BESCHRIJVINGEN

Nieuwe database onder constructie: kijk hier. Deze pagina's worden ingevoerd in een nieuwe database. Zolang dat niet af is, blijven ze hier nog staan, maar ze worden niet meer bijgewerkt.

Nieuwe database onder constructie. Kijk hier.


Abia. Voedster van Heracles' zoon Glenos. Zij richtte een tempel op ter ere van Heracles.


Abundantia. De hoorn des overvloeds, de hoorn van de voedstergeit Amaltheia, waaruit alle rijkdommen voorkwamen die Moeder Aarde de mensen schonk. 'Overvloed'. Ze is een godin van vruchtbaarheid, of van de vruchten die Moeder Aarde schenkt. Abundantia is een naam voor de Romeinse Vrouwe Fortuna. Zij wordt afgebeeld met de cornucopia (hoorn des overvloeds). Deze hoorn is altijd gevuld met het voedsel en de drank die de bezitter wenst. De hoorn zou oorspronkelijk afkomstig zijn van de voedstergeit Amalthea.
Abundantia is equivalent aan de Griekse Ploutos, de 'overvloed' of 'rijkdom' der aarde die de korengodin
Demeter voortbracht.
Ploutos wordt vaak gelijkgesteld aan de Romeinse onderwereldgod Pluto; in de Griekse mythologie is hij als personificatie van het overvloedige koren vaak voorgesteld als zoon van Demeter. Ook komt een vrouwelijke Plouto voor, als dochter van Rhea en Kronos en moeder van de door onbereikbare overvloed geteisterde Tantalos te identificeren met Demeter.
Abuntantia werd geïdentificeerd met Ceres, het Romeinse equivalent van Demeter en Kore. Romeinse keizerinnen lieten zich in haar gedaante op munten afbeelden. Ze was een jong meisje met een bloemenkrans. In haar linkerhand droeg ze een korenschoof, waarvan ze het koren over de aarde uitschudde. In haar rechterhand droeg ze haar hoorn des overvloeds, gevuld met bloemen en vruchten.


Abnoba. Kelto-Romaanse godin van de wouden en rivieren. De riviernaam Avon komt van haar naam.


Acatl.


Acca Larentia. Romeinse vooroudergodin, heilige prostituee, een hogepriesteres in dienst van de tempel. Ook Laurentina. Ze werd ook Lara genoemd. Ze was de moeder van de Lares en de Fratres Arvales, en werd ook wel de moeder van Hercules genoemd. Verder was ze de stiefmoeder en voedster van Romulus en Remus.
Acca Larentia werd jaarlijks geëerd tijdens het voorouderfeest de Larentalia, ook Parentalia genoemd, gehouden op 23 december. Deze dag werd officieel gehouden zes dagen na de Saturnalia. De priesters offerden aan haar in het Velabrium, ter nagedachtenis aan de zielen van de slaven.
Zij verzorgde de kinderen van Rhea Silvia, Romulus en Remus. In deze functie van voedstergodin is ze ook te identificeren met de wolvin Lupa en met Feronia. Haar echtgenoot wordt soms Faustulus genoemd, soms Carutius.
Acca Larentia wordt geassocieerd met de haard- en familiegodin Vesta en met de Vestaalse maagden. Ze was ook de moeder van de lares, de Romeinse vooroudergeesten van familie en staat en beschermers van de landbouw. Als moeder van de lares kan ze ook verbonden worden met het graan en de landbouw. Op 23 december werden vele andere landbouwgodinnen vereerd, waaronder Demeter en Isis.
De oorsprong van Vesta is ook op de lares terug te voeren.
De lares compitales waren fallische hermen, wegwijzerpaaltjes bij kruisingen, waar offers werden geschonken aan de geesten van de kruisingen. Dit komt overeen met de verering van Hermes of Mercurius en Hekate. Feestdagen die voor hen werden georganiseerd heetten de Compitalia. Later werden de fallische paaltjes overal vervangen door kruisen. Acca Larentia werd ook wel lupa genoemd, wat zowel 'wolvin' betekent als 'lichte vrouw'.
Als graangodin en voedster kan Acca Larentia worden vergeleken met de Egyptische Renenutet. Deze werd volgens de Joodse geschiedenis de voedster van Mozes, nadat hij in een rieten mandje in de rivier werd gevonden. In het hindoeïsme komt zij overeen met Radha, de voedster van Karna, die de zoon was van de maagd Kunti en de zon.


Aclla's. (Uitverkorenen.) Ook Acllacuna's. Maagden van de zon, die bij de Inca's woonden in de tempel. De Aclla's dienden in de tempel voor het welzijn van de staat. Ze werden soms geselecteerd uit de aristocratische lagen van de bevolking, maar waren vooral vaak afkomstig uit door de Inca's overwonnen volken. De 'uitverkorenen' zouden door de zon, Inti, zijn gezegend; de familie moest het zien als een vreugdevolle gebeurtenis, en het was niet toegestaan te rouwen. Jonge meisjes werden geselecteerd door de Apo Panacas als ze acht jaar waren, en opgenomen in de Acllahuasi, het 'Huis der uitverkorenen'. Ze werden ondermeer geselecteerd op hun aanleg in ambachten als weven, het voorbereiden van voedsel en het maken van bier chicha. De Mamaconas, de oudere Aclla's, zagen toe op de textiele werksters, die ondermeer sponnen, weefden en de stof verfden. De geselecteerde meisjes bleven soms hun hele leven aan de tempel verbonden. Andere werden als bijvrouw aan de aristocraten gegeven. Ook voor mensenoffers aan de zon werden acllacuna's uitgekozen.
De meisjes werden geacht geen seksuele betrekkingen te onderhouden; wie die toch deed, werd streng gestraft.
De overeenkomst met de Romeinse Acca Larentia en de Vestaalse maagden is evident. Het weven van vrouwen in de tempel was ook bij de Feniciërs gebruikelijk. Het weven stond in de Acllahuasi centraal.


Adamanthea. Griekse nimf, voedster van Zeus. Rhea gaf het kind Zeus aan Adamanthea terwijl zij vader Kronos een in doeken gewikkelde steen te eten gaf. Adamanthea hing de baby in een boom, zodat hij, niet aanwezig op het land, in de lucht of in de zee, voor zijn vader niet te vinden was.


