BESCHRIJVINGEN

Nieuwe database onder constructie: kijk hier. Deze pagina's worden ingevoerd in een nieuwe database. Zolang dat niet af is, blijven ze hier nog staan, maar ze worden niet meer bijgewerkt.

Tabiti. Skythische haardgodin, zonnegodin. Ze werd ook Grote Godin genoemd. Op een schaal gevonden bij het Russische Malaya Zemlya bij Novorossisk komt de naam voor als Tabe ma, Tabiti Makosh. Tabiti komt overeen met Griekse haardgodin Hestia; deze is beschermster van het familieleven en houdt het eeuwige vuur brandend. Bij Herodotus wordt zij Meesteres van de Skythen genoemd. De naam Tabiti is verwant aan het Hebreeuwse tophet, dat 'vuurplaats' betekent. Een verwant woord is nog het Soemerische tabi (hitte, vuur). In Rusland komt het woord topit voor als 'hitte'; in het Sanskriet is dit tapas. In Iran betekent de meisjesnaam Tabesh 'hitte' of 'schitterend'.
De tophet was vooral bekend als de plaats in het dal van Hinnom, waar kinderen door het vuur aan een godheid werd geofferd, met name aan Tanit en Baal Hammon.
De haard had een grote heilige betekenis bij de Skythen. Er werd onderscheid gemaakt tussen twee vormen, de vierkante (garhapatya) en de ronde (áhavaniva).
Tabiti was ook heerseres van de dieren. Ze werd afgebeeld als een gevleugelde godin, omringd door dieren. Op een afbeelding hield ze een spiegel in de hand. Spiegels werden veel meegegeven als grafgift aan vrouwen. In een graf komt een afbeelding voor waarop ze een levensboom droeg in de ene hand, met de andere hand maakte ze een welkomsgebaar, misschien bedoeld voor de overledene.
Verwante haardgodinnen zijn ondermeer de Griekse Hestia, de Romeinse Vesta en de Baltische Gabija.


Tabitha. Tab'itha. Bijbelse inwoonster van de stad Joppe (Jaffa). Haar naam wordt vertaald als 'gazelle' of 'hinde'; als de Griekse vorm van haar naam wordt Dorcas gegeven. Een andere vertaling van haar naam is 'helderziend'. Tabitha werd genoemd in Handelingen 9:36-43 als leerlinge (discipel), die zich bezig hield met het doen van goede werken en het geven van overvloedige aalmoezen. Ze overleed na een ziekte, maar Petrus, die toevallig in de buurt was, bad en sprak: Tabitha, sta op, waarop zij opstond uit de doden. Met name de weduwen werden genoemd als degenen die rouwden om Tabitha. Zij had voor hun onder- en bovenkleding geweefd.
Na Tabitha's genezing bleef Petrus nog lange tijd bij de leerlooier Simon.
De wederopstanding van Tabitha werd al snel door heel Joppe bekend, en het geloof in Jezus werd versterkt. Dit was een omwenteling in de havenstad die van oudsher werd beschermd door de zeegodin, die door de Grieken werd geïdentificeerd met Ceto en Andromeda, en de moeder van de laatste, Cassiopeia, naar wie de stad was genoemd. Plinius meldde in het jaar 79 dat in Joppe Ceto werd vereerd. Dit was de Griekse naam voor Derceto, een visgodin. Plinius en Strabo maakten beiden melding van het skelet van een zeemonster dat zich in Joppa bevond en hier werd vereerd. Plinius identificeerde Derceto met Atargatis, een van de Griekse vormen van de namen voor Astarte, die zowel een functie had als beschermgodin van de zee en de zeevaart als beschermgodin van de stad. Ook andere bronnen, zowel uit de oudheid als moderne, zijn het hierover eens. De naam Atargatis was de Griekse verbastering van de Fenicische naam van de godin, die onder diverse namen en met haar diverse aspecten in het Griekse pantheon is opgenomen.
De vis Ceto was naar Joppa gestuurd om daar Andromeda te nuttigen. De bijbel heeft een eigen versie over deze vis; Jona vluchtte vanuit Joppa en werd door een groot zeemonster opgegeten, verbleef drie dagen in de buik van de vis, en werd vervolgens weer uitgebraakt. Dit was de weergave van een mysterieritueel met een symbolische dood en een wedergeboorte, waarna de ingewijde aan een nieuw, gelouterd leven kon beginnen.
Een andere variant van de mythe duikt op in Indonesië op Java, over de Dewi Ratoe Kidoel, de godin van de Zuidzee.


