BESCHRIJVINGEN

Nieuwe database onder constructie: kijk hier. Deze pagina's worden ingevoerd in een nieuwe database. Zolang dat niet af is, blijven ze hier nog staan, maar ze worden niet meer bijgewerkt.

LEXICON A t/m F

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z


Adonis. Geliefde van Aphrodite, vereerd op Cyprus. Hij was een jaarlijks stervende en herrijzende god. De vereerders van Adonis aten geen varkensvlees, daar Adonis door een varken werd gedood. Adonis komt van het Fenische Adon, wat net als Baäl 'heer' betekent: dit is eigenlijk de aanspreektitel van de Babylonische Tammoetz. Hij werd vooral in het Fenicische (Kanaänitische) Byblos vereerd. Door Fenicische kolonisten werd zijn cultus overgebracht naar Cyprus, waar zijn jaarlijkse dood en wedergeboorte werd opgenomen in de cultus rond Aphrodite.
Volgens de Griekse mythologie kwam Adonis voort uit de incestueuze relatie tussen een koning en diens dochter Myrrha (Smyrna). Zij werd door de godin Aphrodite gestraft met een onbedwingbare lust, omdat ze geen respect voor haar vader toonde. Ze bracht 12 nachten met hem door voor hij het bedrog ontdekte, en ontsnapte aan zijn woede doordat de goden haar veranderden in de boom die de gomhars myrre voortbrengt. Deze boom schonk na 10 maanden [maanmaanden?] het leven aan Adonis. Aphrodite bracht het kind naar Persephone in de onderwereld, maar deze werd zelf verliefd op hem. Volgens een andere versie groeide Adonis op; hij ging regelmatig op jacht door de bossen, tot hij tenslotte werd gedood door een everzwijn, dat zijn geslachtsdeel afbeet. In deze versie gaat Aphrodite hem achterna, de onderwereld in, waar zij voor grote problemen komt te staan.
Er ontstond een strijd tussen Aphrodite en Persephone over wie dit kind mocht behouden: Zeus besliste dat hij het ene halve jaar in de onderwereld bij Persephone, en het andere halve jaar boven de aarde bij Afrodite mocht doorbrengen. Volgens een andere variant schonk de muze Calliope Adonis een derde deel van het jaar aan Persephone, een derde aan Aphrodite; het laatste derde deel van het jaar mocht hij voor zichzelf behouden. Zijn eigen deel offerde Adonis echter op om bij Aphrodite te kunnen blijven. Ook werd wel gezegd dat hij in dit gedeelte van het jaar Apollo als vrouw diende. Dit komt overeen met de zichzelf castrerende priesters, de Galloi, in dienst van Cybele, wier geliefde Attis op dezelfde manier als Adonis om het leven kwam.
Adonis werd elke herfst door een everzwijn gedood. Afrodite rouwde om hem tot de lente, en de aarde was onvruchtbaar in deze tijd. Zijn terugkeer werd in Byblos aangekondigd door het rivierwater, dat rood kleurde door een bepaalde klei, en op Cyprus door de komst van de rode anemoon. De tegenwoordige naam van de rivier is Nahr Ibrahim.
Ook bij Jaffa bevindt zich een bloedrode rivier; deze is gekleurd door het bloed van Cetos, het door Perseus gedode zeemonster.