Aditi. 'Ongebondenheid'. India. Vedische moeder- en aardgodin, die betekenis had als verwekkende, vrouwelijke kracht. Ze was ook een hemelgodin. Ze was de baarmoeder die de kosmos in zich had opgenomen. In de Rig Veda wordt ze de stammoeder van de kosmische schepping genoemd. Naar haar wordt verwezen als Auttanapad. Een andere naam waarmee ze werd vereerd was Kanyakumari. Ze was de belichaming van de vrijheid en de onbegrensde wereld. De vuurgod Agni woonde in haar schoot.
Aditi werd voorgesteld als een goede, vriendelijke godin. Ze is beschermster van de mensen, en vervult hun wensen. Ze beschermt tegen armoede, ziekte en zonde, en ze schenkt kinderen geluk.
Naar dit soort beelden wordt ondermeer verwezen met de naam Aditi. De vagina is duidelijk zichtbaar. De handen dragen lotussen, en het hoofd is vervangen door een lotusbloem. Het beeld uit Karnataka dateert uit ca. 650.In de beeldende kunst is Aditi een van de namen die wordt gegeven aan een naakt type vrouwenbeeld dat vanwege de houding en het exibionistische karakter sterk lijkt op de Keltische Sheila na gig. Een bekende naam voor deze beeltenis is tegenwoordig Lajja Gauri; andere namen zijn ondermeer Renuka, Adya Shakti, Matangi, Nagna Kabambdha etc. De vagina is door de gebogen en geopende benen duidelijk zichtbaar. In de handen, die zijn gebogen in een symbolisch gebaar, draagt ze lotusbloemen, en ook het hoofd heeft de vorm van een lotusbloem. In de geschreven bronnen komt geen beschrijving van deze voorstelling voor. Ze kwamen voor van de zesde tot de twaalfde eeuw, en werden ondermeer vereerd in tempels. Ze verdwenen rond de dertiende eeuw. Vermoedelijk rond de zelfde tijd verdwenen in Europa de Sheila's. De afbeelding hiernaast komt uit een tempel uit Bijapur in Karnataka, en dateert ongeveer uit het jaar 650.
De houding waarin de vrouw is afgebeeld is in India in bepaalde streken ook een traditionele baarhouding. De Rig Veda verwijst naar Aditi met de beschrijving Uttanapad, haar houding met gespreide benen, van waaruit ze de aarde en de hemellichamen baart.
Aditi was de handhaafster van de wet en de kosmische orde. Ze werd wel voorgesteld als de kosmische koe, wier melk neerstroomt als het dagelijks voedsel van de mens. Ze was ook verbonden met het licht. Ze was de moeder van de goden en de moeder van alle lichten van de hemel. Ook baarde ze de twaalf geesten of zonneogden van de dierenriem, de Addityas ('Kinderen van Aditi'). Een van hen was Aryaman, de vooroudergod van de Ariërs. Andere zijn Surya (de zon), Mitra, Varuna en Indra.
Aditi was gekleed met het zonlicht, een beeld dat ook bestaat van de zoroastrische Anahita. In de bijbelse Openbaring 12:1-4 wordt gesproken over een vrouw met de zon bekleed, de maan onder de voeten, op het hoofd een krans van twaalf sterren. Zij was zwanger en slaakte in haar barensweeën smartelijke kreten. Haar kind zou de hoeder worden van alle volkeren. De vrouw werd achtervolgd door een draak of slang, en kon dankzij de vleugels die ze kreeg naar de woestijn vluchten. Deze geschiedenis toont de herkomst van de vrouw gekleed in de zon in Leto, de moeder van Artemis of Diana en Apollo.

Aditi wordt beschouwd als de bron van goddelijke kracht in mensen. Ze vertegenwoordigt de eenheid; in tegenstelling hiermee is haar zuster Diti of Danu een scheidende kracht. In de Vedische hymnen komt de godin Aarde voor als Aditi; ze is de draagster van alle planten en dieren, en de moeder van alle leven. In de Sanskriet Ramayana verzwelgt ze Sita, die wordt opgenomen in haar diepten. Sita's echtgenoot Rama rijst op naar de hemel.
Aditi wordt soms gezien als voorloper van godinnen als Kali en Durga.


Adrastea. Ook Adrasteia. Adraste. Ze is dezelfde als Rhea of Cybele en werd ook geïdentificeerd met Nemesis Waarschijnlijk Anatolische berggodin, afkomstig uit Phrygië en Mysia, verder vereerd in Thracië en Troje. Sinds de vierde eeuw v.o.j. was ze ook bekend in Griekenland, waar ze Nemesis werd genoemd. Een inscriptie waarin haar naam voorkomt is ook gevonden in de Karpaten, in de omgeving van Marosvásárhely, wat duidt op handelsbetrekkingen tussen de Karpaten en Klein-Azië.
Haar naam betekent 'De onontkoombare. In de Griekse mythologie is zij een der Meliën, de nimfen van de esseboom, dochters van Moeder Aarde en Uranos; zij werden geboren toen het bloed van de gecastreerde Uranos op de aarde viel.
Adrastea was een van de voedsters van Zeus, Rhea's jongste kind, op Kreta, samen met haar zus Io of Ida en met Amaltheia ('teder'), de voedstergeit die de cornucopia droeg, de hoorn des overvloeds. Zeus werd door het drietal verpleegd in de grot van Dykte, op de Egeïsche heuvel op Kreta. Adrastea is ook een titel van Rhea (of Cybele); zij werd wel met haar vereenzelvigd. Ook Ida is een naam voor Rhea. Zeus plaatste Amaltheia als het sterrenbeeld steenbok aan de hemel en schonk de hoorn aan de twee zusters.
Volgens Graves vormen Amaltheia, Io en Adrastea een drievoudige maangodin.
De nimf van de es Adrasteia werd door latere Grieken geïdentificeerd met Nemesis. De essennimfen waren zusters van de Erinyen; zij werden tegelijk geboren uit het bloed van Uranos dat op de aarde viel. Hieruit valt waarschijnlijk deze gelijkstelling te verklaren.


Aesa. Zie Aisa.


Africa. Romeins mozaïek, Tunesië. Africa draagt als kap de oren, slurf en slagtanden van een olifant. Ook Afri of Ifri. Godin in Noord-Afrika, vooral in de Romeinse tijd vereerd als vruchtbaarheidsgodin, beschermgodin van het land en later van het Romeinse leger. De historicus Apollonios van Tyana (Balinous) schreef in de eerste eeuw dat in Noord-Afrika mensen niets deden alvorens hun plannen aan Ifri voor te leggen.
De naam Afrika voor het werelddeel werd aanvankelijk alleen voor de Punische stad Carthago en de omgeving gebruikt. Nadat Scipio Africanus de Jongere Carthago in de Derde Punische Oorlog in 146 v.o.j. had overwonnen, werd het gebied ingelijfd als Romeinse provincie met de naam Africa. De oorsprong van de naam Africa is niet zeker, maar er zijn een aantal theorieën. De naam wordt in verband gebracht met het Tamazight woord afri, dat 'grot' betekent. Hij duikt voor het eerst op in de tweede eeuw, als Berbers zuidelijk van Carthago naar zichzelf verwijst met de naam Ifri (Afir; ook Aourigh), in teksten in het Latijn, dat dan voor het schrift de voertaal is. Vaak wordt het ook geïnterpreteerd als een woord afkomstig uit een andere taal, zoals het Fenicisch afir, dat vleugel betekent, en wat zou kunnen verwijzen naar een legeronderdeel. Later strekte de naam zich uit over een groter gebied, en tenslotte over het hele continent.
Afri is afgebeeld op munten en door beelden. Ook komt ze voor op mozaïeken in een Romeins huis dat onlangs is ontdekt en gerestaureerd. Haar belangrijkste attribuut is de olifant. Africa draagt een olifantenhuid op het hoofd, waarvan de grote flaporen, de slurf en de slagtanden duidelijk zichtbare kenmerken zijn. Op een van de mozaïeken is ze afgebeeld al een van de zes Romeinse provincies, met ondermeer Egypte en Azië. Romeinse denarius, tweede eeuw. Africa is afgebeeld met de hoorn des overvloeds, een mand met graan en een schorpioen.Deze zijn geplaatst rond de godin Roma, de personificatie van het Romeinse Rijk. Op een andere mozaïek is ze afgebeeld in het midden van allegorische voorstellingen van de vier seizoenen.
Africa wordt geassocieerd met olifanten omdat deze in die tijd veel voorkwamen in Noord-Afrika, en werden ingezet door het leger. De veldtocht van Hannibal, die met zijn olifanten via de alpen naar Rome trok, had veel indruk gemaakt. De Romeinen adopteerden haar als beschermgodin voor hun leger, en later symboliseerde ze de overwinningen van de Romeinen op de Imazighen.
Ook werd Africa afgebeeld op Romeinse en Numidische munten, met andere attributen, zoals de hoorn des overvloeds en een korenaar, traditionele attributen voor een graan- en vruchtbaarheidsgodin. Op een andere Romeinse munt wordt aan haar voeten een stier verscheurd door een leeu.