Tamar. Godin vereerd in Georgië en de Kaukasus. Uit de mythen over haar komt naar voren dat ze in verband staat met de zon. Tamar berijdt een slang met een gouden zadel en een gouden bit en hoofdstel. In dit gebied wordt de slang vooral beschouwd als een dier van de hemel, meer dan van de aarde.
Haar paleis werd gebouwd op een onbekende bergtop zo hoog dat niemand hem ooit had gezien. Zand en stenen, het bouwmateriaal, werd aangevoerd door ooievaars en nachtegalen. Hier leefde ze als eeuwige maagd, verborgen voor het licht. Op een dag kwam er een zonnestraal naar binnen, en ze raakte zwanger. Ze kreeg een zoon, die ze verborg in het bos; later werd hij een koning of een engel.
De morgenster, die werd gezien als de maker van zomer en winter, werd door Tamar als slaaf in de boeien gehouden. Daarom kwam winter niet voor gedurende de tijd dat Tamar heerste. Maar toen de morgenster een keer ontsnapte, begon het te sneeuwen.
Op last van Tamar verstrooide de wind stro over de zee. Tamar goot hier brandstof overheen en stak het aan. De zee gaf zich kronkelend van de pijn over aan Tamar. Ook als mensen haar ergeren straft ze hen, door de schoven op de gerstvelden, de hoorns van het vee en de takken van de bomen aan te steken.


Tamar. 'Palmboom', 'dadelpalm'. In de bijbel komt de Fenicische Tamar voor (Genesis 38). Zij doet zich voor als heilige prostituee om daarmee haar schoonvader Juda te binden aan het geldende huwelijksrecht. De functie van prostituee, haar naam en haar sluier verwijzen naar het Fenicische geloof rond Asjera of Astarte, waarin deze een rol spelen. Tamar krijgt een tweeling, die ze Peres en Zerah noemde. Juda was de stamvader van de Judeeërs of Joden, die dit volk zijn naam gaf. Zijn naam betekent 'geprezen'. Tamar was dus de moeder van het Joodse volk.


