Nieuwe database onder constructie: kijk hier. Deze pagina's worden ingevoerd in een nieuwe database. Zolang dat niet af is, blijven ze hier nog staan, maar ze worden niet meer bijgewerkt.
Kali. Betekenis: de Zwarte. Kali is een hindoegodin uit India. Ze wordt ook wel Kali Ma ('Zwarte moeder') genoemd. Titels waarmee ze wordt aangeduid zijn Sjyama (de Zwarte), Chandi (de Vurige) en Bhairava (de Verschrikkelijke). Ze is ook de planeet Venus. Ze wordt beschouwd als een manifestatie van Devi ('godin'). Ze wordt ook wel voorgesteld als Sjakti ('Kracht'), de belichaming van de vrouwelijke energie. Kali is vernietigster, maar heeft ook scheppende kracht; ze is tegelijkertijd baarmoeder en graf.
In de Devi Mahatmya ('Roem van de godin') wordt beschreven hoe Kali in volle wapenrusting werd geboren uit het gefronsde voorhoofd van haar moeder Durga, om haar bij te staan in de strijd tegen het leger van de asura's, onder leiding van Canda en Munda. Zij kreeg de naam Camunda omdat ze de hoofden van Canda en Munda naar Durga bracht. Sjiva wordt genoemd als haar echtgenoot. Een van haar oudste verschijningen is de matrikadevi (moedergodin) Kurukulla.
Ze is getooid met prachtige sieraden; ook draagt ze een gordel van afgehouwen armen en een ketting van schedels. Haar rok bestaat uit de handen van mensen die slechte daden hebben begaan. Aan haar oren hangen lijkjes van kinderen. Ze wordt afgebeeld met zwaard en schedel, en met een spiegel. Ook het karmische wiel van de tijd behoort tot haar attributen.
Kali is het vernietigende aspect van de Grote Godin (Devi). Een van haar verschijningsvormen is als de Zwarte. Ze wordt afgebeeld staande op het uitgestrekte lichaam van Sjiva, liggend op een lotusbed. Ze is een gruwelijke verschijning. Ze likt bloed op met haar uitgestoken tong. In haar ene linkerhand draagt ze een bebloed zwaard, waarmee ze de illusie doorsnijdt; in haar andere linkerhand heeft ze een afgehouwen hoofd, vastgehouden aan het haar. Haar ene rechterhand brengt zegen, met haar andere wenkt ze haar volgelingen. Volgens een andere beschrijving is het lichaam van haar minnaar uiteengereten, terwijl zijn fallus omhoog is gericht. Zijn bloed stroomt over de aarde. Karakter en uiterlijk van Kali komen in dit aspect overeen met de Griekse Medusa en de gorgonen.
Kali staat Devi bij in haar strijd tegen de demonen. Met haar lange tong vangt ze het bloed op van de demoon Raktabija (van rakta 'zaad' en bija 'bloed'), om te voorkomen dat de druppels op de grond vallen, waardoor steeds nieuwe demonen ontstaan.
Als Bhairava werden aan haar mensen en dieren geofferd. Haar tempels fungeerden in feite als slachthuis. Het hoofd van het offerdier bleef achter in de tempel, evenals het bloed, dat werd geofferd aan de godin. De rest van het dier werd meegenomen en opgegeten. Omdat de godin de schenkster was van het levensbloed, gaf men haar bloed terug. De gebruikelijke manier van offeren was door onthoofding. Het brengen van mensenoffers is sinds 1835 verboden, maar schijnt incidenteel nog te worden gerapporteerd.
Toch is Kali nooit volledig destructief. Haar doel was het uitbannen van demonische krachten voor deze de kosmische orde in gevaar konden brengen. In haar komen kracht, wijsheid en seksuele soevereiniteit samen. Kali was Jaganmata, de 'Moeder van al het leven'. Deze titel heeft ze gemeen met Eva uit de bijbel. Eva's naam wordt ook wel vergeleken met Ieva of Jiva, het vrouwelijke principe van het manifesteren. De 'eerste manifestatie' die ze baarde noemde ze Idam, wat naar de klank overeenkomt met Adam. Kali was ook de bron van de liefde, die in de wereld werd gebracht door haar vertegenwoordigers op aarde, de vrouwen. Zij zijn de manifestatie van haar geest.
Kali bracht het universum voort door de namen van alle dingen uit te spreken in de heilige taal, het Sanskriet. Deze taal werd wel een uitvinding van Kali genoemd. Alle vijftig letters van het Sanskriet stonden op haar schedelketting. Deze letters heten de 'Matrika' (moeders), die de dingen in de wereld materialiseerden toen Kali ze in woorden rangschikte. Dit is te vergelijken met het Griekse 'Logos', het woord dat vooraf ging aan het bestaan.
Als Mahakali is ze heerseres van de tijd. Haar karmische wiel symboliseert de cyclische wetten van de tijd. Haar naam bevat de wortel van het woord 'kalender'. Dit woord komt van de calenden van het maanjaar, zoals in de maankalender van de Romeinen of van de Saksiche Kale. Kali heerst over tijd en ruimte van de sterfelijke wereld, maar ook over die van de oneindigheid. De hindoeïstische opvatting van de tijd is cyclisch. Na elk einde komt een nieuw begin, de oneindige wedergeboorte. Na de dood komt niets meer; deze werd ervaren als een droomloze slaap. Aan het einde van elk tijdperk schrompelt de schepping ineen tot zaad en keert terug in het lichaam van Mahakali. De tekst Devibhagavata vermeldt hoe de godin aan het einde der tijden niet langer een tastbaar kan worden voorgesteld; ze is de absolute waarheid geworden. Een soortgelijke voorstelling van het verloop van de tijd is ook terug te vinden bij de Griekse schikgodinnen.