Agape. 'Liefdesfeest' of 'Spiritueel huwelijk'. De christelijke martelares Ste. Agape was oorspronkelijk een der horen, de nimfen of priesteressen in dienst van Aphrodite. De andere horen die tot het pantheon der christelijke heiligen werden opgenomen heetten hier Chione ('Sneeuwkoningin', een titel van een der horen) en Irene.
Agape had betekenis in het ritueel van een seksuele communie. Deze rituelen werden nog beoefend door vroege Christelijke gemeenschappen zoals de Ophieten, als voortzetting van de dienst voor Aphrodite. Sinds de zevende eeuw werden deze praktijken officieel tot ketterij verklaard, maar in het geheim werden ze gedurende de hele Middeleeuwen voortgezet.
Epiphanius gaf een beschrijving van deze agape, waarin naar voren komt dat bij de Ophieten mannelijke zaadlozingen en vrouwelijk menstruatiebloed als 'lichaam van Christus' werden vereerd, en in een heilige communie werden genuttigd. Walker maakt een vergelijking met deze praktijk en de Tantrische leer uit het oude India en van het boeddhisme.


Agave. Ook Agaue. Haar naam betekent 'hooggeboren'. Haar ouders waren Harmonia en Kadmos. Haar echtgenoot heette Echion. Hij was een soldaat, geboren uit de tand van een door Kadmos gedode draak, die in de aarde was begraven. Agaves zoon was Pentheus. Agave was een zus van Semele, de moeder van Dionysos, en van Ino, ook Leukotheia of Mater Matuta geheten, de moeder van Melikertes. Dionysos, Melikertes en Pentheus komen alledrie om in rituelen die verband houden met de jaarlijkse oogst- of seizoenscyclus, waarin herinneringen overleefden aan mensenoffers of koningsoffers.
In onder andere de Metamorfosen van Ovidius valt te lezen hoe Agaves zoon Pentheus zich verzette tegen de orgiastische riten van Dionysos' cultus. Hij probeerde Dionysos samen met de Mainaden aan te houden, maar hij werd krankzinnig en rekende een stier in. De Mainaden trokken, razend geworden door de wijn, over de berg, waar ze kalveren verscheurden. Zij werden aangevoerd door Agave, die ten slotte Pentheus, die hen trachtte te stoppen, het hoofd afrukte.
De mythologe Jane Harrison betoogde dat Dionysos aanvankelijk een biergod was, die thuishoorde in een paardencultus. Op oudere afbeeldingen wordt hij begeleid door paardmannen en draagt hij een wan in plaats van een mand met druiven. Dionysos werd verscheurd door wilde paarden; dit waren priesteressen van de godin met het hoofd van een merrie.
Dionysos werd ook wel de zoon van Demeter genoemd, met betrekking tot de Eleusinische mysteriën. Dionysos is een fallische godheid, een trek die in de Griekse mythen niet erg naar voren komt. Hij wordt door de Grieken vergeleken met de Egyptische geliefde van Osiris, die met een prominente fallus in een processie wordt rondgedragen, vooral door vrouwen. Ook zijn er overeenkomsten met de Hindoeïstische Shiva of de bijbelse David. Orpheus is een spirituelere vorm van Dionysos, maar Dionysische trekjes zijn nog waarneembaar als Orpheus na de dood van zijn geliefde Euridice belaagd wordt door op hem verliefde vrouwen.


Agdistis.


Ahurani. Perzische of Iraanse, Zoroastrische watergodin en vruchtbaarheidsgodin. Ze zorgde voor een goede oogst en veel nakomelingen. Ahurani werd ondermeer aangeroepen door vrouwen die zwanger wilden worden. Een bestanddeel van de voor haar gehouden rituelen was een wateroffer. Ahurani werd geassocieerd met de god Ahura Mazda.


Aisa. Ook Aesa of Asia ('lot', 'bestemming'). Griekse lotsgodin, of personificatie van het lot. Soms wordt ze genoemd als een van de Moiren of faten, in het bijzonder als alternatieve naam voor Atropos (degene die de draad doorsnijdt). Maar ook wordt ze wel als afzonderlijke lotsgodin beschouwd, afkomstig uit Argos. Ze wordt afgebeeld met een zwaard. Ook wordt gezegd dat zij het zwaard sleep van Dike, de godin van het recht. Soms wordt ze gekoppeld aan Ate, het blinde lot.
Aisa's macht was zo sterk dat zelfs Zeus eraan was onderworpen.
Aisa werd vaak genoemd als lotsgodin in verband met de oorlog. Homerus noemt in de Trojaanse oorlog een kracht, Moira ('lot'), die zo sterk is dat zelfs de goden, inclusief Zeus, eraan waren onderworpen. Dit is een manier om de onvermijdelijkheid van bepaalde gebeurtenis een plaats te geven in een natuurlijke orde. Hij benoemde deze kracht met vier verschillende woorden: Ate ('blind lot'), Moira ('stuk'), Moros ('aandeel') en Aesa ('lot', 'bestemming'). Deze begrippen verwijzen naar wat ieder mens voorbestemd is te ontvangen, of wat hem door het lot is toegewezen. Het lot wordt al bij of voor de geboorte bepaald. Alle geluk of ongeluk die de mens ten deel valt, is van te voren bestemd. De mens zelf weet niet van te voren wat hem te wachten staat. Slechts één zekerheid omtrent het vastgelegde lot geldt voor iedereen, namelijk de dood. Een dergelijke opvatting over de levensloop leidt tot een levenshouding die naar het Latijnse woord voor lot fatalisme wordt genoemd. Dit heeft niet alleen gevolgen voor het handelen van een mens, die onbevreesd zijn leven aan de wil van het lot overlaat, maar ook voor het afschuiven van de verantwoordelijkheid, omdat ook de drijfveer tot handelen verbonden is aan het lot: het handelen komt niet voort uit de vrije wil van het individu zelf. Ook de goden zelf waren niet verantwoordelijk voor de menselijke ellende, want zij waren eveneens onderworpen aan het lot.
Quintus Smyrnaeus (Quintus van Smyrna) noemde Aisa met betrekking tot de gevallenen in zijn versie van de Val van Troje, geschreven in de vierde eeuw. Zij was verantwoordelijk voor de dood van de strijders. Door haar razernij veranderde het strijdveld in een regen van bloed. De gebeden van de Trojanen werden niet langer door de goden verhoord, omdat nu de wil van de machtige Aisa werd vervuld.
De draad die Aisa spon bepaalde volgens Quintus Smyrnaeus het lot van zowel de mensen, nieuwgeboren en de steden. Zoals Aisa sprak, gebeurde het. De betekenis van Aisa en andere schikgodinnen komen ook terug in de verhalen over de islamitsche Fatima en Aisha.