Adonis was van oorsprong de 'goede herder' Tammoetz, beschermer van de kudden en zoon-minnaar van de godin. In een nog verder verleden gaan zij beiden terug op de Soemerische herder Dumuzi; in het Soemerische ritueel werd jaarlijks een jongen die de god representeerde geofferd, zodat zijn bloed de velden kon bevruchten. Later bij de Babyloniërs werd de jonge Tammoetz de geliefde van Isjtar. Hij werd symbolisch geofferd in de vorm van een lam. Het beeld van deze jonge geliefdes werd in Griekenland overgenomen als 'kourosbeelden', de mooie, vrouwelijk aandoende jongensbeeldjes. De vrouwelijke variant hiervan zijn de kore-beeldjes. De joodse vrouwen weenden jaarlijks om Tammoetz op de Grote verzoendag.
Een belangrijk centrum in de verering van Adonis was Betlehem. De heilige Hiëronymus vermeldde dat in deze plaats Tammuz (Adonis), de geliefde van Venus (Aphrodite of Astarte) werd vereerd bij een heilig bos bij een grot, waar jaarlijks werd gerouwd om zijn dood. Zijn betekenis is in het Christendom overgegaan op Jezus. Adonis' moeder was de tempelmaagd Myrrh. In de rituelen voor Adonis werd geurende mirre gebrand als afrodisiacum; de doornige takken dienden misschien als zijn kroon van twijgen. Andere namen voor Myrrh waren Myrrhe of Myrrha, Miriam, Mariamna, Maria of Smyrna. Vele motieven in het verhaal van Jezus zijn direct te relateren aan de cultus van Adonis, zoals zijn aanspreektitel als 'Heer', zijn geboorte in een varkensstal, zijn geboorte uit een heilige tempelmaagd, het geschenk van onder andere mirre bij zijn geboorte etc. Een kribbe werd overigens wel opgevat als baarmoedersymbool. Het feest van de wederopstanding van Adonis viel op de datum waarop nu door christenen de wederopstanding van Christus wordt gevierd, tijdens de equinox.
Ook in de bijbelse geschiedenis van Mozes zijn motieven en namen te herkennen uit de mythe van Adonis, zoals drie vrouwen die een rol speelden bij zijn geboorte, waaronder Mirjam/Myrrhe/Maria, een rivier die in bloed verandert en een symbolische castratie.
Mirre was een attribuut van Jezus' moeder, en het speelde een rol in de ideeën over dood en wedergeboorte. Aan mirre werd tevens de kracht toegeschreven de menstruatie te kunnen opwekken. Vroege Christenen noemden Maria Myrrha van de Zee. Priesteressen van de dood werden wel myrrhophores genoemd, 'dragers van mirre'; deze titel werd ook wel gegeven aan de drie Maria's bij het kruis.


Allerheiligen. 1 november. Behoort sinds 835 tot de kerkelijke feesten.


Allerzielen. Allerzielen is de herdenking van de gestorvenen op 2 november: kaarsen worden gebrand ter nagedachtenis van alle doden. Dit gebruik komt overeen met het ontsteken van lichten tijdens het feest voor Osiris en alle overledenen, begin november. Deze gewoonte bestond op meerdere plaatsen en leefde overal voort; in 998 werd opgenomen onder de kerkelijke feestdagen.
Het ontstaan van het leven en het sterven werd in Griekenland ondermeer herdacht met de opkomst en ondergang van de sterrengroep de Pleiaden, respectievelijk in maart en november. Op 1 november, tegenwoordig 'Allerheiligen', werden gebeden voor de doden uitgesproken. Allerheiligen werd pas aan het begin van de 7e eeuw gevierd op 1 november; daarvoor viel het samen met pinksteren, dat aanvankelijk een feest voor de doden was, en later werd de datum voor het feest van Maria en de heiligen gesteld op 18 mei.
Allerzielen viel samen met de pre-Christelijke Wilde Jacht, de nacht dat de doden tijdens de najaarsstormen door de lucht raasden onder aanvoering van Odin of voormalige godinnen als Diana of Hetate. Een bekende Germaanse aanvoerster van de Wilde Jacht was Perchta, wier gevolg van zielen de voorloper was van de latere horde Zwarte Pieten in het gevolg van Sint-Nicolaas, dat nu wordt gevierd op vijf december, Sinterklaasavond. De Wilde Jacht vond verder nog plaats in de nachten tussen kerst en driekoningen, en tijdens de paasweek.
De Britse Kelten vierden hetzelfde dodenfeest met vreugdevuren onder de naam Samhain, later verbasterd tot Halloween.
De Griekse lotsdemonen de keren, die verwant zijn aan de zielengeleidende harpijen, verschijnen tijdens het Atheense feest de anthesteria, als de treurende zielen. Dit was een bloemenfeest, gevierd in februari/maart, waarbij veel werd wijn gedronken; tot slot vond een huwelijk plaats in een ossenstal. Het wordt voornamelijk bijgewoond door vrouwen; de god Dionysos, wiens bloed werd geïdentificeerd met de wijn, stond erin centraal. De wijn had in deze tijd de tweede gisting achter de rug, en was nu geschikt voor consumptie. Dit was ook een feest van de doden en de wederopstanding, waarbij eer werd betuigd aan de overleden voorouders. Tevens speelde tijdens het feest, dat samenviel met de dag- en nachtevening van de lente, de terugkeer van het licht en het nieuwe jaar een rol.
In de islam leeft het feest voor tijdens de nacht van Al-Qadr, waarin de koran is geopenbaard. Dit feest valt tijdens de laatste dagen van Ramadan. Ook in Mexico werd een groot bloemenfeest gevierd op de herdenkingsdag van de doden, waarin de bloemengodin Xochiquetzal centraal stond. Nog steeds wordt op 2 november, de Dias de los Muertos, haar heiligdom met goudsbloemen versierd.
In India werd het feest voor de voorouders of dode zielen geassocieerd met de geluksgodin Laksjmi; dit is Diwali, een lichtfeest gevierd met de nieuwe maan omstreeks onze maand november. In een maanjaar valt de eerste dag van de maand altijd tijdens de nieuwe maan, dus in feite zou dit overeenkomen met 1 november als hier een maankalender werd gehanteerd. In India begint met diwali tevens het nieuwe jaar; het vieren van het nieuwe jaar met het ontsteken van lichtjes in het hele huis komt dus overeen met ons gebruik van het aansteken van kaarsen tijdens kerst en nieuwjaar.