Tanit. Fenicisch/Punische godin, vereerd in Carthago. De Carthaagse Tanit. In het midden als Dea Coelestis, met zon en maan in de handen. Onder is het tanitteken te zien, met twee heilige duiven. Bovenin Tanit met opgeheven armen. Tanit was de beschermgodin van de Fenicische nederzetting Carthago in Noord-Afrika. Ze had verder betekenis als vruchtbaarheidsgodin en hemelgodin. Haar naam wordt ook gespeld als Tanith, Tennit, Tent of Tinnit. De Griekse vorm is Tanis. Ze wordt gelijkgesteld met Asjtart (Astarte), hoewel de onderzoeker Olyan de overeenkomsten met Asjera belangrijker vindt. Ashtart kwam in elk geval als afzonderlijke godin in Carthago voor; ze had hier een eigen tempel. De namen Elissa en Dido verwijzen ook naar Tanit.
Haar naam wordt wel vertaald als 'vrouwelijke slang', uit een Fenicisch woord tan voor slang met een vrouwelijke uitgang. Hetzelfde woord tan komt ook voor in de bijbelse nehushtan, de koperen slang die door Mozes zou zijn gemaakt en die door Hezekiah in stukken werd gebroken (2 Kon. 18:4), of in het zeemonster 'Leviathan'. In dezelfde passage wordt ook vermeld dat Hezekiah de 'Ashera' omhakte, dezelfde heilige boom waarmee ook Tanit wordt geassocieerd. Het is echter niet zeker dat de naam 'Tanit' Fenicisch is. Mogelijk is er verwantschap met het Egyptische tanetu, een naam voor de aan Astarte verwante Hathor als godin van het licht. Tinnit, een andere spelling, betekent in het Tamazight 'gesproken'.
Haar tempel in Carthago heette Altaar van de Hemelse Maagd. Grieken en Romeinen verwezen ernaar als 'maantempel'.
Beeld van Tanit, gevonden op IbizaEen titel voor Tanit die voorkomt op de stèles in Carthago was Tnt pn B'l (Tanit pene Baäl of 'gezicht van Baäl). Andere titels waren Astroarche (Koningin van de Sterren) en Astraea, de vrouwelijke rechter. Haar priesters waren beroemde astrologen, die in roem niet onderdeden voor de befaamde Sybille van Cuma.
Tanit werd wel geïdentificeerd met Elissa of Dido, de mythische stichtster van de stad Carthago. Overal waar Punische nederzettingen werden gesticht, werden ook de Punische goden meegebracht. Ook op het Spaanse eiland Ibiza is een beeld van Tanit gevonden, in een grot bij Es Cuyram, waar een altaar voor haar was opgericht. Op haar borst is de caduceus, de scepter met twee in elkaar gevlochten slangen, zichtbaar. Op haar hoofd draagt ze de polis, een toren, die haar functie als beschermgodin van de stad of beschaving symboliseert. De polis wordt door vele godinnen in het Mediterrane gebied en verder gedragen. Een verzamelnaam voor dit type godinnen is Fortuna-Tyche, naar de Griekse en Romeinse lotsgodin.
De Romeinen identificeerden haar met Juno. Ze beeldden haar uit als Dea Coelestis ('Hemelgodin'), een gevleugelde godin met rond haar hoofd de dierenriem en de zon en de maan in haar handen. Tanit werd als Coelestis Dea in Roma geïntroduceerd door de vrouw van Septimuius Severus, de Syrische Martha, in de tweede eeuw na Christus.

Op Carthaagse munten kwam Tanit vaak voor met een krans van koren om haar hoofd. Als zodanig werd ze geassocieerd met graangodinnen als Demeter, Proserpina of Libera. De achterzijde van deze munten had vaak een paard, dat werd geassocieerd met de zonnegod Melqart, of palmbomen. Libera werd in Rome jaarlijks geëerd tijdens de Liberalia, tijdens de ides van maart. Haar ega als Libera was Liber, een andere naam voor Dionysos of Bacchus. Als vruchtbaarheidsgodin werd ze ook Nutrix ('voedster') genoemd. Haar attributen waren o.a. vijgen, een korenaar, een granaatappel en druiven.

De ka van de Egyptische koning Auibre HorTanit werd schematisch voorgesteld door het zogenaamde Tanit-teken, een driehoek die haar jurk voorstelt, met hierboven een horizontale balk, haar armen,en daarboven een cirkel voor het hoofd, met horizontale sikkel, die de zonneschijf of volle maan en de maansikkel uitbeelden. Barbara Walker wijst erop dat de Egyptische ka (ziel) ook met opgeheven handen werd uitgebeeld. De ka is de aardse ziel, die in het lichaam (ba) van de dode terugkeert. Ook de godinnen Aphrodite, Athene, Venus en Juno werden gerepresenteerd door dit soort tekens. In Zuid-Arabië werd de zonnegodin Shams op identieke wijze voorgesteld op wierookbranders, daterend uit de tweede eeuw. Zij kwam voor in de schematische vorm van een vrouw met opgeheven armen en als de zon boven een horizontale, sikkelvormige maan, zoals de Dea Celesta deze in haar handen houdt.
Carthaagse munt, voorzijde met een beeltenis van Tanit, achterzijde met een palm Rotsgravure met tanitteken. Uit haar armen groeien palmen.Ze had betekenis als palmboom, de levensboom in het Noord-Afrikaanse woestijngebied. Op een rotsgravure is het teken van Tanit uitgebeeld, waarbij uit haar armen palmen groeien.
Barbara Walker vermeldt dat ze wordt wel gesymboliseerd door een verticale lijn van waaruit lijnen golven. Dit wordt wel caduceus genoemd, maar het is eigenlijk een levensboom waaromheen twee slangen kronkelen. Stele met schematische Tanit die in haar handen een caduceus houdt.De caduceus is wel een attribuut van Tanit. Deze scepter, ook wel herautenstaf ('kerykeion') genoemd, is een vast attribuut van de Griekse boodschappergoden Hermes en Iris.
In Tanits tempel is een peplos (jurk of sluier) gevonden die werd vereerd als een palladium.