Aisa. Mama Aisa. Aardgodin uit Suriname, de eerste van de winti's. Ze wordt ook wel Mama-fu-doti ('Moeder Aarde') genoemd.
De winti-traditie is door slaven uit west-Afrika meegenomen naar Amerika, en door de Surinaamse en Antilliaanse cultuur behouden en voortgezet, ondanks de onderdrukking van de christelijke slavenhouders, die deze 'heidense' godsdienst niet toelieten.
Het winti-geloof kent vier godenpantheons, van de aarde, water, lucht en bos. Mama Aisa staat aan het hoofd van elk pantheon. De winti's hebben goede en kwaadaardige aspecten. Als ze worden genegeerd, kunnen hun slechte aspecten naar voren komen. Hierbij staat ook de relatie tot de omgeving en anderen een rol. Harmonie binnen de gemeenschap is bijvoorbeeld van belang.
'Winti' betekent volgens een bepaalde opvatting 'wind' of 'geest'. Met 'winti' wordt het gevoel bedoeld van de nabijheid van een goddelijke kracht, alsof een 'tornado' langskomt. Tijdens de winti-pré, een ritueel met extatische trommelmuziek en dans, worden de voorouders of geesten opgeroepen. Maar winti's kunnen zich ook op een andere manier openbaren, bijvoorbeeld in dromen. Als een winti bezit neemt van iemand, wordt zijn eigen bewustzijn uitgeschakeld en kan via de winti inzicht ontstaan in iemands situatie. Ook kan contact met de winti ontstaan door snel in het rond te tollen, tot er een soort trance ontstaat. Dit doet denken aan de derwishdansen van het soefisme.
Winti-genezingsrituelen zijn een soort sjamanistische rituelen, waarbij de winti-genezers contact proberen te krijgen met de winti's, en de vloek proberen op te heffen die de ziekte heeft veroorzaakt.
Er zijn verschillende soorten aisawinti's, bijvoorbeeld de familiewinti (Bere-aisa) die uit Afrika met de voorouders mee zijn gekomen, of winti's die verbonden zijn aan een bepaalde lokatie, en die hier ook al konden zijn voor het wintigeloof naar Suriname kwam. Aan het hoofd van alle Bere-aisa's staat Konder-Aisa; zij is gehuwd met Tata Loko of Papa Loko.
Winti is een vorm van animisme, waarbij elk natuurlijk object een goddelijke, wezenlijke kracht bezet die het bestaan ervan mogelijk maakt. Dit is te vergelijken met het Romeinse numen. Verder staat voorouderverering centraal. Winti komt ook in veel opzichten overeen met voodoo, die zich in ondermeer Haïti ontwikkelde. Ook zijn er overeenkomsten met gebruiken in Noord-Afrika, die ondermeer in verband worden gebracht met Aisha Qandisha.


'Aisha Qandisha. Ook Lalla 'Aisha ('vrouw Aisha'). Marokkaanse volksfiguur, belichaming van de seksuele drang van vrouwen die mannen tot haar slaaf maakt. Ze woont bij bronnen of stromend water. De naam Aisha Qandishu is een verbastering van de vroegere Ashera Qadishtu, de 'heilige Ashera', waaruit Aisha Qandishu voortkwam. Deze had ondermeer de functie van heilige prostituee, en was verbonden aan tempelseks. Haar naam is overgeleverd door de Fenicische kolonisten. Mogelijk kwam de naam Aisha al eerder voor vanwege verwantschap met de Egyptische Isis. In Egypte kwam het Semitische Qadishu voor als Qetesh.
'Qadishu' (in de bijbel het woord 'qadesh') betekent heilig. Dit woord werd ook gebruikt voor de aan de tempel verbonden prostituees, omdat deze seks een 'heilige' functie had, zoals in Deuteronomium 23:17 voor mannelijke prostituees. Uit de wet van Hammurabi blijkt dat kinderen die uit deze verbintenissen waren geboren, 'kinderen van God' werden genoemd. Als het woord Qadesh in de bijbel echter voor heilige seks wordt gebruikt, geeft de vertaling altijd iets als 'pleger van sodomie' (mannelijke prostituees), 'hoer', etc. Dus hoewel uit het Hebreeuws nog blijkt dat het om een heilige functie ging, werd het in de tijd dat de huidige bijbel werd gecompileerd al als een verderfelijk gebruik gezien. In de Arabische aanduiding van Aisha Qandisha als djinn is deze 'demonisering' overgenomen.
In de Arabische overlevering leven de namen Isis en Qadishu verder voort als Aisha en Khadija, vrouwen die een rol speelden in het leven van de profeet Mohammed.
'Aisha Qandisha verschijnt in menselijke gedaante, soms als aantrekkelijke jonge vrouw met naakte borsten, maar andere keren weer als oude heks. Ze is echter altijd te herkennen aan haar koeie- of geitevoeten. Mannen die dit zien moeten een ijzeren mes in de aarde steken, om te voorkomen dat ze van haar bezeten raken. Dit kan leiden tot her verlies van seksuele behoefte. Het doorboren van een plaats of voorwerp met een ijzeren pin of spijker is een algemeen middel in de wereld van de magie om de macht van een geest te beperken. De geest of demoon wordt symbolisch vastgeketend, zodat hij niets meer kan uitrichten. Dat het mes in de aarde moet worden geslagen, is misschien een verwijzing naar een band van Lalla 'Aisha met de aarde.
Door rituelen waarin offers en extatische muziek centraal staan, kan het slachtoffer genezen. Er bestaat een repertoire met muziek voor 'Aisha Qandisha. Hierdoor wordt een trance-situatie opgewekt bij de dansers. Deze extatische dansen gaan terug op een pre-islamitische tijd. Berbers voerden wilde dansen uit, tegen de klokrichting in rond een vuur, waardoor ze in een extatische toestand geraakten. Tijdens deze seances zouden mensen dieren als een gehoornde geit of een kat waar hebben genomen. Deze traditie is verwant aan de wijd verbreide, orgiastische festiviteiten voor Isis en Bacchus of Dionysos. Dat het ritueel een vorm van shamanisme is, blijkt uit de 'metamorfoses' in dieren die de deelnemers ondergaan.
In de islam leeft de traditie ondermeer voort in de dans van de derwishen, in het soefisme. De derwish voert een dans uit waarbij hij razendsnel rondtolt, tot hij bevangen wordt door een trance. Ook beschrijvingen van bepaalde Marokkaanse sufirituelen kwamen hiermee overeen. Tijdens de slavenhandel is het animistische ritueel meegenomen naar Amerika, waar Surinamers nog in trance raken als ze tijdens intensieve, collectieve dansrituelen bezeten worden door de winti Aisa.
'Aisha Qandisha's metgezel was de djinn Hammu Qaiyu. Zijn naam herinnert aan Baal Hammon, die in Noord-Afrika door de Feniciërs gezamenlijk met Astarte werd vereerd. In Noord-Afrika heette Ashera Tanit. Ashera-Tanit en Baal Hammon kunnen ook worden geïdentificeerd met de Egypische Hathor of Isis en Amon. Ook Isis' naam is verwant aan de naam 'Aisha. De Egyptische spelling van Isis was Aset, maar de uitspraak kwam volgens bepaalde interpretaties waarschijnlijk meer overeen Aysha of Ayshee.


Aithra. Ook Aethra. Moeder van Theseus, de geliefde van Ariadne, die hij echter op Naxos moest achterlaten omdat de godin Athene hem niet toestond haar mee te nemen naar de stad. Aithra verzorgde Helena, de dochter van Leda, toen deze door Theseus op jonge leeftijd werd ontvoerd, iets wat door Athene evenmin op prijs werd gesteld.
Aethra stichtte een tempel voor Athene Apaturia, de godin die haar zoon steeds zo mishaagde, en voerde voor het eerst het gebruik in van een gordel bij jonge meisjes voor het huwelijk. Aithra staat in verband met een haaroffer.
In de Ilias zijn Aithra en Klymene dienaressen van Helena.


Aja. Akkadische of Babylonische zonnegodin, of de godin van de dageraad. Ook Ai, Aya of Aa. Misschien is er verwantschap met de Griekse dageraadgodin Eos
Ze is een van de oudste Semitische goden. Haar echtgenoot was de zon Sjamasj. Haar zonen zijn Kettu ('waarheid') en Mesharu ('gerechtigheid'). Ook de oorlogs- of vruchtbaarheidsgodin Anunitu werd als echtgenoot van Sjamasj gneoemd.
In het Gilgamesjepos noemt Ninsun Aja de bruid. Ze werd geassocieerd met de bergen in het oosten, de richting waar dagelijks de zon opkomt in het morgenrood waarmee het licht van de sterren wordt verdreven. Als A of Aa wordt ze ook genoemd als maangodin van de Chaldeeën. Een andere naam voor haar is Sirdu, Sirda of Serida. Haar associatie met het licht blijkt uit haar symbool, een schijf van licht met acht stralen. In sommige legendes werd haar echtgenoot Iao genoemd.
Aja wordt later Isjtar.
In de bijbel komt een Ajja voor als echtgenoot van Saul. Haar dochter is Rispa, die wordt genoemd in verband met een hongersnood en een rouwritueel om haar opgehangen zonen (Armoni en Mefiboosjeth) tijdens de periode van de gerstoogst (2 Sam. 21).