Amon. 'Verborgene'. Zon, zonneschijf, ram (in zijn hoedanigheid als vruchtbaarheidsgod); gans, slang. Amon heeft een blauwe huidskleur, als teken van de oneindige kosmos. Amon was aanvankelijk een abstracte oergod. In het Nieuwe Rijk krijgt hij het aspect van de zonnegod Ra. Heiligdom: Karnak (met maankind Chons en Moet). Zijn naam is misschien de oorsprong van het Hebreeuwse amen.


Androgyn. Tegelijk mannelijk en vrouwelijk. Hermafroditos, de zoon van Hermes en Aphrodite, verenigde zich met de nimf Salmacis. Er kronkelde een slang rond Hermafroditus, en vanaf dat moment was hij androgyn.


Ankh. In Egypte het symbool van eeuwig leven. Door de Koptische christenen in Egypte is dit teken als kruis overgenomen. Het is te zien als levensadem of goddelijke vonk, die het leven mogelijk maakt. Het is ook een uitbeelding van de levenschenkende eigenschappen van water en lucht. Het is een samengesteld teken, bestaande uit een lus of cirkel en een kruis; hiermee worden respectievelijk het mannelijk en vrouwelijk geslachtsdeel aangeduid. Daardoor heeft het teken een directe, seksuele connotatie, die metaforisch is voor de steeds voortdurende schepping van de hele natuur. De oorsprong is niet bekend.
In Egypte is het een verbinding kunnen van het T-vormige Osiriskruis met de ovaal van Isis. Het woord ankh kan zowel spiegel als leven beteken. Het werd wel beschouwd als de Sleutel van de Nijl, de mystieke vereniging van Isis en Osiris die het stijgen van de Nijl veroorzaakte, waardoor het land vruchtbaar werd.
Inanna wordt afgebeeld met de Soemerische ankh, een levensstrik.


Anoebis. Egyptische Dodengod.