Baal Hammon, afgebeeld met ramshoorns.Tanits zoon en/of echtgenoot was Baäl-Hammon, god van de zonsondergang en zonsopgang, vaak afgebeeld met het hoofd en de hoorns van een ram. Andere spellingen van zijn naam zijn ondermeer Hermon, Ammon of Khamon. Hammon is waarschijnlijk verwant aan de Egyptische orkakelgod Amon ('Verborgene'); veel kenmerken van de rituelen komen overeen. Deze god werd in Karnak als Amon-Ra vereerd als de zon. Als Baal Karnayin (ook Baal Qarnaim, de 'gehoornde') werd Hammon vereerd als god met hoorns, aan de overzijde van de baai waarin Carthago lag, bij de berg Jebel Bu Kornein, de 'berg met de twee hoorns'. Een berg met twee spitsen, gezien in oostelijke richting, was traditioneel een plaats waar dagelijks de zon werd 'geboren'. Dit werd ook vaak gesymboliseerd door een kroon van twee hoorns met hiertussen de zon, zoals bijvoorbeeld Hathor die draagt. Bij Tyr ('rots'), waarmee Carthago nog lang verbonden bleef, is een inscriptie gevonden waarin Ba`al Chamman werd vereerd. Zijn naam wordt in verband gebracht met het Hebreeuwse ha'mon, wat 'gloed' betekent. Deze plaats bij Tyr wordt door sommigen gezien als de bijbelse plaats Hammon.
Hammon werd ook geïdentificeerd met de Griekse Kronos of de Romeinse Saturnus.
Uit teksten en anatomische beschouwing van botten is afgeleid dat tot de rituelen voor Tanit en Baäl-Hammon mensenoffers behoorden, vooral kinderoffers. Deze vonden plaats in de tophet, een openluchtaltaar, van Salammbo. De gebruikelijke wijze van offeren was door verbranding. Van de precieze toedracht is echter niets bekend.
Tanits symbolen zijn de granaatappel, een korenaar en de druif. Haar heilige dieren zijn de slang en de duif. Ze wordt begeleid door dolfijnen en vissen. Ze heeft dan, net als Asjera, een functie als gids en beschermer van de Fenicische en Carthaagse zeelieden.
De verering van Tanit kwam later op gang dan de verering van Baal-Hammon. De goden bleven lang populair. De verering ging door sinds Carthago een Romeinse provincie werd met de naam Africa, en werd voortgezet tijdens het christendom. Het leger moest eraan te pas komen om in het jaar 421 de tempel van Tanit te sluiten.


Tara. Tibetaanse, boeddhistische godin. Ook Tarini. 'Tara' betekent zowel 'ster' als 'verlosser'; de wortel is het sanskriet tar ('oversteken'). Tara is werd vereerd als verlosser van de mensen, en ze personifieert het erbarmen. In Tibet wordt ze ook Dolma genoemd. Ze wordt vereerd als Mahatara, de Grote Tara, de moeder van alles. Ze is dus ook de moeder van de bodhisattvas, verlichte geesten die zich door hun kennis hebben losgemaakt van de onophoudelijke cyclus van dood en wedergeboorte, maar die toch af en toe een lichaam betrokken om anderen de weg tot redding te wijzen. Mannelijke bodhisattvas hebben allen vrouwelijke begeleidsters, dakinis geheten. Zij wijden de mannen in in de noodzakelijke kennis via goddelijke of seksuele energie.
Tara is beschermster van de zeelieden: zij bracht de golven tot bedaren en redde schipbreukelingen. Ze is de godin van de contemplatie en verlichting; ze is godin van het ascetisme en leidt haar volgelingen naar wijsheid. Ze heeft 108 namen. Haar oorsprong is te vinden in de hindoeïstische Kali uit India, maar in de derde eeuw van onze jaartelling werd ze in het Boeddhistische pantheon opgenomen.
Andere namen: Vrouw van de boten; Prajnaparamita (volmaaktheid van begrip), Verlosster, Witte, blauwe, gele en rode Tara, Avalokitesjvara. Tara en Avalokitesvara werden aanbeden als verlossers van de ziel. Avalokitesvara was een mannelijke boddhisattva, die in sommige tradities transformeerde naar een vrouw. Soms wordt gezegd dat Tara werd geboren uit een traan van Avalokitesjvara. Ze wordt vaak afgebeeld op de rug van een leeuw, met de zon in haar hand. Ook wordt ze voorgesteld als een lotusbloem. Tijdens het karnen van de zee van wijsheid kwam ze tevoorschijn als wezen van de wijsheid.
Tara verlost de ziel en zorgt voor verlichting en het Nirwana; ze bevrijdt de ziel uit het rad van wedergeboorte.
Kuan Ying, de bodhisattva uit het Chinese boeddhisme, is met haar gelijk te stellen, evenals de Japanse Kwannon.