Aja. Ook Aje. Nigeriaanse godin, vereerd door de Yoruba. Genezeres, die haar volgelingen inwijdde in de kruidengeneeskunde. Aja speelde ook een rol in de scheppingsmythe van de Yoruba, met de scheppergodin Oduduwa.


Aja. Afrikaanse godin, vereerd door de Yoruba in Nigeria. Ze leert haar volgelingen de geneeskunst, door kennis van geneeskrachtige kruiden.


Ajysyt. 'Schenkster van het leven'. Siberische moedergodin, vereerd door de Jakoeten of Turkmenen. Zij staat vrouwen bij tijdens de bevalling en geeft de pasgeborenen een ziel.


Aka. Anatolische naam, in een aantal dialecten als 'moeder' te vertalen.


Akewa. Zonnegodin van de Toba in Argentinië.


Ala. Afrikaanse aardgodin en moedergodin en godin van het recht, vereerd in Zuidoost-Nigeria door de Ibo. Haar symbool is de maansikkel. Ze wordt in Nigeria nog steeds vereerd. Ala heeft betekenis voor zowel vruchbaarheid als de dood van mensen en dieren. Als heerseres van de onderwereld ontvangt ze de doden na hun leven terug in haar baarmoeder.
Ala is de schenkster van de wetten, die de basis vormen voor het beschaafde menselijke gedrag.
Groepen beelden van goden worden in de huizen gehouden. Centraal in de groep staat Ala. Zij wordt zittend afgebeeld, in een plechtstatige houding. Ze wordt omringd door haar familie, vooroudergeesten en de andere goden. Als belangrijkste zit zij het hoogste van de groep. Ze wordt wel afgebeeld met een kind in haar armen, als beschermster van de geboorte en van kinderen.
Volgens het Ibo-geloof schenkt Ala vrouwen kunstzinnig talent. Zij beoefenen ondermeer de figuratieve Uli-schilderkunst, abstracte patronen aangebracht op het lichaam.
Gedurende het jaarlijks Yam-feest wordt haar eer betuigd.


Alcyone. Haar naam wordt verklaard als 'ijsvogel' (van halcyon). Alcyone staat aan de hemel als een der Pleiaden, in het sterrenbeeld stier. Ze was een dochter van de windgod Aeolus. Haar geliefde was Ceix, de zoon van de morgenster. Ze stortte zich in zee toen Ceix bij een zeereis omkwam. Ze werden door de goden in een ijsvogel veranderd om zich weer te kunnen verenigen. IJsvogels blijven volgens het volksgeloof het hele leven bij elkaar.
Met de Alcyonii dies worden 7 dagen in december bedoeld, tijdens welke de stormen rusten; in deze periode zou de ijsvogel haar eieren leggen. Plinius zegt dat de halcyon uitsluitend wordt waargenomen tijdens de solstitia en het ondergaan van de Pleiaden. Volgens Graves is dit een bewijs dat ze oorspronkelijk de maangodin vertegenwoordigde. Tijdens de soltitia vertegenwoordigde zij leven of dood; in november, als de Pleiaden van de hemel verdwenen, werd [elk groot jaar] het lot van de heilige koning bezegeld.


Alkmene. Ook Alcmene. Griekse mythologie, moeder van Heracles, afkomstig uit Mycene. Haar echtgenoot Amphitryon was de koning van Tirijns in Argolis. Na haar dood of na de dood van Amphitryon werd de rechter van de doden Rhadamantys, een zoon van Europa en broer van Minos, haar echtgenoot. Rhadamanthys, die net als Hercules een zoon was van Zeus, die Europa had ontvoerd, trouwde volgens een overlevering met Alkmene in Boeotië, nadat hij door zijn jaloers broer van Kreta was verjaagd. Volgens sommigen was Euridike, die ook met het dodenrijk en het recht wordt geassocieerd, Alkmenes moeder.
Heracles was de zoon van de god Zeus; zijn sterfelijke tweelingbroer Iphicles was een kind van Alkmenes echtgenoot zelf, Amphitryon. De godin Hera stuurde twee slangen naar de kinderen om ze te vermoorden, maar het kind Hercules wurgde de slangen met zijn blote handen. 'Heracles' kan worden vertaald als 'roem van Hera'; volgens de Etruskische mythologie was Hera (Uni) zelf de moeder van Hercules.
Soortgelijk erfopvolgingsbedrog wordt ook in de bijbel genoemd, bijvoorbeeld als Isaäc zijn zoon Esau wil zegenen; zijn moeder Rebecca zorgt door een truc dat haar favoriete zoon, de jongere Jacob, de zegen van zijn vader krijgt, en daarmee de rijkdom van de aarde en de heerschappij over volkeren. In Rebekka's schoot verdrongen de kinderen elkaar al, en Jahweh voorspelde dat de oudste de jongste zou dienen. Esau was de eerste, en hij had een rossige, pelsachtige huid. Jakob kwam er vlak achteraan, en hield de hiel van zijn broertje vast. Het kind Perez van Tamar stak als eerste zijn hand naar buiten, maar nadat de vroedvrouw er als herkenning een purperen draad om had gebonden, trok hij zijn hand weer terug, en kwam zijn broertje Zerah als eerste tevoorschijn.
De nacht waarin Heracles door Zeus werd verwekt, duurde op last van Zeus drie dagen en nachten. Gedurende die tijd liet de zon zich niet zien, en bleef de maan aan de hemel staan. Zeus gaf zich uit voor Amphitryon, die op dat moment bezig was de acht gedode broers van Alkmene te wreken. Omdat negen maanden later de eerstgeboren zoon voor het vallen van die avond de koning van het huis van Perseus zou worden, liet Hera de geboorte van Heracles vertragen door met knopen in haar kleren en gevouwen handen voor de deur van Alkmenes huis te gaan zitten. Volgens anderen zorgde de geboortegodin Eileithyia voor het uitstel van de geboorte. De barensweeën van Nikippe werden opgewekt, zodat haar zoon Eurystheus al na zeven maanden werd geboren. Ook Herakles' tweelingbroer Iphikles zou eerder zijn geboren dan Herakles. Herakles heette eerst Alkaios of Palaimon. Palaimon was ook de naam van het kind van de geboortegodin Leukotheia, die eerder Ino heette, de moeder van Melikertes, Herakles' Fenicische alter ego.
Hermes, de bode der goden en geleider der zielen, had een steen in de plaats van Alkmenes lichaam in haar doodskist gelegd. Deze steen werd na de ontdekking in een heilig bos bij Thebe als de godin vereerd. Ook zou haar graf te vinden zijn in Megara of, samen met het graf van Rhadamanthys, in Haliartos. Verder werd Alkmene vereerd in Athene.


Alfrodul. Betekenis: elfenstraal. Deze Germaanse godin was de dochter van de zon; zij bracht na de 'schemering de goden' alles weer tot leven.


Allatu. 'Machtige'. Akkadische onderwereldgodin, titel voor Eresjkigal. Haar naam wordt ook in verband gebracht met Alilat.