Attis. Zoon/minnaar van moedergodin Cybele (Frygië). 'Hij werd geboren uit de vrucht van een amandelboom die was gegroeid uit de afgesneden penis van een androgyn wezen, Agdistis geheten. Agdistis is ook een andere naam voor Cybele. Attis werd gevonden bij de rivier de Gallus, en opgevoed door herders. Hij werd gedood door een varken, of volgens latere verhalen door zelfcastratie, of doordat zijn geslachtsdeel door een varken werd afgebeten. Hij stond op wonderbaarlijke wijze op de derde dag op uit de dood. Deze verrijzenisgedachte hangt samen met de schijngestalten van de maan. De cultus was Orgiastisch: men zweepte zich op tot razernij, en de priesters konden dan overgaan tot zelfcastratie.’ (J.K.Abbes).
Attis en Cybele waren oorspronkelijk Phrygische of Klein-Aziatische godheden. Door de Romeinse keizer Claudius werd de cultus in Rome gepopulariseerd. Jaarlijks rond 22 maart, tijdens de lente-equinox, werden de feestdagen voor Attis gehouden. De eerste dag werd een pijnboom die zijn dode lichaam symboliseerde door de stad gedragen, naar de tempel van Cybele op de heuvel van het Vaticaan, vlakbij waar nu de St.Pieter stond. De boom was gekleed in linnen. De boom werd gedragen door leden van het Gilde van de Drie Dragers (dendrophori). Op de tweede dag, de Dag van het Bloed, verwondden de priesters zich in een orgiastisch ritueel met messen. Het was een dag van rouw. De dag werd ook wel Zwarte Vrijdag genoemd. 's Nachts hield men de wacht bij een graf. Dit werd de volgende dag, tijdens de Hilaria, geopend door een priester. Het bleek dan leeg te zijn: uiteindelijk was Attis niet dood. Men geloofde dat iedereen net als Attis verlossing kon vinden.
Veel van de elementen uit de verering van Cybele en Attis gingen later over op Maria en Jezus. Tijdens het begin van het crhistendom was het niet ongewoon Jezus met Attis te identificeren.


Boom. Boomcultussen kwamen overal voor. Dit is te zien in mythologische verhalen waarin bomen een rol spelen, bijvoorbeeld bij de geboorte of het sterven van een god of godin die is verbonden met de cyclische herhalingen van de natuurverschijnselen, of in tuinen die in verband staan met het heilig huwelijk tussen een godin of priesteres en een god of koning.
Vijgeboom: Hathor, Asjera, genesis, Soemerië, -2000: Boom der waarheid of kennis, levensboom.
Asvattha- of Bodhiboom: de heilige vijgeboom van Boeddha.
Acacia: Horus werd geboren in een acacia (‘waarin dood en leven besloten zijn’).
Tamarisk: Oepoeaut (Egypte) kwam voort uit de tamarisk.
SycamoorRa kwam voort uit de sycomoor, ook een vijgeboom; ook de dadelpalm was zijn heilige boom.
Sjeribakef (Memphis) = ‘hij onder zijn olieboom’.
Eik: het bed van Odysseus en Penelope was gebouwd rond een eik.
Olijf: dit was de heilige boom van Athene.
Myrre (gomhars): Adonis’ moeder Myrrha werd in deze boom veranderd.
ParijataHindoeïsme: Parijata (de paradijsboom): deze kwam voort uit het karnen van de oceaan van melk, zoals vele andere schatten.
Palmboom: in Egypte was de palm een teken van de mannelijkheid van Osiris. De palm was een voorstelling van zijn rechtopstaande penis in de vereniging met Isis als hij was gereïncarneerd als Min of Menu, de stier van zijn moeder. Ook de fallus van de Fenicische Baäl-Peor werd voorgesteld door een palm. Ook in processies voor Tammuz, de geliefde van Isjtar, zwaaide men met palmtakken.
Pijnboom of den: denneappels waren vaak fallussymbolen. De god Attis stierf op 25 december onder een pijnboom, toen zijn penis door een varken was afgebeten. Voor hem werd jaarlijks een pijnboom opgericht en versierd met rode anemonen, die zijn bloed voorstelden.


Brood. In Egypte speelt brood een rol bij offerhandelingen.


Bucolisch. herderlijk.


Chtonisch. Chtonische religies zijn verbonden met de aarde. Hierin spelen moedergodinnen en slangencultussen een rol.


Clitoris. Van Grieks kleitoris, verkleinwoord van kleitor, 'heuvel', en verwant aan kleitys, 'heuvel'. Nederlandse term: Venusheuvel.