Tashmitu. Babylonische godin. Ook Tashmetum. Tashmitu stond aan de hemel als ons sterrenbeeld steenbok.
Tashmitu bemiddelde tussen goden en mensen, en ze beschermde tegen het kwaad.
Haar mannelijke metgezel was Nabu (Nebo), de god van het schrift en boodschapper van de goden, de zoon van Mardoek en Sarpanitum. Hij was de planeet Mercurius. Mercurius had in Babylon een vrouwelijke en een mannelijke vorm, die de planeet als avondster en als morgenster vertegenwoordigde. Deze eigenschap werd nog in de Griekse Hermaphroditos weerspiegeld.
Nabu speelde een rol in het Babylonische nieuwjaarsfeest (Akitu), waar hij zijn vader Mardoek (ten tijde van het Assyrische rijk Ashur) bevrijdde uit de onderwereld. Ook werd dan het heilige huwelijk van Tashetum en Nabu gevierd.
Mardoek was een zoon van Enki/Ea en Damkina (Ninhursag).


Tefnoet. 'Spitster' (Tef = spit). Haar naam staat in verband met het omspitten van de aarde. Egypte. Ze is de godin van de dauw of vochtigheid. Egypte. Ze werd voorgesteld als leeuw. Haar mannelijke tegenhanger is Shoe, de 'schenker van de winden' of de droge lucht. Zij zijn in de kosmogonie van Heliopolis het eerste godenpaar van de kosmische elementen, gemaakt door Atoem, door zelfbevrediging of door ze uit te spugen. Dit is een vrij laat scheppingsbeeld, bekend van een papyrusrol van de vierde eeuw v.o.j. Vocht en Lucht brachten Hemel (Noet) en Aarde (Geb) voort; deze leefden aanvankelijk in een innige omhelzing, maar ze werden door Sjoe (lucht) van elkaar gescheiden. In een oudere legende wordt wel een god Tefen genoemd als haar echtgenoot; over deze god is verder niets bekend.
Shoe, van ishesh, komt net als Tef van het woord spitten. Tefnoet is de godin van de vochtigheid, Sjoe vertegenwoordigt de droge lucht. Ze vormen de tegengestelde krachten van het mannelijk en vrouwelijk beginsel. Sjoe is een fallus, die wel wordt aangeduid als 'steunpilaar van de hemel'. De 'diepte' van de godin Tefnoet fungeerde als schuilplaats voor zijn lichaam. Volgens een bepaalde priesterlijke interpretatie was Sjoe het levenschenkende principe, terwijl Tefnoet de wereldse orde waarborgde. In dit opzicht kon ze worden geïdentificeerd met Ma-at. Sjoe gaf de doden met zijn lucht een ziel; door sommige joden werd hij geïdentificeerd met Yahweh.
Toen Atoem overging in Ra of Amon-Ra werden Sjoe en Tefnoet de kinderen van Ra. Sjoe werd geïdentificeerd met het zonneoog, Tefnoet met het maanoog. Uit de relatie met de maan blijkt de macht die de godin van de vochtigheid heeft over het element water, met name het verschijnsel van eb en vloed. Zij kreeg ook als bijnaam 'Heerseres van het vuur', een verwijzing van de macht van het water over vuur.
Tefnoet werd afgebeeld als leeuwin of als vrouw met het hoofd van een leeuw, gekroond met de zonneschijf en de uraeus. Als beschermster van Ra en de farao's was zij ook wel uraeus zelf.
In de dodenboeken wordt Tefnoet beschreven als dodengodin die op de bodem van de onderwereld leefde. Ze was het tegenovergestelde van de godin van de nachtelijke sterrenhemel, Noet, die boven in de hemel verbleef. De doden werden aan stukken gehakt, en met hun bloed werd Tefnoet gevoed. Ze werd ook wel beschouwd als een godin van de Nubische woestijn, altijd roodgekleurd van het bloed van de mensen die ze verslond.
In een verhaal trok Tefnoet zich als zonnekat terug in het zuiden. Met allerlei listen brengt de baviaangod Thot haar er toe om zich af en toe weer in het noorden, bij haar vader te voegen. Dit is een seizoensmythe, die de verschuiving van de zonnebaan in de winter naar het zuiden beschrijft, en de terugkeer naar het noorden in de lente. Tefnoet wordt hier blijkbaar geïdentificeerd of geassocieerd met de zon.
In de zodiak van Dendera komt Tefnoet voor als een van de tweelingen van het sterrenbeeld Tweeling. Door de Grieken werd ze gelijkgesteld met Artemis.