Kali wordt geïdentificeerd met de vrouwelijke energie, de Sjakti. Deze kracht werd voor het eerst genoemd in de 7e eeuw, in de mystieke teksten van de Tantra. Het is een oerkracht zonder welke de goden, in het bijzonder Sjiva, niet konden functioneren. Vrouwen zijn essentieel als de levensadem. Het was in deze periode voor het eerst sinds lange tijd na de invallen van Indo-Europese overheersers dat het vrouwelijke principe weer een plaats kreeg in de religieuze teksten. In de Tantras wordt de godin vaak Mahavidya ('Grote Wijsheid') genoemd. In de gedaante van Kali heeft Sjakti vooral betekenis als vrouwelijke seksuele overheersing. In de Kalika Purana staan verhalen over Kali's seksuele gevechten met Sjiva, haar echtgenote. Er wordt verwezen naar de vreugde die zij beleven aan het erotische spel en aan het vervullen van haar wensen. De vulva wordt door de Sjakta's, de volgelingen van Sjakti, vereerd als de Grote Baarmoeder. Mannelijke Sjakta's, hijra's genaamd, gaan soms in hun verering van de vulva zelfs zo ver dat zij zichzelf castreren. Leden van een bepaalde sekte, de Vamachari Sjakta's, drinken menstruatiebloed om Sjakti's energie in zich op te nemen.
Een incarnatie van Kali Ma was Kel Mari, de godin van de potten, of pottenbakken. Zij maakte de eerste man van klei, en werd zo in verband gebracht met de Ariërs, via arya, wat 'man van klei' betekent. Dit komt overeen met Aroeroe en vele anderen. Ook is er misschien een relatie met Kali's naam Maya en de betekenis die de Maya's gaven aan de oudste vorm van pottenbakken, Mamon ('grootmoeder') genaamd. Ook hier werd het pottenbakken verbonden met vrouwen. Het werd uitgevoerd door vrouwen, en gezien als vrouwelijk.
Als de moedergodin Kurukulla wordt ze Moeder van de Spelonken genoemd.
Kali komt overeen met de Griekse Medusa en de Azteekse Coatlicue. Haar naam en kenmerken komen in vele godinnen en termen terug, zoals bijvoorbeeld in die van de muze Calliope, die net als Kali in verband wordt gebracht met het alfabet.
Kallisto. Vereerd in Arcadia. Haar naam betekent 'de allermooiste'. Sterrenbeeld: Grote Beer. Dieren: beer, varken.
Kallisto was een nimf uit het gevolg van Artemis, hoewel ze volgens andere bronnen met Artemis wordt gelijkgesteld. Kallisto werd door Artemis voor straf veranderd in een beer toen ze door Zeus haar maagdelijkheid verloor en werd door hem als Ursa Major (Grote Beer) aan de hemel gezet. De Grote Beer werd ook As van Helike genoemd.
Atheense meisjes dansen als beren om Artemis van Brauroria (Attica) te eren. Misschien verwees dit gebruik naar het draaien van de sterrenbeelden van de noordelijke hemel rond de poolster. De poolster is een van de sterren van de Kleine Beer. De Grote Beer verschaft een visueel ezelsbruggetje om de positie van de poolster te bepalen. De Griekse naam van de poolster was as van Helike. Ook de horen zouden in hun dans de bewegingen van de sterren nabootsen.
Callisto's graf was te vinden in Arcadia, bij de stad Tricoloni. In de buurt van de bron Cruni bevond het graf zich op een aarden heuvel, waarop fruitbomen en andere bomen groeiden. Op de top van deze heuvel bevond zich een heiligdom voor Artemis Calliste. Pausanias noemde Pamphos als de eerste dichter die Artemis Calliste noemde.
Kaltes. Schikgodin en geboortegodin van de Samojeden of Nentsi in Siberië. Ze neemt soms de gedaante aan van een haas of gans, en ze wordt ook geïdentificeerd met de berk. Deze kenmerken komen ook voor bij de Germaanse godin, bekend onder namen als Perchta, wier naam in verband staat met het woord 'geboorte', en Holda.
Kamroesepas. Andere vormen of spellingen van haar naam zijn Kamrusepa, Katahziwuri, Katahzippuri, Katahzipuri. Hittitische godin van geneeskunst en magie. Dankzij haar geneeskunst en toverkracht keerde de boze god Telepinu, die waakte over de vruchtbaarheid van dieren en planten, terug naar de aarde. Volgens een variant oefende ze bezwering uit met behulp van vuur om ziekte te verdrijven; deze werd opgenomen in de rook van het vuur en steeg naar de hemel.
Kamroesepa was de moeder van de zeegod Aruna.
Kara. Koningin van de Walkuren of Valkyrie, de vrouwelijke strijdsters uit de Noorse mythologie. Zij werd geïncarneerd in een zwaan.
Kauri. Godin van Indo-Ariërs, leidster van de zwanennimfen.
Karhausibware. Slangengodin, die werd vereerd op de Solomon-eilanden in de Grote Oceaan. Haar aandeel in de schepping was het voortbrengen van mensen, varkens, bomen etc. Ze beheerde een tuin. Ze introduceerde de dood door een krijsende baby te wurgen, en trok zich beledigd terug van de aarde toen de moeder haar te lijf ging.
Keren. Griekse vrouwelijke demonen van de dood. Ze worden voorgesteld als afzichtige wezens, met kenmerken van vogels. Ze worden geassocieerd met de harpijen en de Furies, de Griekse wraakgodinnen. Ze voeren de wil uit van de schikgodinnen, de Moiren. Ze verbleven graag in de omgeving van het slagveld, en zweefden boven het terrein om de zielen van de omgekomen strijders mee te kunnen nemen. Vanwege hun gewoonte het bloed van hun slachtoffers te drinken zijn ze wel vergeleken met vampieren. Het idee dat aasvogels die boven het strijdperk zwermen om zich te goed te doen aan de dode lijken de zielen met zich meevoeren keert terug in wijdverbreide mythen. De Etruskische Vanthen, de Keltische Morrigan en vele anderen zijn hieraan verwant.
Ki. 'Aarde' (vgl Ge in Gaia). Soemerische aardgodin, dochter van Nammu. Van oorsprong was ze een moedergodin, de Moeder van al het leven, of Moeder Aarde. In een latere tijd werd ze Ninhursag genoemd. In Akkad in het noorden heette ze Aruru. Ze was waarschijnlijk oorspronkelijk een moedergodin van een landbouwvolk dat zich in diverse ambachten had bekwaamd. Ze werd 'timmerman' van de mens en het hart genoemd, of kopersmid van de goden en van het land, en 'Vrouwe pottenbakker'. Daaruit is af te leiden dat ze van oorsprong als schepper van de wereld en het leven werd beschouwd, voor deze functies werden overgenomen door latere mannelijke goden. Ze werd later vereenzelvigd met Ninhursag.
