werden verborgen. Over het algemeen wordt echter geaccepteerd dat het gaat om grafgiften voor Ahhotep II zelf.
Vanwege de vele overeenkomsten tussen deze koninginnen worden ze vaak met elkaar verward.
De tekst op de stele luidt:
"Bewijs eer aan de gebiedster van het land, heerseres van de kusten van Haoeneboe. Haar naam is verheven boven alle landen buiten Egypte (en ze) regeert het volk.
De gemalin van de koning, de zuster van de heer (de koning) - leven, voorspoed, gezondheid! De prinses, de moeder van de koning, de edelvrouwe, die inzicht heeft en wie Egypte ter harte gaat'.
Ze zorgde voor de soldaten en beschermde hen, ze heeft de vluchtelingen teruggebracht en de deserteurs verzameld. Ze heeft Boven-Egypte (het zuiden, Thebe) gepacificeerd en de opstandelingen verdreven. De vrouw van de koning, Ahhotep, moge ze leven."
Vertaling uit de Nederlandse vertaling van Joan Fletcher.
Verbindingsstuk van een dolk uit de kist van Ahhotep, in Egeïsche stijl.
Op de stele wordt gesproken van nebta, heerseres van het land, en niet van het gebruikelijke nebtawy, heerseres van de twee landen.
De strijd tegen de Hyksos en de hereniging van het rijk
Minoische stier en labyrinth gevonden in Avaris, de oude hoofdstad van de Hyksos.
Assyrische strijders in door gepaard getrokken strijdwagen.
In Azië verschenen imperialistische strijders op het toneel die hun overwicht ontleenden aan militaire vernieuwingen. Ze introduceerden paarden in de strijd, en vonden verschillende wapens en specifiek oorlogstuig uit. Hierdoor ontstond er een grote chaos, zodat de bewoners op de vlucht sloegen en elders hun heil zochten. Indo-Iraanse en Indo-Europese veroveraars, waar later de Hittieten uit voortkwamen, introduceerden het paard met de strijdwagen, wat een grote militaire voorsprong opleverde. In de 19e eeuw werd vanuit Ashur door de koning Shamsi Adad het Assyrische rijk gevormd. Dit viel in Egypte ongeveer samen met het begin van de 12e dynastie.
Assimilatie met de Egyptische cultuur bij dit terracotta hyksosbeeld. Vrouw met vogelhoofd en nemes hoofddoek.
Intussen werd door binnenvallende Indo-Europese volken voorbij de Eufraat in het noorden van Mesopotamië het rijk Mitanni gevormd, dat militair zo machtig was dat het imperialisme van de 18e dynastie hier tot staan kwam. Alleen de farao's Toetmozes I en III hebben de Mitanni tijdelijk weten te onderwerpen. Toetmozes III trok 'plunderend van stad tot stad' terwijl de edelen zich 'verborgen in hun holen', en richtte de stele op die aan zijn rooftocht aan de overzijde van de Eufraat herinnert, naast de stele die Toetmozes I hier al had weten te plaatsen. De Mittani veroverden Assyrië en heersten tijdelijk over Ninive en Ashur rond 1500. Een westwaartse beweging was toen al langere tijd op gang.
Egyptisch beeldje van Astarte uit het Nieuwe Rijk. De Syrische herkomst van dit huisbeeldje is goed zichtbaar.
Minoïsche muurschildering uit Thera.
In deze tijd bestond een culturele uitwisseling tussen de eilanden in de Egeïsche Zee en Noord-Egypte. Het lineair A-schrift van Kreta schijnt te zijn geschreven in een aan het Semitisch verwante taal. In Egypte is verder veel aardwerk van Cyprus gevonden.