Tellus. Tellus, van het Romeinse vredesaltaar dat in het jaar 13 v.o.j. werd gemaakt in opdracht van keizer Augustus. Klik voor een grote afbeelding, 36 Kb. Duurt wel een momentje, hoor! 'Aarde'. Ook Tellus Mater ('Moeder Aarde') of Terra Mater. Romeinse aardgodin en korengodin. Ze werd gelijkgesteld aan de graangodin Ceres en aan de Griekse Gaia en aan Demeter. In een latere tijd werd ze ook vereenzelvigd met Cybele. Haar tempel op de Esquilijnse heuvel dateerde van -268.
Aan Tellus werden tijdens de Fordicidia op 15 april drachtige koeien geofferd. In de zaaitijd, eind januari, vierde men voor Tellus en Ceres de Sementivae. Hierbij offerde men een zeug en koeken. De ploegossen werden feestelijk versierd. Het feest stond onder de begeleiding van de pontifices en de Vestaalse maagden. Het vond gedeeltelijk plaats in de stad op het Capitool, in de dertigste curiae, en gedeeltelijk buiten de stad. Op deze dag ging de speciale aandacht uit naar de omgeving, die men moest respecteren; alle aardmoeders werden geëerd.


Terpsichore. 'Danslustige'. Muze van de dans en de lyrische poëzie. Attribuut: snaarinstrumenten. Terpsichore wordt in sommige mythen wel genoemd als moeder van de zanger Linos, na wiens dood klaagliederen werden gezongen. Volgens anderen is de muze Urania zijn moeder, of Psamathe.