Haar oudst bekende tempel dateert van -3000, en werd gevonden bij Al 'Ubaid bij Ur. Deze was gebouwd op een heilige plaats waar al eerder tempels waren gebouwd. Aan de ingang zitten twee bronzen leeuwen. Op een fries zijn duiven te zien, op een ander fries zijn koeien afgebeeld die worden gemolken door priesters, die de melk in stenen bekers gieten. Boven de deur is een adelaar met leeuwenhoofd te zien, geflankeerd door twee herten. Dit is een verwijzing naar haar herkomst als de Neolithische Vrouwe der dieren en Vogelgodin.
Haar ideogram was een omgekeerde U, een hoefijzervorm die de baarmoeder symboliseerde. De tempel speelde misschien een rol voor de bevalling, als een soort kraamplaats. Met de omgekeerde U werd ook een schaapskooi aangeduid. De Soemeriërs duidden met hetzelfde woord de baarmoeder, de schaapskooi, vulva, schoot en lendenen aan. De heilige kudde van Ninhursag werd geweid op het terrein van de tempel; de melk was een voedingsmiddel. Later werden de koningen met deze melk gevoed.
De aarde Ki was gehuwd met de hemel An, ook een kind van Nammu. Ze baarde bomen, rietstengels en planten. Via Ki is de overgang van het Neolithicum naar de Bronstijd waarneembaar.
Kisjar. Kishar. Mesopotamië: Akkadisch. Kishar en Anshar waren de kinderen van Lachmoe en Lachamoe, het eerste wat Tiamat en Apzu voortbrachten. Het ontstaan van Lachmoe en Lachamoe betekende het einde van de oerchaos. Ze worden soms ook opgevat als golven, of eerste rimpeling in het oerwater. Met de komst van Kisjar en Ansjar kreeg de wereld vorm. Hun namen worden wel vertaald als resp. 'horizon van de aarde' en 'horizon van de hemel'. Hun kinderen waren Anoe, de hemel, en Ea, de aardgod. Kisjar en Ansjar waren misschien een herinnering aan de eerste kinderen van de Soemerische oerzee Nammu, Ki (aarde of berg) en An (hemel). Ansjar werd in het latere Assyrische rijk gelijkgesteld aan Assur, de naamgevende god van Assyrië.
Klymene. 'Beroemde macht'. Dochter van de zon Helios. Haar broer was Phaëton, haar zuster Prote. Haar moeder was Rhode ('als een roos'). Hun namen worden echter veelvuldig verwisseld. Ze werd ook een Oceanide genoemd.
Een Klymene komt in diverse mythes voor als moeder van belangrijke personen. Met als vader Iason is ze de moeder van Atalanta. Ze werd te vondeling gelegd omdat ze geen jongen was. Ook werd ze wel genoemd als moeder van de Heliaden en Phaeton, met Apollo (Phoebus, de zon) als vader. Met Iapetus is ze de moeder van het Titanenviertal Prometheus, Epimetheus, Atlas en Menoitos. Als moeder van Prometheus en zijn broers werd ze ook wel geïdentificeerd met de Oceanide Asia; maar ook Themis werd genoemd als moeder van Prometheus en Epimetheus. Behalve moeder werd Klymene ook de echtgenote van Prometheus genoemd, en was dan de moeder van Deucalion, de Griekse Noach, die de echtgenoot was van Pyrrha, de dochter van Pandora, die zelf gehuwd was Prometheus' broer Epimetheus.
Varianten van de mythen met betrekking tot de titanen Prometheus, Epimetheus en Atlas komen voor in Genesis en in de Joodse traditie. Het vervaardigen van mensen uit klei door Prometheus met behulp van Athene is ook een bekend motief in de bijbel. Epimetheus en Adam worden beiden genoemd als degene die namen of eigenschappen aan de dieren moeten toekennen; zij zijn beide zo scheutig met uitdelen, dat als eindelijk de beurt is aan de mens er geen eigenschappen meer over zijn.
Adam is ook te vergelijken met tuinman Atlas, die net als Adam wordt geassocieerd met de boom die vruchten der onsterfelijkheid leveren; beide bomen worden bewaakt door een slang. Atlas bewoonde de tuin van de Hesperiden, Adam woonde met Eva in de Hof van Eden. Ook het verhaal dat de ambachtsgod Prometheus Zeus bedroog met een vals offer, waarbij hij het vet de botten verpakte in een smakelijk omhulsel, terwijl hij zelf met het goede vlees aan de haal ging, kent een pendant in de Hebreeuwse traditie. Hier was het Kain ('smid') die het valse offer bracht. Zowel Prometheus als Kain zijn te identificeren als smid. De overlevenden van de zondvloed zijn terug te voeren op geslachten die in hun lijn liggen; Naama als de rechtschapen afstammelinge van Kain, Pyrrha als de eveneens godvruchtige nakomelinge van Epimetheus, die is gehuwd met Deucalion, de zoon van Prometheus en Klymene.
De identificatie van Klymene met Themis is misschien van betekenis, omdat Themis het verband legt met het lichaam van Moeder Aarde en het scheppen van een nieuw mensengeslacht na de zondvloed. Als moeder of echtgenote van Prometheus wordt ook Klymene een voormoeder van de mensheid.
Klymene werd ook genoemd als dochter van de Kretenzische Katreus, de zoon van koning Minos en Europa. Haar zusters waren Airope of Europa, die huwde met Atreus en de moeder werd van Agammemnon en Menelaos, en Apemosyne, die door Hermes eerst werd verkracht, en door hem toen ze hierover klaagde vervolgens werd vermoord. Klymene zelf huwde de zeevaarder Nauplios en kreeg twee zonen. Ook werd wel gezegd dat hun vader Katreus hen als slavinnen aan Nauplios verkocht, Airope vanwege haar vrijzinnige levenswandel en Klymene omdat ze een aanslag op zijn leven zou beramen. Nauplios was echter zelf niet gebonden aan een strakke moraal. In Sparta zette hij de vrouwen aan tot overspel, uit woede over de dood van Palamedes, zoon van hem en Klymene. Hij koppelde Aegistus aan Klytaemnestra, de echtgenote van Airopes zoon Agammemnoon.