Waarschijnlijk is niet alleen militaire overmacht een verklaring voor de machtsovername van de Hyksos. Al sinds het einde van de 12e dynastie was de Egyptische heerschappij instabiel geworden en verzwakt. Vele farao's volgden elkaar in een korte tijd op. Velen regeerden niet langer dan een jaar. Er zijn archeologische aanwijzingen gevonden voor een hongersnood. Het verbaast niet dat gesuggereerd is dat het bijbelse verhaal over de plagen van Egypte en het verhaal over het verzwolgen leger van de farao hier zijn oorsprong vond, hoewel de historische weergave van de gebeurtenissen in de bijbel niet overeenkomt met de werkelijke geschiedenis.
Houten beeld van Hyksos vrouw met kind.
Mummie van Seqenenra Tao II, de echtgenoot van Ahhotep, met typische wonden die worden toegeschreven aan Hyksos-wapens.
Op de beroemde stèle van Kamose is te lezen hoe Kamose, getergd door de opdeling van het Egyptische rijk en de zware belastingen die de Aziaten hadden opgelegd, zich voornam om de Aizaten uit Egypte te verjagen en de landen weer te verenigen. De tekst geeft een mogelijk motief. Deze stèle werd in 1954 gevonden onder het beeld van Ramses II in Karnak, waar hij als fundering was gebruikt. Kamose spreekt zijn ergenis erover uit dat Egypte in drie delen is opgedeeld, een Aziatisch deel, een Nubisch deel, en hij ertussen in. Iedereen kan meedelen in Egyptische land. Bovendien kent niemand rust vanwege de hoge belastingen die de Aziaten eisen. Kamose neemt zich dus voor de Aziaten het land uit te gooien en Egypte te redden. Onder leiding van Amon trok hij naar het noorden, terwijl het leger voor hem uittrok 'als een vuurzee'. De Aziaten werden teruggedrongen, en de soldaten van Kamose trokken plunderend door het land. Zijn soldaten verdeelden vol vreugde hun buit, bestaande uit slaven, vee, melk, vet en honing.
Uit de tekst van de stèle blijkt dat in deze periode het doel was om Egypte te bevrijden van vreemde invloeden en het land te herenigen onder één vorst. De imperialistische strijd waarmee Egypte tijdens de 18e en 19e dynastie in een indrukwekkende wereldmacht veranderde begint pas met Amenhotep I, nadat de orde binnen het rijk is hersteld. De farao's in deze periode leefden te kort om deze opeenvolging van gebeurtenissen mee te maken, maar de koninginnen Tetisheri, Ahhotep en Ahmose Nefertari bereikten alle een hoge leeftijd. Tetisheri en Ahhotep waren betrokken bij het begin van het verzet, maakten de omwenteling mee en de aanvang van de uitbreiding van Egypte tot wereldrijk.
West-Thebaanse necropolis in de rotsige heuvels van Dra Aboe el Naga, waar de koninklijke families van de 17e dynastie werden begraven.
Een tweede stèle van Kamose vermeldt hoe een boodschapper van de koning Apopep werd onderschept die op weg was met een brief naar Nubië, waarin hij om steun verzocht tegen Kamose. Deze reageerde hierop met militaire maatregelen.
In twee rotsinscripties in Armina en Toshka komen de namen van Kamose en Ahmose samen voor, beide met een titel die werd gebruikt voor heersende koningen. Dit suggereert een co-regentschap. Het lijkt erop dat Kamose Ahmose als co-regent aanwees voor zijn tweede campagne tegen Nubié.
Het was Ahmose die later de Aziaten uit Egypte verdreef en ze helemaal najaagde tot aan Sharuhen in de Negev woestijn, in het zuiden van het tegenwoordige Israël. De joodse schrijver Josephus Flavius, die deze episode terecht aanvoert als de originele versie van de bijbelse exodus, voegt hier nog als interessante noot aan toe dat de Hyksos vervolgens in hun 'beloofde land' de stad Jeruzalem stichten. Ook is in Josephus' citaat van Manetho een hint te vinden naar 'het beloofde land'; de koning Thummosis sloot na een lange belegering van Avaris een overeenkomst met de hyksos, waarbij zij accepteerden dat ze Egypte zouden verlaten, in ruil waarvoor zij zich dan mochten vestigen waar ze maar wilden. Met tweehonderdduizend families trokken zij vanuit Egypte de Syrische woestijn in. Uiteindelijk stichtten ze in Judea een stad die ze Jeruzalem noemden, aldus Josephus. Vanwege de macht van de Assyriërs konden ze niet verder trekken. Ahmose, de farao die uiteindelijk de Hyksos verdreef, regeerde ongeveer van 1539 tot 1514.