Alilat. Allat van Palmyra, met op haar hoofd een toren, zittend op haar leeuw.Arabische hemelgodin, onder deze naam ondermeer vereerd in de Syrische steden Palmyra en Petra, en in het zuid-Arabische Mekka en Medina. Allat behoorde met de lotsgodin Manat en met Al-Oeza tot de drie machtigste godinnen uit het Arabisch pantheon; ze worden in hun aspecten echter ook wel aan elkaar gelijkgesteld of met elkaar verward. Dit wordt ook veroorzaakt doordat hun namen eerder titels zijn dan aan de godin gebonden namen.
Allat wordt vertaald als 'godin'. Soms wordt dit verklaard als contaminatie van het Arabisch al-ilahat; maar 'Allat' is in elk geval verwant aan het west-Semietische Elat ('godin'), waarmee Astarte of Asjera werden aangeduid. Andere spellingsvormen zijn Al-laat, Allat, Allatu of Al-Ilat. Shalm-Allat ('Vrede van de godin'). Bij de Grieken werd haar naam Leto; de Romeinen noemden haar Latona, als stammoeder van Latinum. Ze wordt in verband gebracht met de Babylonische Allatu, een naam voor de onderwereldkoningin en koningin van de doden Eresjkigal. Haar Assyrische naam was Mylitta. De Carthagers noemden een provincie naar Mylitta, Magasmelita. Een bekende tempel van Allat bevond zich in Palmyra. Een titel voor Allat was ar-Rabbah, 'Vrouwe'. Allat werd afgebeeld als een stadsgodin, gekroond met een stadsmuur, waarmee ook de aan haar verwante Griekse Cybele of Tyche/Fortuna werden afgebeeld. Zij zat of stond op een leeuw. Hierdoor kan zij worden geïdentificeerd als de door Lucianus genoemde Dea Syria, een algemene naam voor de west-Semitische godin die de Feniciërs Astarte noemden. De Akkadische Isjtar werd al op deze manier afgebeeld, maar de oorsprong ervan is nog ouder. De toren wordt verklaard als symbool van de versterkte vestingstad, dus dit attribuut kreeg pas vorm nadat steden door stadswallen werden beschermd. De traditie zette zich tot in Rome voort, waar Cybele werd vereerd.
Hemellichamen waarmee zij mogelijk verbonden was, waren Venus (de ochtendster) en de zon. Herodotus noemt haar als de hemelgodin van de Arabieren, gelijk te stellen aan Afrodite (Venus); ook was ze volgens hem gelijk te stellen aan de Perzische Mitras, met welke naam hij naar Anahita verwees. Misschien is ze ook te vergelijken met Asjera. Latere Arabieren identificeerden haar met Athene.
Ze maakte in Mekka met Al-Oezza en Manaat deel uit van de 360 goden en godinnen die zouden worden vereerd in de kaaba, het latere islamitische heiligdom in Mekka. Manaat had ook een heiligdom in Medina. Voor de Arabische Manaat en Allat bestond ook een cultus in het Syrische Palmyra, bij de Eufraat. Verder werd ze vereerd in Petra, dat werd bewoond door Arabische voormalige nomaden, bekend als Nabateeërs. Nabij Petra ontsprong een aan Allat gewijde bron.

Volgens sommige onderzoekers vertegenwoordigden de drie godinnen de zon, volgens anderen de maan. Ze waren de hoogste goden van de ka'aba, het kubusvormige heiligdom in Mekka, dat beelden van 360 goden bevatte, waaronder dat van Allah. Hierin is een zwarte steen ingemetseld in de oosthoek, de kant van de opkomende zon. Volgens een bepaalde interpretatie was de zon gehuwd met de maangod Allah. Binnen de islamitische traditie werd naar de godinnen verwezen als 'dochters van Allah'; in de koran wordt dit echter herhaaldelijk vurig ontkend met de woorden 'Zou Allah dochters hebben terwijl de mensen zonen krijgen'.
De maansikkel die op islamitische vlaggen te zien is, was volgens sommigen oorspronkelijk een symbool van Al-laat. Dat zou een bewijs zijn dat Allah is voortgekomen uit de oude Arabische godin. De Arabieren in het zuiden vereerden echter een vrouwelijke zon (sjamsj) en een mannelijke maan.
Allat van Amman, eveneens met toren op het hoofd.
In Petra vereerden de Nabateeërs een steen met de naam Allat. De Nabateeërs waren oorspronkelijk Arabieren afkomstig van het schiereiland, die zich vanwege hun handelscontacten in het gebied van Jordanië hadden gevestigd. Zij spraken Aramees. Zij namen hun goden met zich mee, en brachten invloeden uit de noordelijke regio met hun handelskaravanen en tijdens militaire expedities naar onder andere Mekka in het zuiden.
Allat van Petra had een zoon genaamd Dusuri of Dushara, die te vergelijken was met Tammoetz of Dumuzi, de geliefde van de Akkadische Isjtar respectievelijk de Soemerische Inanna. Deze vertegenwoordige de jaarlijkse cyclus van het leven en sterven van de natuur. Hij daalde jaarlijks af naar de onderwereld, voor hij opnieuw werd geboren. In het hindoeïsme kan Dushara worden geïdentificeerd met Shiva. De naam staat mogelijk in verband met het sanskriet Deveshwar, de naam voor Sjiva. Allat komt overeen met Doerga. Dushara werd wel afgebeeld met zijn metgezel al-Uzza, rijdend op een leeuw. De relatie tussen hen komt overeen met de hindoeïstische godheid en zijn shakti, de vrouwelijke kracht.
Verder komt de god overeen met de Griekse wijngod Dionysos. Ook Herodotus maakt melding van de verering door de Arabieren van Dionysos en de hemelse Aphrodite (Urania), Alilat. Hij gaf als Arabische naam voor Dionysos Orotalt; een verbastering van Orath El, 'Vuur van God'. De Grieken stelden de godin van de Nabateeën aan de hand van haar kenmerken ook gelijk aan de stadspatrones Tyche. Maar ook bezat ze kenmerken van de Egyptische Isis, die samen met haar metgezel Osiris een betekenis in de graancultus als onderwereldgoden. Uit inscripties in de tempel in Petra blijkt ook de invloed van de graan- en biergod Osiris op de betekenis van Dushara. Osiris was de Egyptische fallische tegenhanger van Dionysos.
Ook Shiva heeft betekenis als fallus. De hindoeïstische shivalingam is Shiva's fallus; deze is gewoonlijk geplaatst op een yoni, de vrouwelijk vagina. De vereniging van deze twee had een heilige betekenis. Oorspronkelijk had ook de in de ka'aba vereerde steen deze betekenis. Ook het teken van het verbond van de bijbelse god met het volk Israël was van oorsprong dit heilige verbond tussen man en vrouw. De relieken die de spotlust hadden opgewekt van de Romeinen die de tempel van Jeruzalem hadden leeggeroofd stonden klaarblijkelijk ook in relatie met deze vereniging; de cherubijnen die de Ark des Verbonds beschermden werden ook in verband hiermee genoemd. Zelfs in de bijbel is sprake van de tempel als plaats waar heilige seks plaatshad.