Ook een Klymene werd genoemd als moeder van de wagenmenner Myrtilos, met Zeus als vader. Een andere moeder werd echter ook wel genoemd, met Hermes als vader. Myrtilos werd door Pelops in zee gegooid toen hij Hippodameia trachtte te verkrachten, en zijn vermeende recht opeiste toen zij daartegen protesteerde. Later werd Myrtilos door Hermes, zijn broeder in het kwaad, aan de hemel gezet als het sterrenbeeld Wagenmenner.
In veel literatuur waarin wordt getracht een 'chronologische stamboom' van de goden te maken, wordt er de nadruk op gelegd dat het steeds gaat om een 'andere' Klymene. Hierbij trapt men in de valkuil goden gelijk te stellen aan mensen, die maar één keer kunnen worden geboren, en maar één vader en moeder kunnen hebben. Daarom lijkt er geen Klymene van betekenis te bestaan, en lijkt elke Klymene afzonderlijk slechts vage informatie te geven over een identiteit. In werkelijkheid gaat het bij godennamen vaak om titels, bijnamen of lokale namen die verwijzen naar een deelaspect van een godheid. Door al deze betekenissen bij elkaar op te tellen komt een totaalbeeld naar voren. dat een aanwijzing zou kunnen bieden voor de oorsprong van zo'n onbetekenende naam, die toch zo vaak wordt genoemd. Alleen Klymenes naam doet nog vermoeden dat het gaat om een 'beroemde macht'. Ze speelt in de mythologie nauwelijks een rol, maar kan toch worden geassocieerd met Themis, of een godheid die haar naam verleende aan het werelddeel Azië, of een van de stammoeders van het nieuwe mensengeslacht na de zondvloed. Dat wil niet zeggen dat er ooit een belangrijke godin met de naam Klymene is vereerd, maar er wordt zichtbaar hoe een 'machtige en beroemde' vrouwelijke godheid in de mythologie net zolang wordt gefragmenteerd tot alles wat aan haar herinnert is verdwenen. Dezelfde werkwijze is toegepast op Europa, genoemd als Klymenes zuster; ook zij is een 'onbetekenend godinnetje' dat uiteindelijk is terug te voeren op de Grote Godin van Syrië, en dat haar naam schonk aan een werelddeel.
Klytaemnestra.Ook Clytaemnestra, Klytaimnestra of Klytaemestra. 'Goddelijke Hofmakerij'. Zuster van Helena. Haar moeder is volgens een verhaal in de Fabulae van Hyginus Leda; de vader is Zeus in de gedaante van een zwaan, of Tyndareos, Leda's echtgenoot. Daar Zeus een zwaan was, legde Leda een ei, waaruit vier kinderen werden gebroed, Helena en Klytaemnestra, en hun broers Kastor en Pollux, de Dioskuren. Omdat Leda zowel met Zeus als met Tyndareos omgang had, was het niet duidelijk wie een kind van wie was. Leda werd in dit afstammingsverhaal geïdentificeerd met Nemesis. In andere versies van het verhaal ontving Leda het ei van Nemesis, maar alleen in deze versie werd Klytaemnestra genoemd als kind van Leda.
Haar echtgenoten waren Tantalus, Agammemnon en Aigistos. Agammemnon doodde haar eerste echtgenoot Tantalos en haar jonge kind, dat ze nog aan de borst droeg. Vervolgens vertrok Agammemnon naar Troje, om daar haar zuster Helena, de echtgenote van zijn broer Menelaos, terug te eisen. Door sommigen werd Helena ook wel haar dochter genoemd.
Als Klytaemnestra's kinderen worden Elektra, Chrysothemis, Iphigeneia en Orestes genoemd. Pausanias noemt een aantal historici die aanvoeren dat Iphigeneia de dochter van Helena is; zij gaf het kind voor ter verzorging aan Klytaemnestra. Homerus noemt als haar kinderen Laodike ('recht van het volk'), Iphianassa ('machtige koningin') en Chrysothemis ('gouden wet').
In het verhaal Iphigeneia in Aulis van Euripides werd Iphigeneia in Aulis geofferd om een gunstige wind te verkrijgen om naar Troje te kunnen varen.
Agamemnon en zijn broer Menelaos worden ook wel de Atriden genoemd. Zij zijn kinderen van Atreus, wiens stamboom ook op een Tantalus terug te voeren is. Deze Tantalus was de zoon van Zeus en Plouto ('rijkdom'). Hun zoon Pelops was de vader van Atreus. Tantalus' graf bevond zich bij de berg Sipylus bij Smyrna in Klein-Azië. Het kind Pelops werd door zijn vader Tantalus aan de goden geofferd, maar door Demeter opnieuw tot leven gewekt. De moord op het kind van Tantalus de echtgenoot van Klytaemnestra is een variant van deze geschiedenis. De zoon van Agammemnoon en Kassandra draagt eveneens de naam Pelops.
Terwijl Agammemnoon oorlog voerde, 'maakte' Aegisthos 'Klytaemnestra het hof' met geschenken en vleierijen; ze wees hem aanvankelijk af, maar bezweek uiteindelijk, en hij vierde zijn succes met offers aan Aphrodite en Artemis.
Toen Agammemnon terugkeerde met Kassandra als oorlogsbuit, werd hij door Clytaemnestra en haar nieuwe geliefde Aegistus vermoord, terwijl hij juist een bad nam. Op een afbeelding greep Klytaemnestra naar een ander middel, namelijk de labrys, het symbool van goddelijke macht van het verleden op Kreta en in Azië. Deze wraakactie leidde tot de moord op Clytaemnestra door haar zoon Orestes, hiertoe aangezet door haar dochter Elektra.
Iphigeneia werd beschermd door Artemis, haar broer Orestes door de tweelingbroer van de godin, Apollo.