Een historisch verslag van de strijd wordt ook gegeven in het graf van Ahmose, zoon van Ebana, in El-Kab, die heeft gevochten in het leger van de farao's Ahmose en Amenhotep I. Zijn vader had al gevochten onder Tao II. Ahmose, de zoon van Ebana, beschrijft hoe hij met het leger van de farao optrok naar Avaris, waar de stad werd geplunderd. Hij maakte in de oorlog vele gevangen, mannen en vrouwen, die hij mocht houden als slaven. Vervolgens trok het leger naar Sharuhen, dat na een belegering van drie jaar ook werd geplunderd. Toen de 'nomaden van Azië' waren overwonnen, ging de tocht verder naar het zuidelijke Khent-hen-nefer, waar de Nubische boogschutters werden vernietigd. Ook daar werd een rijke buit gemaakt. Het leverde Ahmose, zoon van Ebana, nog meer slaven en stukken land op, net als de rest van de bemanning.
Ook de Rhind-papyrus, een mathematische tekst, geeft informatie over de manier waarop de strijd is gevoerd. Op deze papyrus staat bijvoorbeeld de strategie beschreven die door Ahmose werd toegepast waarmee de stad Tjaru in de delta werd ingenomen. Door Tjaru in te nemen werden alle belangrijke routes naar Avaris afgesneden, zodat niemand vanuit oostelijke richting de stad hulp kon bieden. Bij Josephus wordt in de woorden van Manetho een situatie beschreven die hieraan vaag doet denken. Onder de koning Misphragmuthosis werden de Hyksos opgesloten in Avaris. De Hyksos omgaven hun stad vervolgens door een grote muur, om hun bezittingen veilig te stellen. De zoon van de genoemde farao, Thummosis, kwam na een mislukt beleg tot een overeenkomst waarbij de bewoners zich verplichtten Egypte te verlaten in ruil voor een vrije aftocht, met behoud van al hun bezittingen. Honderdduizenden mensen trokken vervolgens met hun bezittingen de woestijn in, op weg naar het nieuwe land dat hun door de Egyptenaren was beloofd.
Beeld van de Hyksos koning Apep of Apophis.
In deze brief schuilt een religieuze tegenstelling. De naam van de koning Apepi (Apophis) suggereert de mogelijkheid dat het om een verzonnen naam gaat, bedoeld om aannemelijk te maken dat de Hyksos moesten worden verdreven en de 'orde' te herstellen. Het is ook mogeljk dat het om een echte naam gaat, omdat de Hyksos de god Seth vereerden.
Apep slang, de personicatie van het kwaad, wordt verslagen.
Apep (Apophis)was in de Egyptische mythologie een demoon in de gedaante van een slang, die het kwaad voorstelde. Hij vertegenwoordigde het duister en de chaos. Als zodanig stond hij tegenover Ma'at, de godin van de orde en de harmonie. In de loop van de tijd werd Apep steeds meer geassocieerd met Seth, volgens de Egyptische mythologie de moordenaar van de belangrijkste god Osiris. Horus, de zoon van Isis en Osiris, doodde Seth en herstelde de orde.