Demonen. Egypte: veel ‘wezens van de duisternis’ werden met Seth in verband gebracht, en verantwoordelijk gesteld voor allerlei onheil en ziekten. Na de dood verslonden zij de zielen van zondaars of ze dronken hun bloed. Het volk kende ook goede demonen, zoals Bes en Toeris; deze waren evenwel ook afkomstig uit het schaduwrijk van Seth.


Dionysos. Zoon van Zeus en Semele (sterfelijke vrouw). Lijdt, sterft en verrijst weer. Zijn wieg was een graankorf. Dionysos is een wijngod: hij wordt als wijnstok voorgesteld, evenals Jezus in het Johannes-evangelie. Hij verandert water in wijn. In zijn cultus werd het vlees van de god gegeten en zijn bloed gedronken.


Diotima. Priesteres van Montinea. Deze filosofe uit de Pythagoreïsche school was de lerares van Socrates. Walker vergelijkt haar met de Indiase Shakti of Alma Mater, de vrouwelijke inspirerende kracht. De weergave van Socrates als leraar van Plato geeft een verschuiving weer van een vrouwelijk idee van wijsheid naar het mannelijke, een symptoom van de opkomende vrouwenhaat.


Drieëenheid. Triade. Egypte: Amon - Moet - Chons. Het maankind Chons wordt vereerd als orakel en beschermer van zieken.
Memphis: Sachmet (leeuwenkop) - Ptah - Nefertem.


Druden. Heksen; tijdens de Walpurgisnacht verzamelden zij zich in de Harz. Zij hadden als symbool een drudenvoet, een pentagram, dat al in de oudheid voorkwam (Pythagoras, gnostici).


Elefantine. De joodse gemeenschap in Elefantine aanbad naast de god Jahu (JHW) de godin Anat. Deze wordt in de bijbel nooit bekritiseerd, itt Astarte. In Elefantine hadden vrouwen meer rechten dan bij de Israëlieten. Ze konden bijv. een echtscheiding uitspreken, waarna ze haar bezittingen terugkreeg.


Eleusinische mysteriën. Eleusinia. In Athene en Eleusis werden ere van Demeter werden deze dagen in september gevierd, gedurende de herfst-equinox. Grondslag was de roof en het terugvinden van Persephone. Centrale attributen hierbij waren fakkels en een korenaar. Aan de mysteriën ging een periode van vasten vooraf, ter herinnering aan de ronddolende zoektocht van Demeter naar haar dochter. Het centrale mysterie was de afgesneden korenaar, die aan de gelovigen werd getoond. De kern ervan was dat het graan uit het eigen lichaam van de godin werd voortgebracht. Nieuw leven was mogelijk door haar dood.
Het woord mysterie komt van het Grieks muein, dat sluiten van zowel ogen als mond betekent. Dit verwijst naar het geheime karakter van de toedracht van de rituelen, en naar datgene dat de inwijdeling moest ondergaan. De in te wijden personen werd reiniging en verlossing beloofd. De geheimen mochten niet worden verraden. Tijdens de kleine mysteriën werd men ingewijd aan de rivier Ilysses in Athene. Staande op de huiden van offerdieren werd de eed van geheimhouding afgelegd. De grote mysteriën, die in september werden gevierd, duurden 9 dagen.