De rituelen rond de jaarlijkse bedevaart naar Mekka vertonen veel overeenkomsten met die rond bijvoorbeeld de Eleusinische mysteriën rond de Griekse Demeter en Kore, die overeenkomt met de onderwereldkoningin Persephone. Het is waarschijnlijk dat soortgelijke rituelen hier ook al plaats vonden vóór het ontstaan van de islam. De rituelen van nu zijn voor een groot deel overgenomen, alleen zijn ze geherinterpreteerd. Een aantal gebruiken zijn echter omgedraaid, zoals de draairichting van de rondgang rond de kaaba. Net als vroeger speelt de bedevaart voor de gelovigen een belangrijke rol in het reinigen van de zonden.
Het heiligdom met de zwarte steen werd beschouwd als een 'centrum' of 'navel' van de wereld. Dit komt nog naar voren in het bidden in de richting van Mekka door moslims over hele wereld. In het verleden werden meer plaatsen vereerd als middelpunt van de wereld. De Griekse Leto, wier naam de Griekse vorm is van het Semitische 'Al-lat' of 'Elat', werd genoemd als eerste bezitter van Delphi, een soortgelijk aards heiligdom, waar zich eveneens een 'navelsteen' bevond. De steen representeerde in feite de versmelting van het vrouwelijk en mannelijk geslachtsorgaan, op dezelfde manier zoals de hindoes de verering hiervan nog kennen als een yoni-lingam, respectievelijk de vagina van de Shakti en de fallus van Shiva. Dionysos, zoals Dushara in Griekenland bekend was, was een bekende fallische godheid.
De plaats waar nu de befaamde Koepelrots is gebouwd, op de berg Moriah (Tempelberg) in Jeruzalem, had identieke betekenis. Volgens de bijbel bouwde Salomo hier de eerste Joodse tempel, eveneens in het midden van de wereld. Hier werden de Joodse wetten bewaard. Over zowel Jeruzalem als Mekka bestaat een legende dat de heiligdommen boven een bron waren gebouwd, die pas kon beginnen te stromen na het wegnemen van een steen of beeld, respectievelijk door David of Mohammed.
Volgens een verhaal vluchtte een godin met de naam Na-Ila uit de tempel van Mekka in de gedaante van een zwarte vrouw, toen Mohammed daar de godenbeelden verwoestte. Het beeld dat de bron belemmerde zou Hubal zijn geweest. Hubal was een orakelgod wiens verering centraal stond in de ka'aba.
De zwarte steen die zich ooit bevond in het Heilige der Heiligen van Aphrodites tempel in Paphos is op Cyprus nog in het Kouklia-museum in Nikosia te bezichtigen. Haar cultus bestond hier van 1200 v.o.j. tot in de vierde eeuw.
Volgens de traditie is in de ka'aba Hagar (Hajara) begraven, de slavin van Sara en moeder van Abrahams kind Ismael. Zij stichtte de stad Mekka bij de bron Zemzem of Zamzam, die hier ontsprong toen zij en haar kind, op de vlucht in de woestijn, bijna stierven van de dorst. In de bijbel heet deze bron bersheba.
Mohammed gaf volgens de overlevering in de soera 53:19-21 aanvankelijk aan dat de drie godinnen betekenis hadden als bemiddelaar tussen mens en god. De tekst waaruit dit blijkt luidt: "Zij zijn verheven vrouwen (ook wel: vogels) wier voorspraak nodig is". Gebeden werden tot de godin gericht, omdat zij de enige was die in de directe nabijheid van god kon vertoeven.
De legende werd al genoemd in de oudste bronnen over het leven van Mohammed, afkomstig van Ibn Sa'd, Ibn Ishaq en Tabara. Later werd dit echter weer herroepen, en werden de godinnen een verzinsel van de gelovigen en hun voorouders genoemd. Niet Gabriël maar de duivel Satan zou verantwoordelijk zijn geweest voor de eerdere tekst. Daarom worden deze verzen wel aangeduid als duivelsverzen; deze benaming zelf is waarschijnlijk toe te schrijven aan latere westerse onderzoekers. In de plaats van de legendarische tekst vermeldt de soera nu: "Zou Allah dochters hebben, en de mensen (Qurashiten) zonen? Dat zou een onrechtvaardige verdeling zijn." Deze uitspraak verwijst naar de schande die het is voor Arabieren om dochters te krijgen.
De West-Semitische of Hebreeuwse Asjera of Athirat vervulde al duizend tot tweeduizend jaar eerder dezelfde bemiddelende rol als Al-Ilat; Athirat werd ook Elat (godin) genoemd, de Fenicische spelling van Al-Ilat. Dezelfde bemiddelende functie is tot op deze dag gehandhaafd voor vele katholieken, die zich in hun gebeden voor bepaalde vragen liever tot Maria richten.


Alma Mater. Priesteres bij de Romeinen, die een rol speelde in de inwijding in het seksuele mysterie. Walker vermeldt dat haar naam is afgeleid van een naam voor de maangodin in het Midden-Oosten, Al-Mah. De vrouwen die in haar tempel dienden, werden almah genoemd. Met deze term wordt ook naar de maagd Maria verwezen.


Al-Oezza, omgeven door de sterrenbeelden van de dierenriem. Al Oeza. Arabische godin, ondermeer vereerd door de Nabateeërs in Petra. Haar verering in Mekka is bekend uit vroeg-islamitische geschriften. Verder werd ze vereerd in Nakhla. Ook Al Oezza, Al Uzza, Al-'Uzza, Al-'Ozza, Han Uzzai. Haar naam wordt vertaald als 'Machtige'. Zij was de stammoeder van de Koresjieten (Quraysh), de stam waaruit de profeet Mohammed afkomstig was. Ze was een van de godinnen die in Mekka in de kaaba werd vereerd, met Alilat en Manaat.
Mohammed zou 350 godenbeelden uit de tempel hebben verwijderd alvorens hem te reinigen. De goden en rituelen in de tempel zouden betekenis hebben voor de verering van hemellichamen en hun functie in het kalenderjaar. Al-Uzza werd door de Natabeeërs ondermeer afgebeeld omgeven door de sterrenbeelden van dierenriem. Op deze manier werden ook bijvoorbeeld de Akkadische Isjtar of de Egyptische hemelgodin Noet afgebeeld. Isjtar was de planeet Venus.
In oude moslimgeschriften wordt vermeld dat Mohammed aanvankelijk zelf een dienaar van Al-Uzza was. In de oude traditie van verhalen rond Mohammed wordt vermeld dat hij een schaap aan haar offerde. De eerste oom van Mohammed heette Abdul Uzza, Dienaar van Uzza. Deze oom werd opgevoerd als tegenstander van Mohammeds islamisering. In een vroege soera werd vermeld dat hij om deze reden in een vuur geworpen zou worden; daarom werd zijn naam Abu Lahab, 'vader van de vlam'. Het verhaal bevat herinneringen aan het bestaan van een mensenoffer. In de bijbel komt een identiek verhaal voor over de zonen van Elisheba en Aäron, Nadab, de eerstgeboren zoon, en Abihu. De jongens maakten een fout tijdens het offer, en 'brachten een vreemd vuur, dat hij verboden had', waarop de kinderen werden verteerd door het vuur dat uitging van de heer. (Lev.10:1). Oezza als graangodin.
Ook elders in de bijbel is de naam Uzza in verband te brengen met een offer bij het vaststellen van een plaats voor de tempel van Jeruzalem. Toen de wet (de ark des verbonds) in processie naar de plaats voor de nieuwe tempel werd gebracht, trachtte Uzza, die met zijn broer Abiu of Abihud de wagen geleidde, op de dorsvloer van Kidon de ark op te vangen toen de ossen die de wagen trokken uitgleden. De heer doodde in zijn woede Uzza onmiddellijk. Sindsdien heette de plaats Peres-Uzza. Zowel de broer van Nadab als die van Uzza heette overigens Abihu. De feestelijkheden van die dag werden begeleid door muziekinstrumenten die vooral typerend zijn voor de orgiastische eredienst voor Cybele en Dionysos; citers, harpen, tamboerijnen, sistrums, cimbalen en trompetten. Uzza was een Syrische of Arabische variant van Cybele. Het bijbelverhaal herinnert misschien aan een jaarlijkse processie die betrekking had op de jaarlijkse cycli en de vruchtbaarheid. De Griekse Hera werd eveneens geëerd met een dergelijke processie; ook in haar eredienst is sprake van het overlijden van twee jongens die haar wagen trokken, Kleobis en Biton. Hera's processie had een aandeel in de viering de jaarlijkse hiëros gamos, het heilige huwelijk van de godin met Zeus.
Zoals Uzza werd geassocieerd met de 'tuin van Uzza', waar de koningen Manasse en Amon begraven waren, werd Hera geassocieerd met de tuin der Hesperiden, de tuin in het westen van de aarde, die een rol vervulde in de toegang het rijk der doden. Een andere Griekse traditie die kan worden vergeleken met de oude Arabische religie waarin de vruchtbaarheid en het kalenderjaar centraal stonden was het mysterie van Eleusis, voor de godinnen Demeter en haar dochter, de maagd Kore, en een kind, vaak Dionysos.
Dionysos was als Dushara de metgezel van Uzza, of van Allat; de godinnen worden volgens sommige bronnen met elkaar geïdentificeerd, maar ook worden ze wel op grond van verschillende aspecten als afzonderlijke godinnen opgevat. Allat wordt soms ook als moeder van Dushara genoemd. Dionysos' moeder Semele werd door vlammen verteerd, wat haar verwantschap met Uzza laat zien, en ook de relatie tussen de Griekse religie en die in Syrië en Noord-Arabië.
In de joodse overlevering komt een engel Uzza voor. Deze rebelleerde tegen Jahwe. Aan Eva leerde hij geheime kracht.
In de bijbel wordt explicieter van het kinderoffer melding gemaakt in verband met het gebod van het offer van de eerstgeboren, en het offeren van de kinderen aan het vuur. Dit betreft de tophet, een offerplaats van vuur, waar nog overblijfselen van zijn aangetroffen in het Punische Carthago, ter ere van Tanit en Baäl Hammon. Ook het tonen van de pasgeborenen aan het haardvuur, zoals bij de Grieken aan Hestia, heeft verwantschap met dit offer. Hestia heette bij de Skythen Tabiti, een naam die mogelijk verwant is aan het woord tophet. Herinneringen aan een mensenoffer komen meestal in de bijbel of bij de islam alleen nog in een bedekte of mythische vorm voor. In het hindoeïsme is het gebruik echter nog lang voortgezet.
Uzza werd in Mekka geassocieerd met de duif en de gazelle. 'Gazelle' is ook de vertaling van de naam van de bijbelse Tabitha, die werd geassocieerd met een wederopstandingsritueel in de stad Joppe, de stad van ondermeer Derketo.
In Arbela vatte Assurbanipal haar op als een krijgsgodin. Ze was gewapend met pijl en boog. Op munten uit Zidon staat ze op de boeg van galeischepen. Ze wijst voorwaarts, alsof ze de richting aangeeft. In Zidon werd Uzza geassocieerd met de maan.
Vanwege Uzza's pijl en boog, en vanwege het feit dat vele dieren aan haar waren gewijd, kan ze ook worden geassocieerd met de Griekse Artemis, de jachtgodin en Vrouwe der Dieren. Ook Artemis' Aziatische alter ego Iphigeneia is verwant aan Uzza. Via Iphigeneia is ook een relatie zichtbaar tussen Anahita vereerd aan de Zwarte Zee en Uzza.
Een andere context waarin Uzza nog werd genoemd is de paleiselijke 'Tuin van Uzza', waarin de koningen Manasseh en zijn zoon Amon werden begraven. Zij vereerden Asjera en Baäl. Van Manasseh werd gezegd dat hij zijn zoon door het vuur had geofferd. Misschien is de tuin van Uzza verwant aan de tuin van Asjera, de bijbelse Hof van Eden of de tuin van de Griekse Hesperiden.