Athene, die in de mythe van Aeschylos Klytaemnestra veroordeeld, en de 'nieuwe orde' verdedigt ten gunste van mannen en vaders, heeft in werkelijkheid veel gemeen met Klytaemnestra. Klytaemnestra zelf heeft kenmerken van een slangengodin of een orakelgodin; ze ontwaakte eens uit een droom waarin ze een slang had gebaard, die ze als een kind in doeken wikkelde en verzorgde. Ze zoogde de slang, maar behalve melk dronk hij ook bloed. Deze droom geeft het beeld weer van de oude slangengodin die het kind voedt aan de borst. Athene, zelf terug te voeren op een oude slangengodin, wordt ook geassocieerd met het beeld van de slang als voedster, als ze haar stiefkind Erichthonius opvoedt alsof het haar eigen kind is. Ditzelfde beeld komt voor in de bijbelse geschiedenis; hier wordt Mozes geassocieerd met de Egyptische slangegodin Renenutet. De droom herinnert ook aan Lamia, of aan haar Babylonische prototype Lamashtu.
Op last van orakels die de droom uitlegden werden zoenoffers naar het graf van Agamemnoon gebracht. Klytaemnestra toont Orestes haar borsten, om hem eraan te herinneren dat zij zijn moeder is, maar dit weerhoudt hem er niet van haar te vermoorden. Het moederrecht wordt in deze mythe overgenomen door het vaderrecht, en de moeder wordt niet langer beschouwd als de ouder van haar eigen kind.
Ook het beeld van de ontblote borsten is bekend uit de voorgeschiedenis van de Atheners. Het is een bekende voorstelling uit de zogenaamde 'Minoïsche cultuur' van Kreta, tegenwoordig met een algemene naam Egeïsche cultuur genoemd. Op Knossos is een kleitablet gevonden waarop de naam Atanata Potinija voorkomt; men gaat er wel van uit dat hieruit de naam Athene is voortgekomen. De Griekse mythen lijken in verhulde termen te verwijzen naar een positie van vrouwen die veel belangrijker was dan in de latere Griekse cultuur. De meeste Griekse mythen zijn makkelijk te identificeren als verdraaiingen van oudere verhalen waarin een positieve betekenis van vrouwen met een tegengestelde betekenis wordt weergegeven.
Pausanias meldt dat het vermeende graf van Agammemnon zich te Amyclae bevond. Hier stond ook een beeld van Klytaemnestra. Er bevond zich hier ook een beeld van de Trojaanse Cassandra, die door de mensen in Amyclae Alexandra werd genoemd.
Leda, de moeder van Helena en Klytaemnestra, kan worden gelijkgesteld met Lato of Leto, de moeder van Artemis en Apollo.
Kore. Betekenis: maagd; jong meisje; kind. Ook Kora of Cora. Het mannelijke woord Koros betekent ook 'spruit'. Kore is de godin van het jonge graan. Tot in de middeleeuwen werd ze als aardmoeder of graanmoeder vereerd. Ze werd ook wel Persephone (vernietigster) genoemd. In Italië heette ze Proserpina (de verschrikkelijke). Een titel van Kore is Hagne, 'heilige'; ze werd vereerd als Heilige Maagd.
Kores naam is verwant aan die van de Romeinse korengodin Ceres; deze is bij de Grieken Kores moeder Demeter. De geschiedenis van Kore en Demeter werd in Griekenland jaarlijks opgevoerd tijdens de Eleusinische Mysteriën, tijdens een processie van Eleusis naar het nabijgelegen Athene.
Door de broer van haar moeder Demeter, Hades (Pluto), werd Kore van de aarde weggeroofd; drie maanden per jaar verblijft ze in de onderwereld als zijn echtgenote. Haar bijnaam was Soter (Verlosser).
Kore was de dochter van de graangodin Demeter. Ze werd door Hades geschaakt terwijl ze bloemen plukte. Demeter trok zich terug in een grot. Toen de gewassen verdorden en de goden merkten dat de offers wegbleven droeg Zeus er zorg voor dat ze een half jaar op aarde kon blijven, en het andere halve jaar in de onderwereld.
In de Mykeense stad Eleusis werden De Grote mysteriën gevierd, in de herfst, als Kore terugkeert op aarde. Tijdens dit ritueel werd het heilige huwelijk tussen de godin Demeter en de priester voltrokken. De vrucht van dit huwelijk was de zoon Brimos, of ook wel Ploutos, Iakchos of Dionysos, wymbool voor de rijkdom aan gewassen die de aarde voortbrengt. Door zingende herders werd het kind het heiligdom binnengedragen. De zwijnenhoeder Euboulos is de eerste die het lot van Kore verkondigt; in de oude Europese mythen staat de varkenshoeder voor de magiër of profetische waarzegger. In Eleusis wordt Demeter echter niet langer als varkensgodin vereerd. De kleine mysteriën werden gehouden voor de droge lente inviel. Het klimaat is in dit gebied anders dan hier. Kores feest werd gevierd op 15 augustus, dezelfde dag als later Maria Hemelvaart. Graves noemt het een verwarrende factor dat Kore ook de naam Persefone (vernietigster] kreeg, maar dit doet denken aan andere maagden/vernietigsters als Anath. Het 'vernietigende' aspect van Anat kan betrekking hebben op het ploegen van de aarde en het zaaien, maaien en oogsten van de gewassen. In Attica werd de aarde drie maal per jaar geploegd: in de lente, na de zomeroogst en nog eens in de herfstmaand Pyanepsion, als voorbereiding op het zaaien.
Er is op gewezen dat het verhaal van de roof van Kore in feite een omkering is van het verhaal van Adonis. Deze werd door Aphrodite gevonden en ter verzorging aan Persephone, de koningin van de onderwereld, gegeven. Persephone werd terstond verliefd op de mooie baby, en wilde hem niet meer afstaan. Toen Aphrodite haar geliefde weer kwam opeisen, ontstond er een ruzie, waarbij uiteindelijk volgens een variant in de mythe Zeus en volgens een andere variant de muze Kalliope besliste dat hij de ene helft van het jaar bij Persephone, de andere helft bij Aphrodite mocht blijven. Adonis is dus net als Kore zelf een personificatie van de seizoenen. Zijn naam is afgeleid van het Fenicische Adon, dat 'heer' betekent. In het Fenicische Byblos werd zijn jaarlijkse wederkomst aangekondigd door het roodgekleurde rivierwater, dat volgens de lokale mythe zijn bloed voorstelde. Het was in feite roodgekleurde, ijzerhoudende klei, die in het voorjaar met het stijgen van het water door de rivier werd meegenomen. Deze betekenis keert terug in de naam Hades, die een verbastering is van Aidoneus: de Aidoneus wordt door verschillende Grieken genoemd als een rivier. De naam 'Hades' wordt door Graves echter vertaald als 'Zonder te zien'. Op dezelfde manier wordt Demeter Plouto voorgesteld, namelijk geblinddoekt; zij wordt later gelijkgesteld aan Hades.