Eerste dag was de dag van de vergadering: de inwijdelingen kwamen bijeen om hun handen in gewijd water te wassen. De voornaamste priester was de Hiërophant ( openbaarder van de geheimen); hij symboliseerde de wereldschepper. De Daduchus (fakkeldrager) symboliseerde de de zon. De Hiëroceryx (heraut van het heilige) fungeerde als symbool van Hermes en de maan.
Tijdens de tweede dag reinigden de mysten (inwijdelingen) reinigden zich in de zee.
De derde dag, de dag van droefenis, was een vastendag. ’s Avonds laat at men een bepaald gebak en dronk een gemengde drank.
Op dag vier, de Epidauria, vond een processie plaats, waarbij een beeld van Demeter werd gedragen.
De vijfde dag was fakkeldag: de mysten trokken onder leiding van de Daduchus naar de tempel in Athene. De matrones droegen mandjes waarin zich geheime voorwerpen bevonden.
Zesde dag: feestelijke processie: het beeld van Iacchus werd langs de Heilige Weg van Athene naar Eleusis gedragen. De mysten voerden dansen uit, zongen hymnen en er werden offers gebracht.
In de volgende dagen vond de inwijding in de mysteriën plaats. De menigte liep over de Heilige Weg, en stopte bij een vijgeboom en twee bruggen. Bij de tweede brug was een soort wachtwoord vereist om verder te mogen gaan. In een onderaardse tempel moest de eed van geheimhouding worden herhaald. In het donker vonden verschijningen plaats, die werden verklaard door de Hiërophant. Waarschijnlijk werd de sfeer verhevigd door een hallucinoge drank, kukeyon.
De zevende dag werd het beeld teruggedragen. Op deze dag werden wedstrijden gehouden en offers gebracht.

De mysteriën kunnen zijn beïnvloed vanuit Egypte. Ze stammen misschien al uit de Myceense tijd. Veel elementen uit de mythologie en liturgie zijn te herleiden tot de rituelen uit Ugarit met betrekking tot Anat, Shapash en Baäl.
Tijdens de offers werd altijd een varken geofferd. Aan het slot van de mysteriën vertrekt Demeter met haar dochter naar de hemel ofwel naar de berg Olympos.


Emblemen. Op een lange stok: al gebruikt in de prehistorie, bij processies en in de verering van de koning. Oepoaut: goddelijke wegbereider, stelt hond voor, komt voorop. Zittende valk, staande ibis etc.


Enheduanna. Akkadische priesteres van Isjtar. Van haar hand zijn de tot nu toe oudst bekende literaire teksten, opgesteld in spijkerschrift, dat toen nog maar juist volledig ontwikkeld was, maar tot dan toe nog uitsluitend werd gebruikt voor zakelijke medelingen. Ze dateren van -2300.
Enheduanna was de dochter van koning Sargon, de grondlegger van het Akkadische Babylon. Hij verenigde het Akkadische rijk en Soemerië. Enheduanna stelde de Akkadische Isjtar gelijk aan Inanna. Er zijn zes literaire werken van haar hand bekend, waarvan een aantal in de vorm van een cyclus van hymnes. Met deze teksten begint een traditie waarbij de schrijver zich door een colophon aan het einde van de tekst zichzelf identificeert.
Enheduanna was geïnstalleerd als priesteres (en) van de maangod Nanna. Zij identificeerde zich in haar teksten met Ianna.
In de teksten wordt de geschiedenis van Inanna verweefd met autobiografische elementen uit Enheduanna's leven. Enheduanna beklaagt haar verbanning uit de tempel en bezingt haar beproevingen om weer in de gunst van de godin te mogen terugkeren.


Epifanie. Zes januari, Driekoningen.


Equinox. Twee dagen in het jaar waarop de zon opkomt ter hoogte van de evenaar, en de dag even lang is als de nacht. De herfstequinox valt op 21 september, de lente-equinox op 21 maart. De twee andere markeringspunten, die samenvallen met het begin van het nieuwe seizoen, zijn de zonnewendes van de winter en de zomer.
Het woord equinox is opgebouwd uit het Latijnse aequus, 'gelijk', en nox, 'nacht'.


Feniciërs. In de bijbel Kanaän. De meeste Fenicische steden bloeiden al in het 2e millenium, Byblos zelfs al in het 3e. Uit die tijd is echter weinig informatie beschikbaar. De archieven van Tell el Amarna uit de 14e eeuw verschaffen wel wat informatie: van noord naar zuid: Arvad, Byblos (Semitisch Gubla), Berythus (Beiroeth), Sidon, Tyrus en Akkad, maar er is weinig over religie. In die periode werd Fenicië gedomineerd door Egypte.