Tethys. 'Voedster' of 'moeder'. Griekse zeegodin, in feite de zee zelf. Tethys en haar gemaal, de wereldomvattende stroom Oceanos, waren Titanen, dus kinderen van de aarde Gaia en de hemel Uranos; hun kinderen zijn drieduizend dochters (de Oceaniden), en drieduizend zoons, de drieduizend rivieren op aarde en eronder, waartoe de Acheron en de Styx (de enige 'rivierdochter') behoren, en de bronnen. Volgens Homerus waren zij de scheppers van de goden en alle levende wezens.
Tethys verzorgde Rhea gedurende de oorlog tussen de titanen en de olympiërs. Een van haar dochters was Asia, de moeder van Prometheus. Asia heette ook wel Klymene; maar ook Themis komt voor als moeder van Prometheus.
Tethys en Okeanos zijn te herleiden tot de Akkadische Tiamat, het brakke water, en Apsu, het zoete water. De naam Tiamat is in de vorm Tawtu of Tamtu verwant aan Tethys. Oceanos' epitheton apsorrhoös toont verwantschap met 'Apsu'. Oceanos' naam komt ook voor als Ogen of Ogenos.
Een aantal vrouwelijke Oceaniden (vaak te identificeren als rivieren, maar ook als land of landstreken) zijn: Acaste, Admete, Aethra, Amphirho, Asia, Asterope, Beroe, Caliadne, Calypso, Callyrhoe, Cerceis, Chryseis, Clymene, Clytia, Dione, Doris, Electra, Eudora, Europa, Eurynome, Galaxaura, Hippo, Ianeira, Ianthe, Idyia, Leukippe, Melia, Melobosis, Menestho, Merope, Metis, Ocyrrhoe, Pasithoe, Peitho, Perse (Perseis), Petraea, Pleione, Plexaura, Pluto (met de zachte ogen), Polydora, Prymno, Rhodea, Rhodope, Styx ('de belangrijkste van allen'), Telesto (met de saffraan jurk), Theia, Thoe, Tyche, Urania, Xanthe, Zeuxo, Zeuxippe, and Zeuxo. Zij bewaken de jeugd.


Thalassa. 'Zee' of 'zeekust'. Met de naam Thalassa werd vooral de Middellandse Zee of de Rode Zee aangeduid. Thalassa is de Griekse vorm van de Chaldeese Thallath, de personificatie van de oerzee die in het Babylonische scheppingsverhaal Tiamat werd genoemd. Thallath is het vrouwelijke element dat bestond aan het begin van de schepping. In de kosmogonie beschreven door Berosos baarde zij al de oermonsters van de zee. Ze is ook verwant aan de Chaldeese Tamti en Belita. Andere vormen zijn Tamtu of Assyrisch Damti.
Het woord is misschien verwant met een ouder Hebreeuws woord (hals) dat 'zout' betekent.


Thalia. 'Bloeiende', van het Griekse thallein: muze van de komedie en het herdersdicht. Attributen: komisch masker, herdersstaf. Thalia wordt ook genoemd als een der Gratiën, die net als de muzen tot het gevolg van Aphrodite behoorde.
In het Ugaritische godenverhaal waarin de god Baal een huis (tempel) krijgt wordt een Thalliya genoemd; dit kan worden vertaals als de dauw of vochtigheid. Haar naam werd ook gespeld als Tatalya en Tily. Zij woont als een van de perfecte bruiden in het huis van Vrouwe Asjera van de Zee, samen met Padrya ('als het weerlicht') en Arsiya ('als de aarde').
De Hebreeuwse naam Talia betekent ook vocht, van tal.
Helemaal aan de andere kant van de wereld betekent ook de naam Tallulah 'springend water', in de taal van de Noord-Amerikaanse choktaw-indianen. In Georgia zijn watervallen te vinden die deze naam dragen. Het is ook een vrouwennaam. Het Keltische Tallula, 'vrouw overvloed', komt van 'Tuilelaith'.


Thebe. Thebe gaf haar naam aan de stad Thebe. Ze was een van de twaalf of twintig dochters van Metope en de riviergod Asopus. Haar tweelingzuster heette Aigina. Beide waren slachtoffer geweest van Zeus' uitspattingen. Later huwden Niobe en Thebe respectievelijk Amphion en Zethos, de tweelingzoons van de Thebaanse weduwe Antiope. De jongetjes waren te vondeling gelegd en grootgebracht door een veehoeder. Ook Antiopes vader was volgens sommigen de rivier Asopus. Antiope werd in verband gebracht met Dionysische, orgiastische uitspattingen. Amphion en Zethos veroverden de stad Thebe, die toen nog Kadmeia heette, en bouwde hem af. Amphion deed dit heel gemakkelijk, doordat de stenen op de klanken van zijn lier vanzelf hun plaats vonden. Toen Zethos Thebe huwde, werd de stad naar haar vernoemd.


Theia. Griekse godin, Titaanse. Haar ega is Hyperion, haar kinderen zijn Eos (dageraad), Helios (zon) en Selene (maan). Theia is ook een naam voor Thetis of Dione.