Kore werd samen met haar moeder Demeter aan de hemel opgenomen, of op de Olympus. Het feest werd gevierd als het sterrenbeeld maagd aan de hemel verscheen. De helderste ster hiervan heet Spica, wat korenaar betekent.
Al in de pre-Helleense tijd werd in de winter een pop gemaakt van koren, die Kore voorstelde. Deze werd begraven en in de lente weer opgegraven; dan was hij uitgelopen.
De vierde-eeuwse Epiphanius van Cyprus gaf een beschrijving van het ritueel van haar mysterie in Alexandrië, dat hij opvatte als een bespotting van het mysterie van Jezus. Op 6 januari werd de geboorte van haar heilige kind Aeon gevierd. Aeon speelde een rol in diverse mysteriën van deze tijd, en kan worden geïdentificeerd met de Griekse Kronos, de Romeinse zaaigod Saturnus, de zon Helios, met Mithras en met Jezus. De geboorte van Jezus werd in deze tijd ook op 6 januari gevierd. Tegenwoordig heet deze dag Drie Koningen, naar de drie koningen of wijzen die het pasgeboren kind bezochten.
Aan de vooravond van de bevalling van de maagd, de avond van de vijfde januari, vierde men een feest voor de beeltenis van Kore. De deelnemers brachten de nacht in haar tempel door met zang en het spelen van fluit en trommels. Er werd een naakt, houten beeld binnengebracht, dat vijf gouden kruisen droeg. Epiphanius beschreef de gebeurtenis als volgt:
Op vele plaatsen werd een groot feest gevierd in de nacht van Driekoningen... vooral in het zogenaamde Koreion in Alexandrië. Hier is een enorm grote tempel, de temenos van Kore. Na een nachtwake van zang en fluitspel ter ere van het heilige beeld, en het vieren van een pannychis daalt de menigte met het kraaien van de haan af in een soort ondergrondse krypte, daarbij fakkels dragend. Ze dragen een beeld gesneden uit hout, dat naakt op een baar zit en kruisvormig, gouden zegel op het voorhoofd draagt, nog twee op zijn handen en twee op zijn knieën, in totaal vijf. Ze dragen de god zeven maal rond het centrum van de tempel onder luid spel van fluiten en trommels en gezang van hymnes, en ze dragen het beeld naar zijn plaats onder de grond. Als wordt gevraagd wat dit voor mysterie is, zeggen ze dat op dit uur Kore - de Maagd - de Aeon heeft gebaard.
Dit was een symbolische uitdrukking van de wedergeboorte van de natuur, van de god en van de terugkeer van het graan, dat jaarlijks onder de grond wachtte tot het zou ontkiemen.
Aeon werd beschouwd als het centrum van de dierenriem, de twaalf sterrenbeelden waardoor de zon zich gedurende een jaar schijnbaar beweegt.
Kubaba. Hoerritische of Hittitische godin. Ook Kupapa of Gubaba. De Luwiërs vereerden Kubaba als de 'Koningin van Carchemisj' (of Kargamisj), een stad in het oosten van het Hittitische rijk, in het gebied van de Eufraat in Turkije. Hier werd Kubaba of Kumbaba afgebeeld met een hoge muts versierd met rozen en een soort slang. In haar hand houdt ze een granaatappel of een spiegel. Ook werd Kubaba afgebeeld, zittend op een troon; tegenover haar zat de god Karhuhas.
Kubaba's naam komt al voor in bronnen in Klein-Azië die dateren van de 19e en 18e eeuw v.o.j., toen de bovenstroom van de Euphraat was gekoloniseerd door de Assyriërs. In de veertiende eeuw verspreidde haar verering zich uit naar Anatolië. Ze komt vooral voor gezamenlijk met Hebat, en verder met Adamma en Husuntarhi of Hašuntarhi.
In Oegarit is documentatie gevonden waarin de Hoerritische rituelen van Klein-Azië werden beschreven. Een Akkadische inscriptie uit deze stad uit de 14e eeuw vermeldt een vrouwe Kubaba, die meesteres wordt genoemd van het land van Carchemisj. Ook door de Hoerrieten in Klein-Azië werd Kubaba vereerd.
Kubaba vormde in een bepaalde periode een androgyne eenheid met de godheid Adamma. Kubaba-Adamma behoorde in Aleppo tot het gevolg van de godin Hebat. Deze eenheid bestond waarschijnlijk al in het proto-Syrische Ebla. In Ebla was de maand mei naar Adamma genoemd. Klaarblijkelijk is hiervan in het bijbelse scheppingsverhaal nog een neerslag van te vinden, waar Adam en Eva aanvankelijk eveneens fysiek een eenheid vormden. Misschien is de naam Adamma ook verwant aan 'Tammoetz', een bijbelse god, die ook verwant is met Adam. De naam Hebat is etymologisch aan Eva te verbinden. Ook komen haar attributen slang en granaatappel overeen. In Hittietische geschriften kwam Adamma ook voor als vrouwelijke naam.
Sinds de val van de Hittieten in de 12e eeuw v.o.j. werd Karkémish de hoofdstad van het Hittietisch-Luwische rijk. Uit hiëroglypische inscripties van Karkémisch die dateren van 950 à 700 blijkt dat Kubaba hier en in andere steden een centrale plaats innam in het pantheon.
Kubaba's cultus verspreidt zich door Klein-Azië en Anatolië; cultusplaatsen bevonden zich ondermeer in Comana en Cappadocia. De Hittitische overheersing kon haar niet verdrijven. Van de periode van 1000 - 600 v.o.j is niets bekend, maar in de zesde eeuw verschijnt er een Kubebe bij Sardis in het westen. Deze is te vereenzelvigen met de Phrygische godin Cybele. Zij wordt hier geassocieerd met de jaargod Attis. Aan de oorsprong van Cybele en Attis ligt een androgyne godheid, waarin misschien een herinnering aan Kubaba-Adammu bewaard is gebleven.