In Byblos (Griekse naam van het Semitische Gebal of Gubla) is een tempel uitgegraven die was gewijd aan de West-Semitisch god Rashap (Hebr. Resjef). Hier zijn zo’n 30 obelisken te vinden, vaak maar 25 cm hoog, die lijken op de monumentale menhirs of baetyls van de West-Semieten. Hij lijkt echter te dateren uit het 1e kwart van het 2e millenium, ten tijde van de regering van de Amorieten. Er zijn echter ook bronzen votiefbeelden met goudopslag gevonden, een Fenicische techniek.
In Akkadische en Egyptische teksten wordt veelvuldig verwezen naar de godin van Byblos, Baälat, ‘meesteres’. Een Egyptisch verhaal vertelt van een extatische priester van de prins Zakarbaal.
De Fenicische steden stonden los van elkaar en hadden hun eigen cultuur. De goden hadden in elke stad andere namen. De belangrijke god van Tyrus in het 1e Millenium was Melqart, ofwel Baäl Tsur, de Heer van Tyrus. In Umm el Ammad, vlak bij Tyrus, komt deze naam in de inscripties echter niet voor. Hier stond de god Milkashtart centraal. Dit gebruik duurde voort na bezetting door de Assyriërs, Babyloniërs, Perzen en de Grieken en Romeinen.
Uit Byblos stamt informatie van -1000, tijdens de dynastie van Ahiram. Op inscripties komen de namen van 7 koningen voor. Sjipitbaäl leefde waarschijnlijk van 890-880. In deze tijd was Byblos politiek onafhankelijk, hoewel de culturele invloed uit Egypte groot was. De godin Baälat Gebal (Vrouwe van Byblos) komt het meest frequent voor in deze teksten. Zij wordt al in het 2e millenium genoemd. Zij wordt soms in verband gebracht met Ba’al. In de 10e-eeuwse inscripties is ze eenmaal genoemd in gezelschap van Baälsjamen, de Heer van de Hemelen.
Op een 5e-eeuwse stele in het Louvre staat: ‘Ik ben Yehawmilk, koning van Byblos, zoon van Yeharbaal, kleinzoon van Urimilk, koning van Byblos, Ik, die door de vrouwe van Byblos koning van Byblos gemaakt is. En zij heeft mijn stem gehoord.’ Dan volgt een opsomming van rituele objecten die hij voor haar maakte (een bronzen altaar, een gouden poort, portico met zuilen etc). Vervolgens vraagt hij om voorspoed voor zijn regering en zijn volk.
Baälat is hier afgebeeld als Isis-Hathor: zij heeft een zonneschijf tussen 2 koeiehoorns en draagt een gekroonde uraeus. Later beschrijven Grieks-Romeinse schrijvers de legende van Adonis en de rituelen te zijner ere, vooral van Byblos, het centrum van deze cultus de dood en wederopstanding van deze god met de Semitische naam, die niet wordt genoemd in Fenicische bronnen .
Plutarchus (1e eeuw o.j.) volgde het spoor van de Egyptische legende van Osiris en Isis; een aantal episodes spelen zich af in Byblos. Er is echter geen direct bewijs van een goddelijke drieëenheid in Byblos te vinden, dus een El of Baälsjamen, Baälat en een jonge god genaamd Adonis. Hiermee is echter niets gezegd over de andere steden.

In de 6e eeuw in Sidon wordt de godin Astarte (Asjtart) genoemd. Koningen en koninginnen hadden de titel priester of priesteres van Astarte, zoals blijkt uit een inscriptie in de tempel die aan haar was gewijd. De cultus van Astarte verspreidde zich over het hele Fenicische en Punische gebied. Ze werd vereerd als godin van vruchtbaarheid, liefde en sex, en oorlog. Haar cultus kende orgastische rituelen en de heilige prostitutie.
De grote god van Sidon is Esjmoen. Hij is een genezende god. Hij wordt ook in andere plaatsen vereerd, m.n. Cyprus, Tyrus en bij de Puniërs. Hij werd geïdentificeerd met Asclepius. Voor hem werd een grote tempel gebouwd in de 5e eeuw. Zijn titel is ‘heilige prins’. In Sidon was ook een tempel voor de god Ba’al.