Seth kreeg de betekenis van 'tegengod', te vergelijken met de bijbelse Satan. Als moordenaar van Osiris belichaamde hij het kwaad, en als zodanig ook de vijanden van het land. De Hyksos stelden hun god Baal gelijk aan Seth, waardoor de Hyksos makkelijk als een 'vijand' zouden kunnen worden voorgesteld. Het blijkt nergens uit dat dit daardwerkelijk gebeurde. De latere Ptolemeeën, een Griekse faraodynastie gesticht door Alexander de Grote, dachten wel op deze manier. Ptolemeus IV noemde zichzelf de belichaming van Horus, die de Seleucidische vorst Antiochus, voorgesteld als Seth, overwon. Ptolemeus V deed zich voor als de Horuskoning die met Seth geïdentificeerde Egyptische opstandelingen neersloeg. De Ptolemeeën werden ook zelf voorgesteld als Seth (Typhon), in het Orakel van de Pottenbakker, waarin de hoop wordt uitgesproken eens de Grieken uit Egypte te verjagen en Memphis weer tot hoofdstad te maken. De Perzische koning Artaxerxes III Ochus die Egypte bezette, werd 'de ezel' genoemd, ook een dier dat Seth belichaamde.
Horus verslaat Seth in de gedaante van een nijlpaard.
Josephus Flavius vertelt, zich baserend op Manetho, uitgebreid over de precieze rol die de Egyptische farao Ahmose (in de bijbel terecht gekomen als Mozes) had in de uiteindelijke verjaging van de Hyksos, een geschiedenis die in zeer verbasterde en verjoodste vorm in de bijbel terecht is gekomen als de Exodus.
Concrete aanwijzingen over de preciese aanleiding tot het conflict zijn er niet. De geschiedenis wordt afgeleid uit het beschikbare archeologisch materiaal, zoals grafteksten, teksten op stèles en specifieke verwondingen bij mummies met de Semitische wapens van de Hyksos-volken.
Egeïsche motieven op de wapens uit de grafkist van Ahhotep
Deksel van de grafkist van Ahhotep, in 1859 gevonden door het archeologisch team van Mariette.
Volgens sommigen behoren de wapens aan Kamose of Ahmose. Ze zouden in de kist van Ahhotep zijn beland toen de koninklijke mummies van de 17e en 18e dynastie werden verhuisd vanwege de onophoudelijke grafroverij. De mummies van de 18e dynastie, die waren begraven in het koningsdal, werden gehuisvest in de koninklijke cachette in de dodentempel van Hatshepsoet in Deir al Bahri. Hier zijn ook de mummies van Ahmose en zijn moeder Ahhotep gevonden. De kisten van de koningen van de 17e dynastie werden verhuisd naar een onderkomen bij Dra Aboe el Naga. Hier werden de mummies van Kamose de koningin Ahhotep II gevonden, die vanwege de vele overeenkomsten werd verward met de moeder van Ahmose. De oorspronkelijke plaats van hun graven ligt waarschijnlijk verder in de bergen van Dra Aboe el Naga, maar daar is tot nu toe geen onderzoek gedaan.
Desondanks is de opvatting geaccepteerd dat het gaat om grafgiften die zijn geschonken aan Ahhotep. Er moet een nauwe familierelatie bestaan, want op de wapens die in het graf zijn gevonden komen de namen Kamose en Ahmose meermalen voor. Ook kunnen de koninginnen beide worden geassocieerd met de strijd tegen de Hyksos, wat blijkt uit het soort wapens en de decoratie. Beide waren gemalin van de koning en leefden in de overgangstijd van het verdeelde rijk naar het herenigde rijk. Beide zijn geassocieerd met zaken die het leger betreft.
Bijl. Ahmose onderwerpt een Syrische strijder, boven een griffioen.
Joan Fletcher geeft een beschrijving van de vondst. Het was een luxueuze kist, die in ongeschonden staat verkeerde. De kist was van geïmporteerd cederhout en overtrokken met goud. In de kist lag de koninklijke cobra op de hathorpruik. Verder bevond zich een belangrijke schat aan juwelen en wapens in de kist. Bij de ontruiming van het graf was helaas geen leiding aanwezig. De lokale goeverneur verwijderde de decoraties van de mummie, gooide het lichaam weg en stuurde de juwelen naar Cairo om ze te laten omsmelten tot goudstaaf.