Themis. Betekenis: 'Het ingestelde' of 'Wet'. Themis is de Alwijze, de godin van de gerechtigheid. Fatidica Themis: 'profeterende Themis'. Ze bewaakt de juiste orde of het juiste verloop der dingen. Ze is de godin van recht, wet en orde; heerseres over de seizoenen; beschermster van vergaderingen; beschermster van de gastvrijheid. Ze is de uitvindster van de orakels en voorspellingskunst. Ze wordt afgebeeld als een blinde of geblinddoekte vrouw; in haar handen draagt ze een weegschaal en de hoorn des overvloeds. De Romeinen noemden haar Justitia. Haar feestdag viel op 28 september. Ze werd ook geïdentificeerd met Astraea. Als Euboulos ('gever van goede raad') zat ze openbare vergaderingen voor.
De naam Themis wordt etymologisch ook in verband gebracht met de Babylonische Tiamat, de oermoeder in de vorm van een zeeslang. Ook is het verwant aan het Chaldeese Thamte ('Zee'). Diverse elementen uit haar mythologie komen overeen met de bijbelse en joodse mythologie over Naamah en Noach. De Egyptenaren kenden Temu, de Afgrond waar de wereld tijdens het ontstaan uit voortkwam. Het Hebreeuwse tehom ('wateren') is hieraan ook verwant.
Themis was moeder van de drie horen en de drie moiren, heerseressen over de tijd en het lot, en priesteressen van Aphrodite. De horen heten Eunomia, Dice en Irene (wet, recht en vrede), of Thallo, Auxo/Chloris en Carpo. Ook Prometheus en Epimetheus worden als haar kinderen genoemd; als moeder van deze Titanen werd ook Klymene genoemd. Astraea wordt wel Themis' dochter genoemd, maar is ook aan haar gelijk te stellen.
Themis wordt wel beschouwd als de godin die de zondvloed veroorzaakte of personifieerde. Zij is degene die na de zondvloed nieuwe mensen op aarde zet. Pyrrha ('vuurrood') en Deucalion, de enige overlevenden van de vloed, wierpen op Themis' advies de 'beenderen van Moeder Aarde', de stenen, achter zich op de grond. Uit de stenen die Pyrrha wierp kwamen de vrouwen voort, uit de stenen van Deucalion ontstonden de mannen.
Themis heerste over het kalenderjaar dat bestond uit 13 maanmaanden, dat door zomer- en wintersolstitium in tweeën werd gedeeld. De seizoenen werden Thallo (ontluiken) en Karpo (verdorren) genoemd. Deze seizoensnamen worden ook genoemd als namen van twee van haar dochters, de horen. In hun tempel was een altaar te vinden gewijd aan de fallische Dionysos. Hun tweelingaspecten werden zichtbaar in een aspect van de Hettitische leeuwingodin Hepta.
Themis heeft voorspellende kracht. Zij richtte het orakel van Delphi op; dit was haar heiligdom voor Apollo het zich toe-eigende. Haar kinderen heetten themistes, orakels. Een beroemde filosofe uit Delphi die haar naam ontleende aan deze orakels was Themistoclea, de lerares van Pythagoras. Haar leer beïnvloedde de Pythagoreïsche wijsgerige school. Misschien staat Pythagoras' naam zelf nog in verband met de Python, de slang die de wijsheid vertegenwoordigde, of de pythia, de priesteres van Delphi.
De naam van Themis' zoon Prometheus wordt meestal vertaald met 'vooruit denken', maar Graves brengt de oorsprong ervan in verband met de swastika (levenskruis). In de Helleense mythologie was Themis dochter van de gecastreerde hemelgod Uranus en Gaia, die zelf ook genoemd wordt als oorspronkelijke stichtster van het heiligdom in Delphi.
Haar dochters de 'horen' waren dienaressen of tempelprostituees van de godin Aphrodite. 'Horen' staat waarschijnlijk etymologisch in verband met zowel 'uren' als 'hoeren'. Hieruit blijkt de relatie die in de oudheid werd gelegd tussen 'kennis' en het seksuele mysterie, of het mysterie van de kringloop van het leven, die in de cyclische loop van de hemellichamen wordt weerspiegeld.







home: www.nissaba.nl/godinnen