Ogenidool uit Uzza's Tempel van de Gevleugelde Leeuwen in PetraIn Petra werd in de tempel van Uzza, de Tempel van de Gevleugelde Leeuwen, een beeld gevonden dat bekend staat als 'ogenidool'.
In het oude Arabia kwamen theofore namen veel voor. Ook Allat en Manat zijn godinnennamen die door mensen werden gedragen. Met het geven van de naam van een god stond iemand onder bescherming van de betreffende god. Met de naam hoopten de ouders het kind een bepaalde richting te geven.
Het heiligdom van Al-Uzza in Mekka heette Suquam. Hier werd zij vereerd in de gedaante van een zwarte steen. Drie acacia's vormden haar troon, maar de godin woonde zelf in een boom.
Soera 53:19-23 zou volgens vroege overleveringen van ondermeerIbn Ishaq hebben vermeld dat de godinnen werden vereerd als bemiddelaar tussen de mens en god, maar dit werd later herroepen, en hun verering verboden. Volgens de legende was de eerste tekst Mohammed door de duivel ingegeven. Uit de Soera kan worden geconcludeerd dat de drie godinnen de zelfde functie hadden die bekend was van andere, eerdere godinnen uit de Syrisch-Arabische regio. De Fenicische Asjera fungeerde als bemiddelaar voor de mensen met haar echtgenoot El. Mensen die gunsten van deze god verlangden, stelden hun vragen aan Asjera en vroegen haar voorspraak. Zij was de enige die rechtstreeks met de grote god kon communiceren. In het Katholicisme vervult de maagd Maria voor vele gelovigen dezelfde rol.

Misschien is de naam Uzza verwant aan de Griekse en Indiase naam van de dageraadgodin, respectievelijk Eos en Ushas. De morgenster (Venus) werd gewoonlijk opgevat als de aankondiger van de dag.


Alpan. 'Geschenk', 'gegeven', 'offer', 'vreugde'. Etruskische of oud-Italische godin. Ook Alpanu, Apanu of Alpnu. Alpan werd meestal naakt uitgebeeld. Ze had betekenis voor de liefde en seksualiteit, maar stond ook in verband met de onderwereld. Ze is een van de Lasa, de vrouwelijke beschermsters van de graven die behoorden tot het gezelschap van Turan, de Etruskische Aphrodite. Misschien is ze te vergelijken met de Griekse Harmonia of de Romeinse Concordia.


Althea. Ook Althaia of Altheia. Griekse godin.
Althea's moeder was Eurythemis, haar vader Thestius. Thestius werd als Thespias ook wel vader van de Thespiaden of Heliconiden. Haar kinderen zijn onder andere Deianira, de echtgenote van Hercules, Meleager, een geliefde van Atalanta, Toxeus en Gorge. Hun vader was Oenus, de koning van Kalydon, hoewel de geruchten de ronde gingen dat de werkelijke vader van Deianira de wijngod Dionysos was ('Oenus' betekent eveneens wijn), terwijl de echte vader van Meleager de oorlogsgod Ares was, de minnaar van Aphrodite. Deianira had zelf ook kenmerken van een oorlogsgodin; zij mende een strijdwagen en vocht in oorlogen.
Althea ontving van de schikgodinnen, de Moiren, een houten blok; zolang ze dit bewaarde zou haar zoon Meleager niets overkomen. Tijdens haar zwangerschap van Meleager at Althea olijfbladeren, de heilige boom van Athene. Bij de geboorte van het kind kwamen ook de olijfbladeren onverteerd tevoorschijn.
Toen Meleager op een dag Althea's broers doodde vanwege een meningsverschil over de prijs die Atalanta zou toebehoren voor het verwonden van het Kalydonische everzwijn, was ze zo geschokt dat ze het blok in het haardvuur wierp, waarop Meleager verzwakte en kon worden overwonnen in de strijd. Ook was er wel sprake van een pop in plaats van een houtblok. Een Etruskische spiegel toont Meleager en Atalanta terwijl hun lot onafwendbaar wordt bekrachtigd door Athrpa, de Etruskische Atropos, een van de Moiren.
Althea's zoon Toxeus werd door Oeneus gedood toen hij over de gracht sprong, die een onderdeel van de verdedigingswerken van de stad waren. Een variant van deze mythe keert terug in de Romeinse mythologie, waar Remus over de stadsmuur sprong en hierom door zijn broer Romulus werd gedood.
Altheia's naam probeert men wel in verband te brengen met althein, 'genezen'. 'Althea' is een plantennaam, familie van het kaasjeskruid, in het Nederlands malve of heemst geheten. Er wordt een geneeskrachtige werking aan toegeschreven; met name wordt er een hoestdrank van gemaakt.







home: www.nissaba.nl/godinnen