Uit Tyrus komt maar weinig informatie. Het meeste komt van bronnen van buiten de stad. Het meest uitgebreid is een Akkadische tekst uit de 7e eeuw. Hierin wordt Ba’al genoemd, o.a. Ba'alsjamen (heer van de hemelen), Ba’al Sapon (heer van Sapon), een Ugaritische stormgod (Sapon is hier Ba’als heilige berg Djebel el Aqra; Kassi van de Hittieten en Cassius van de Romeinen). Melqart en Esjmoen worden genoemd, en Astarte en Anat. Milqart is de grote god; zijn naam betekent koning van de stad. Zijn naam wordt in de uithoeken van het Mediterrane gebied gevonden, daarheen geëxporteerd door de zeelieden van de stad.
In een tweetalige tekst wordt hij in het Grieks Heracles Archegetes genoemd. De naam Melqart komt voor het eerst voor in een -9e-eeuwse inscriptie. Menander en Josephus vermelden dat zijn tempel in de -10e eeuw werd gebouwd door koning Hiram. Uit deze periode stamt ook de viering ‘het ontwaken van Melqart’. Volgens een verklaring is Melqart een vegetatiegod die sterft en opnieuw wordt geboren; hierbij horen seksuele rituelen, met name het heilige huwelijk (hieros gamos). Direct bewijs wordt echter niet geleverd.
Esjmoen was ook in Tyrus een genezende god, maar had hier een geringere rol dan in Sidon. Astarte was de belangrijkste godin.

Fenicische goden werden overgebracht via de zeevaart; naar het eiland Cyprus: Milqart, Esjmoen, Rasjap en Mikal, een god die vaak wordt geassocieerd met Rasjap. Centraal staat Astarte, die als Aphrodite de beschermvrouwe van het eiland wordt. Een tempel aan haar gewijd dateert uit de 9e eeuw. Uit de administratie van een tempel blijkt dat daar priesters, zangers, bakkers, kappers en heilige prostituees van beide geslachten in dienst waren. Er werden planten en dieren geofferd. Ook mensenoffers hebben plaatsgevonden; deze werden later vervangen door dierenoffers.
De belangrijkste Fenicische nederzetting was Carthago (‘Nieuwe stad’): Oqart Hadasjt, gesticht door kolonisten uit Tyrus. Hier ontwikkelde zich al snel een bloeiende, autonome stad die eigen koloniën vestigde, tot de stad in de derde Punische oorlog door de Romeinen werd verwoest (-146). (Punisch: de nederzettingen gesticht door de Feniciërs).
De belangrijkste goden in Carthago waren de godin Tanit (in verband gebracht met 'tan' = slang, 'it' = vrouwelijke uitgang: dus vrouwelijke slang) en Ba’al Hammon, de beschermgoden van de stad. Mensenoffers werden uitgevoerd voor een open altaar, de tophet.
Astarte had in Carthago een eigen tempel: het was voor de Carthagers dus een andere godin. Het ‘teken van Tanit’ is een schematische menselijke figuur met geheven armen, gebogen vanaf de elleboog. Andere tekens zijn de fles, de open hand, de vis, de caduceus etc. Deze tekens worden ook steeds mee in de Orient, in het oude Syrië en Palestina gevonden, met name het ‘teken van Tanit’.
Andere goden die werden vereerd: Milqart, Esjmoen, Resjef, Ba’al Sapon; Sjadrafa; Sakon etc. Later werden ook Demeter en Kore vereerd.
Het offer wordt in het Fenicisch molk genoemd. Bewijzen voor het bestaan van kinderoffers zijn rond de tophet in Carthago gevonden. Dit is waarschijnlijk een Fenicische erfenis. Er zijn ook ‘surrogaatoffers’ gevonden, waar een dier de plaats van een mens innam, meestal een schaap of lam. Deze uitdrukking kwam in de Romeinse tijd voor in het Latijn, als molchomor (‘het offeren van een lam’) voor Saturnus, die de plaats van Ba’al Hammon innam.


Floralia. Feest ter ere van de godin Flora, gevierd op 28 april, waarbij ze werd voorgesteld als een meisje met een bloemenkrans.






index | informatie | literatuur | links | forum |