Kubaba of Kubebe werd vereerd als kubusvormige steen. Haar naam in het Hittitische alfabet bestond uit vijf ideogrammen, die een kubus, een dubbelbladige bijl, een duif, een vaas en en opening voorstelden. Al deze symbolen stonden al in het neolithicum met de moedergodin in verband. De leeuw was aan Kubaba gewijd.
Op de koningslijsten van Kish (Mesopotamië) van rond 2500 v.o.j. komt een Soemerische koningin met de naam Ku-baba Azag-bau voor. Haar naam wordt ook gespeld als Kug-Baba of Kubau. Ze wordt genoemd als grondlegster van de IIIe dynastie. Volgens de vroegste Soemerische bronnen zou ze aanvankelijk een herbergierster zijn geweest, ze leidde een oorlog tussen stadstaten voor onafhankelijkheid van Uruk.
Kumari. 'Maagd'. Titels van de Kumari zijn Kumari Devi (de 'Goddelijke maagd'), Sri Kumari, en Koninklijke Maagd. In Nepal wordt de Kumari als levende godin vereerd. In Kanniya Kumari, het uiterste zuiden van India, staat ook een tempel voor de maagd.
De Kumari is een jong meisje waarin de godin zich incarneert tot aan haar puberteit, als ze voor het eerst menstrueert. Dan verlaat de godin haar, en ze neemt plaats in een ander jong meisje. De heilige maagd wordt in Nepal door zowel Hindoes als Boeddhisten vereerd, al maken de hindoes het overgrote deel van de bevolking uit. In het bijzonder wordt ze vereerd door de Nepalese koning. De koninklijke Kumari woont in Kathmandoe in Nepal, tegenover zijn paleis. Haar paleis heet de Kumari Mahal of Kumari Chhen.
Ze verschijnt voor het rijk gedecoreerde venster van de eeuwenoude pagode, gekleed in een kostbaar kostuum van rood en goud, als ze wordt geroepen door de wachter, een plicht die ze ook trouw voor de toeristen vervult. Haar verschijning betekent veel voor degenen die haar hebben gezien. Tijdens feestdagen wordt ze op een draagstoel of in een wagen door het land gedragen. Het grootste feest is Indra Jatra, in augustus-september. Ze wordt dan met andere levende goden gedurende drie dagen door de stad gereden, en ze geeft de koning van Nepal haar zegen.
Naast de koninklijke Kumari zijn er vele andere Kumari's. Elke plaats heeft zijn eigen heilige Maagd. Maar de Kumari van de koning wordt door iedereen vereerd. De koning zelf is de incarnatie van de god Visjnoe op aarde. De maagd zegent zowel de koning als het volk, en ze is verantwoordelijk voor de vrede en voorspoed van het land.
Als de tijd is gekomen dat de Kumari door een nieuw meisje wordt opgevolgd, gaan de priesters op zoek naar een kandidate. Zij moet afkomstig zijn uit de Shakya-familie, de kaste van de goud- en zilversmeden. Uit deze boeddhistische familie was ook Boeddha zelf geboren. De meisjes zijn meestal tussen de drie en vijf jaar oud. Ze wordt geselecteerd uit de mooiste meisjes, die geen enkel litteken of onregelmatigheid mogen vertonen. Ze moet voldoen aan 32 fysieke eisen. Haar horoscoop moet passen bij die van de koning. Ze moet bestand zijn tegen eenzaamheid, maar ook vrij kunnen omgaan met vreemden. Ze moet enige beproevingen doorstaan op basis waarvan ze door de selectie komt. Het precieze ritueel is geheim. Hun moed wordt op de proef gesteld in een donkere ruimte waarin ze worden geconfronteerd met gemaskerde, dansende mannen en onthoofde geiten, waterbuffels en bloederige ingewanden, overblijfselen van offers aan Kali, die net als de Kumari een aspect van Doerga is, maar dan haar ontzagwekkende vorm. Wie hiervoor de minste angst heeft, wordt de nieuwe 'levende godin'. Ten slotte moet ze de kleding van haar voorgangster weten te herkennen.
De maagd wordt vereerd als een incarnatie van Parvati, of als een aspect van de Shakti, de scheppende of vrouwelijke kracht. Ze wordt ook gezien als de godin Teleju Bhawani, of als een incarnatie van het jonge aspect van Durga of Kali. Boeddhisten beschouwen haar als aspect van Vajratara. Al deze godinnen zijn echter in feite terug te voeren op Doerga.
De Kumari is gebonden aan verschillende plichten en taboes. Ze mag niet bloeden. Ze mag de grond niet aanraken, en moet altijd binnenblijven. Tijdens feesten wordt ze in een draagstoel door Kathmandoe gedragen. Ze brengt haar tijd voornamelijk door met spelen. Ze heeft een reeks bedienden die alles verzorgen en haar wassen en kleden. Ze draagt kostbare jurken, die altijd een rode kleur hebben, en juwelen. De overheersende rode kleur herinnert aan het bloed dat zij niet mag verliezen. Heilig bloed speelt een grote rol in de cultussen rond Kali en Durga, zowel het menstruatiebloed als de bloedoffers die zij ontvangen. Dit contrasteert overigens met de gewone praktijk, waarin meisjes die voor het eerst menstrueren niet worden vereerd, maar in een stal worden opgesloten, wat wordt ondergaan als een zeer ongelukkige ervaring op dit keerpunt in hun leven. Op het voorhoofd van de maagd is een derde oog geschilderd.
De Kumari mag geen bloed verliezen, en verliest haar goddelijke status als ze voor het eerst menstrueert, of al eerder door een verwonding bloedt. Ze is dan weer gewoon een meisje, en de godin incarneert in haar opvolgster, die wordt gezocht door een aantal priesters. Vanaf het moment dat ze is geïnstalleerd, tijdens het Dashain-feest, ook Durga puja genoemd, neemt de godin bezit van haar.
Misschien is het taboe op het verlies van bloed en het aanraken van de grond te verklaren als het veiligstellen van de heilige kracht van de godin. De magische kracht die zich in het lichaam van het meisje bevindt, verdwijnt met het wegstromende bloed, of via de grond als deze wordt aangeraakt. Frazer geeft een reeks voorbeelden van over de hele wereld waar deze taboes gelden voor koningen en andere incarnaties van goden.