Auguste Mariette, in die tijd de directeur van de Oudheidkundige Dienst, ging zodra hij van de vondst hoorde naar de lokatie en redde door een onverzettelijke houding wat er te redden viel. Dankzij zijn tussenkomst bevinden de schatten zich nu in het museum van Caïro.
Griffioen uit de troonzaal van het paleis in Knossos op Kreta, in Minoïsche stijl.
Dolk van Ahhotep
Ook de decoratie op de zogenaamde dolk van Ahhotep heeft een Egeïsche stijl. Op het heft wordt een kalf achtervolgd door een leeuw. In tegengestelde richting zijn een aantal sprinkhanen te zien, die zich misschien aan de gewassen tegoed doen. Jachttaferelen in Egypte symboliseren het met krachtige hand verdrijven van de chaos en het herstellen van de orde.
Het is onbekend waar deze voorwerpen vandaankomen, en hoe ze in het Thebaanse graf van Ahhotep terecht komen. Er is geen duidelijkheid of de maker Egyptisch of Egeïsch is. Een paar kenmerken suggereren dat het niet om een Egyptische maker gaat. De manier waarop de hiëroglyfen zijn geschreven zijn voor een Egyptenaar ongewoon. Aan de andere kant van het bijlblad is een sfinx te zien waarop een typisch Egyptisch motief verkeerd wordt geïnterpreteerd. De sfynxen dragen gewoonlijk een cartouche met hierin de naam van de koning. De sfinx op deze bijl draagt het afgeslagen hoofd van een vijand. In de Hyksos-periode zijn vele scarabeeën geproduceerd waaruit blijkt dat zij geen hiëroglyphisch schrift konden lezen, maar het een beetje natekenden.
Armband van Ahhotep.
Beide koninginnen kunnen worden geassocieerd met de strijd tegen de Hyksos en de overgang van de Tweede Tussenperiode naar het herenigde Egypte van het Nieuwe Rijk. Beide staan in nauwe relatie met de farao's Kamose en Amose. Beide worden geassocieerd met militair eerbetoon en met het behoeden van Egypte tegen chaos en versnippering. Het verbaast niet dat er veel verwarring bestaat, en dat er zoveel tegenstrijdige informatie te vinden is.
Het beschikbare materiaal geeft te weinig informatie om zekerheid te hebben over alle familierelaties. De titels van de koninginnen vermelden alleen 'moeder van de koning' of 'zuster van de koning', zonder hierbij een naam te noemen.
Amenhotep I en zijn echtgenote Ahhotep II.
Ahmose Nefertari had misschien een docher met de naam Ahhotep, die de echtgenote van Ahmoses Nefertari's zoon Amenhotep zou kunnen zijn. Op een grafstele van Amenhotep I zit zijn echtgenote Ahhotep II achter de farao.
Er is ook geopperd dat er toch maar één koningin Ahhotep is, en dat de kisten zijn gemaakt in een verschillende periode van haar leven.
Meestal wordt Ahhotep I genoemd als de dochter van Tetisheri en de moeder van Ahmose, terwijl Ahhotep II de dochter was van Ahmose Nefertari en Ahmose, en de echtgenote van Amenhotep I. De kist die bij Dra Aboe el Naga is gevonden, wijst op een koningin van de 17e dynastie. De oudere mummies van Tetisheri en Tao II zijn echter naar de cachette in Deir el Bahra gebracht, wat erop wijst dat zij volgens de zienswijze van die tijd aan de basis stonden van de hereniging van het Nieuwe Rijk. Het wachten is op meer archologische ontdekkingen om de vragen te beantwoorden. Wel kan de conclusie worden getrokken dat rond de stichter van de 18e dynastie, Ahmose, een aantal vrouwen hebben geleefd die een belangrijke invloed hebben gehad op de positie van vrouwen in het Nieuwe Rijk. Daarbij was koningin Ahhotep een van de spilfiguren.
| | Auteur: els-geuzebroek
Dit artikel is keer gelezen.
Geen reacties