Op dit moment, in de maanden april en mei, wordt in Nepal naar een nieuwe Kumari gezocht. Het is de bedoeling dat zij dit jaar, in oktober 2001, wordt geïnstalleerd.
De verering zou dateren uit de zestiende eeuw. Er bestaan diverse oorsprongslegenden over de maagdelijke godin. Ooit zou een koning een jong, maagdelijk meisje hebben verkracht. Om haar vergeving af te smeken vereerde hij haar later als een godin. Deze godin leeft eeuwig voort in de jonge meisjes die haar representeren. Zij fungeert als symbool voor de onschuld, en moet mannen eraan herinneren de daad van de koning niet te herhalen. Helaas roept dit in de praktijk niet het gewenste respect op, want seksueel geweld tegenover jonge meisjes komt in Nepal veel voor.
Volgens een ander verhaal dobbelde de koning met de beschermgodin van Kathmandoe, Taleju Bhawani. De koning deed iets oneerlijks, en de godin trok haar bescherming in. Maar later beloofde ze terug te keren in de gedaante van een jong meisje.
Een derde verhaal vertelt over een jong meisje dat uit het rijk werd verbannen omdat ze bezeten was van de godin Durga. De koningin droeg echter op haar terug te halen en haar te vereren als incarnatie van Doerga. Taleju Bhawani is zelf een manifestatie van Doerga.
De laatste tijd wordt steeds meer kritiek hoorbaar op het onnatuurlijke leven dat het kind leidt. Ze wordt door iedereen aanbeden en verwend, maar ten slotte ongevoelig aan haar lot overgelaten zodra ze begint te menstrueren. Haar leven is totaal niet afgestemd op het lot dat haar wacht als ze weer teruggestuurd wordt naar de gewone maatschappij. De kans is klein dat ze ooit een man zal vinden, vanwege het geloof dat wie trouwt met een voormalige godin vroeg zal sterven. Ze krijgt geen opleiding of opvoeding, omdat geen sterveling het aandurft om een godin op haar verantwoordelijkheden te wijzen. Ze moet aan vervelende verplichtingen voldoen, die haar niet stimuleren in haar ontwikkeling. Ze krijgt geen financiële vergoeding, of compensatie voor de verloren tijd als ze naar huis wordt gestuurd, op een symbolische gouden munt na, die ze jaarlijks ontvangt van de koning, en een te verwaarlozen pensioen. Voor de volgende godin is wel overeengekomen dat ze een bedrag zou ontvangen dat ongeveer overeenkomt met het Nepalese minimuminkomen.
Het wordt steeds moeilijker om een nieuwe Kumari te vinden, omdat ouders niet zo vereerd zijn als vroeger dat hun kind wordt geselecteerd. Men ziet liever dat het kind naar school gaat, omdat dit belangrijk is voor het vinden van werk. Tegenwoordig zijn gelijke rechten voor vrouwen in de grondwet opgenomen, zodat ze kunnen studeren en net als mannen recht hebben op goed betaald werk. Binnen deze ontwikkeling is het leven als godin uiteindelijk een maatschappelijke stap terug voor de uitverkorene. Bovendien heeft in de moderne, gealfabetiseerde maatschappij iedereen een oor voor de kritiek van de voormalige godinnen zelf, waardoor het menselijke aspect van de aanbidding van een levende godin zichtbaar wordt. Een eerdere Kumari, Rashmila Shakya, vertelde over de schok die ze doorstond toen ze terug naar huis werd gestuurd. Ze moest op school op het laagste niveau beginnen. Met hulp van haar familie sloeg ze zich erdoor, en ze haalde een graad in medicijnen. Ze wil naar de VS om architectuur te studeren, maar het ziet er voorlopig niet naar uit dat de ex-godin dit kan financieren.
Kunti. India. Kunti wordt in het Indiase epos de Mahabharata genoemd als moeder van drie van de vijf Pandava's, genoemd naar Pandu, Kunti's echtgenoot. Voor haar huwelijk was ze verleid door de zon, Sura of Surya, en baarde haar zoon Karna. Uit angst voor wat haar familie haar zou aandoen vanwege de buitenechtelijke zwangerschap laat ze het kind achter in een houten kistje of mandje op de rivier. Het kind wordt gevonden door Adhiratha, die het laat opvoeden door zijn vrouw Rhada. Adhiratha en Rhada behoorden tot de kaste der wagenmenners, een lage kaste. Rhada produceerde ondanks haar kinderloosheid toch moedermelk, De zoon groeit op als een geducht krijger. Hij wordt de aartsvijand van de Pandava's, en hij voert oorlog tegen hen als een van de Kurawa's. Uiteindelijk zullen de Pandava's de strijd om India (Bharat) winnen.
Alle vijf Pandava's waren getrouwd met Draupadi. Een van hen was de boogschutter Arjuna. Pandu was door een vloek niet in staat kinderen te verwekken, maar vroeg Kunti zonen te baren die hem in aanzien overstegen. Kunti gebruikte hiervoor haar mantra, en daarmee werd Dharma (recht) de vader van Yudhishthira, Vayu (wind) van Bhima, en Indra van Arjuna. Ze gaf de mantra ook aan Madri, een andere vrouw van Pandu, en die baarde twee kinderen van de Ashvins, de paarden die de zonnewagen van Surya, hun vader, trokken. In de Rigveda worden ze broers van de dageraad genoemd. Aan de sterrenhemel komen ze voor in ons sterrenbeeld ram.
Kunti was zelf een dochter van Sura. Haar naam was Pritha, en ze was beroemd om haar schoonheid en deugdelijkheid. Sura gaf het kind aan zijn kinderloze neef de koning Kuntibhoja, en sindsdien droeg Pritha de naam Kunti. Vanwege haar goede zorgen voor de wijze Durvasa kreeg ze een mantra waarmee ze een god vader kon maken van haar zoon, die de gelijke van zijn vader zou worden. De nog jonge Kunti maakte onmiddellijk gebruik van deze kracht en riep de zon aan, maar raakte toen in paniek vanwege de mogelijke gevolgen. De zon beloofde echter dat ze na de geboorte van haar kind haar maagdelijkheid zou herwinnen. Het kind Karna werd geboren in een schitterend harnas en met gouden oorringen.